De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan.
De moeder verzet zich uitdrukkelijk tegen de beëindiging van het ouderlijk gezag. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen. Het door de moeder gevoerde verweer is niet dan wel onvoldoende meegewogen in de beoordeling van het verzoek van de raad tot gezagsbeëindiging.
De moeder is rond haar vierde gediagnostiseerd met PDD-NOS en ADHD. Dit maakt het voor de moeder extra lastig om met bepaalde dingen om te gaan. Haar symptomen zijn gedurende haar hele leven onderdrukt met medicatie in plaats van behandeld. De neurodiversiteit van de moeder maakt niet dat er iets ‘mis’ met haar is of dat dit haar belemmert in het ouderschap. Het vraagt alleen om een andere benadering. De hulpverlening die haar eerder geboden werd sloot niet aan op haar behoefte.
Momenteel heeft de moeder hulp gevonden bij [instantie] . [instantie] is samen met de moeder bezig met het verkrijgen van urgentie voor een woning en ambulante (woon-)begeleiding. Doordat de moeder tot nu toe nooit passende hulp heeft gehad heeft zij nooit de kans gehad de moeder voor [minderjarige] en [zoon] te zijn waarvan zij weet dat ze die kan zijn. Door de gezagsbeëindiging is de kans van de moeder op een gezinsleven met [minderjarige] verkeken. Hoewel de moeder erkent dat zij op dit moment nog te weinig stabiliteit heeft, is het nu te vroeg om de deur definitief te sluiten. De moeder is nu stappen aan het zetten en in de toekomst kan pas bekeken worden of de moeder voor [minderjarige] kan zorgen.
Daarnaast heeft de moeder een traumatisch verleden met huiselijk geweld door haar ouders, die nu de pleegouders van [minderjarige] zijn. Ook is zij op een ongewenste manier aangeraakt door de pleegvader. De relatie met de pleegouders is grillig en de moeder is met hulpverlening bezig om haar trauma’s te verwerken. Toen de moeder achttien werd, wilden haar ouders haar zo snel mogelijk uit huis hebben. Zij was op dat moment zwanger van [minderjarige] . De moeder heeft toen op verschillende plekken gewoond en toen [minderjarige] acht maanden oud was is zij uit huis geplaatst bij de pleegouders.
[minderjarige] verblijft nu dus bij de pleegouders terwijl de moeder daar zelf onveilig is opgegroeid. De moeder kan niet bewijzen dat zij in het verleden is mishandeld maar er heeft ook geen gedegen onderzoek plaatsgehad.
De moeder zou uiteindelijk, met moeite en verdriet, kunnen accepteren dat [minderjarige] niet bij haar zal opgroeien, maar zij kan niet accepteren dat zij bij deze pleegouders zal opgroeien. Het is er niet veilig voor [minderjarige] en de zorg over de veiligheid van [minderjarige] is zowel door de GI als ook door de raad niet serieus genomen. De moeder erkent dat een wisseling van pleeggezin ingrijpend voor [minderjarige] zal zijn, maar opgroeien in een onveilige omgeving beschadigt [minderjarige] nog meer.
Na een gezagsbeëindiging krijgt de moeder alleen een rol op afstand. De afstand zal bij deze plaatsing steeds groter worden en het contact zal steeds verder worden beperkt. Dat is al gebleken nu men het contact tussen de moeder en [minderjarige] wil verplaatsen omdat [minderjarige] sinds kort naar school gaat maar er dan geen ruimte meer was om het contact tussen haar en [minderjarige] te begeleiden. Hierdoor heeft de moeder [minderjarige] op 10 januari 2025 voor het laatst gezien. Dat is in strijd met het belang van [minderjarige] en is precies waar de moeder bang voor was ten tijde van de beslissing van de kinderrechter om het gezag te beëindigen
[minderjarige] heeft last van de moeizame verhouding tussen de moeder en de pleegouders. Het beëindigen van het gezag maakt dit echter niet anders. Het plaatsen van [minderjarige] in een ander veilig pleeggezin, maakt dit op termijn wel anders.
De beoordeling of de aanvaardbare termijn is verstreken is maatwerk. Er moet een afweging gemaakt worden tussen de belangen van het kind en die van de ouder. Alleen tijdsverloop is onvoldoende. De raad heeft niet gemotiveerd waarom de aanvaardbare termijn verstreken zou zijn en waar dit uit blijkt. De moeder verwijst in dit verband naar de jurisprudentie van het Europese Hof van de rechten van de mens (EHRM) (Strand-Lobben en Moldavië) en daarnaast nog naar een uitspraak van Hof Amsterdam van 5 september 2017 en een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 29 april 2021.
De moeder heeft onvoldoende passende hulp gehad om tot positieve ontwikkelingen te kunnen komen, waardoor het te vroeg is om te oordelen dat het perspectief van [minderjarige] definitief bij de pleegouders ligt. Het ligt op de weg van de GI en de raad om nader te onderzoeken of en in hoeverre, dan wel onder welke voorwaarden de moeder binnen een voor [minderjarige] aanvaardbare termijn toch in staat is voor haar de verantwoordelijkheid te dragen. Terugplaatsing bij de moeder moet het uitgangspunt zijn. Beëindiging van het gezag is de meest verstrekkende kinderbeschermingsmaatregel en daartoe bestaat in dit geval geen noodzaak.