Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
- medeplegen van het voorbereiden of het bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij moest vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit (
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III (
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot munitie van categorie III (
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een wapen van categorie II (
- handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (
- het onder 1 tenlastegelegde, bewezenverklaarde en kwalificatie, alsmede de kwalificatie van het onder 3 bewezenverklaarde, verbeterd zal lezen, zoals hierna te melden,
- de gronden waarop het vonnis berust zal verbeteren en aanvullen.
bereiden, bewerken, vervaardigen, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen’, kennelijk abusievelijk ‘het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet’ heeft opgenomen in de tenlastelegging, nu dit (blijkens artikel 10a, eerste lid van de Opiumwet) ‘het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet’ dient te zijn. Het hof beschouwt dit als een kennelijke verschrijving en zal daarom de tenlastelegging en de bewezenverklaring onder feit 1 dienovereenkomstig verbeteren en verbeterd lezen.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof d.d. 4 april 2025, voor zover inhoudende:
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof d.d. 4 april 2025, voor zover inhoudende:
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
26 (zesentwintig) maanden;
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
geldboetevan
€ 15.000,00 (vijftienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
110 (honderdtien) dagen hechtenis;