ECLI:NL:GHSHE:2025:1297

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
20-000274-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van ambtsgeheim en computervredebreuk door belastingambtenaar

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, een belastingambtenaar, werd beschuldigd van computervredebreuk en het schenden van haar ambtsgeheim. De feiten betroffen het opzettelijk en wederrechtelijk binnendringen in geautomatiseerde systemen van de Belastingdienst en het delen van vertrouwelijke informatie met haar broer. De verdachte had op verschillende data, waaronder 10 mei 2021 en 3 februari 2022, informatie geraadpleegd die niet relevant was voor haar functie en deze gedeeld met haar broer, wat in strijd was met de geheimhoudingsplicht die op haar rustte. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en vernietigde het eerdere vonnis van de politierechter. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof hield rekening met de gevolgen die de verdachte al had ondervonden door het verlies van haar functie bij de Belastingdienst.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000274-24
Uitspraak : 10 april 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 19 januari 2024, in de strafzaak met parketnummer 82-323541-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te Eindhoven op [geboortedag] 1993,
wonende te [adres verdachte] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de eerder aan de verdachte uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd en:
  • de verdachte vrijgesproken van de onder 1 (impliciet cumulatief) tenlastegelegde computervredebreuk op 30 december 2021 en 3 februari 2022;
  • de verdachte vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde schenden van het ambtsgeheim.
De politierechter heeft de verdachte vervolgens ter zake van ‘computervredebreuk’
(feit 1, pleegdata 10 mei 2021) veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van 6 maanden.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft te kennen gegeven te berusten in de vrijspraak van de onder 1 impliciet cumulatief tenlastegelegde computervredebreuk op 30 december 2021, en gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde (pleegdata 10 maart 2021 [
het hof begrijpt: 10 mei 2021] en 3 februari 2022) en het onder 2 tenlastegelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis.
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen omdat het tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 mei 2021 tot en met 3 februari 2022 te Eindhoven, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk, in één of meer (delen van) geautomatiseerde werken, te weten één of meer (delen van) servers van de Belastingdienst, is binnengedrongen met behulp van één of meer valse sleutels, namelijk door (telkens) (onbevoegd) gebruik te maken van een gebruikersnaam en/of wachtwoord, en/of door zich (telkens) met een gebruikersnaam en/of wachtwoord toegang te verschaffen tot de systemen, met een ander doel dan waarvoor haar die gebruikersnaam en/of dat wachtwoord ter beschikking stonden en waarvoor haar die toegang was toegestaan, zij heeft namelijk:
- op 10 mei 2021 in ‘Beheer van Relaties’ de inschrijvingen op het adres [adres] geraadpleegd, en/of
- op 30 december 2021 in ‘Klantbeeld’ gegevens geraadpleegd van [bedrijf] VOF, en/of
- op 3 februari 2022 in ‘Klantbeeld’ en/of ‘OB-lokaal’ en/of ‘Klantrelatie Beheer’ gegevens geraadpleegd van de indiening van een aangifte omzetbelasting van [bedrijf] VOF.
2.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 mei 2021 tot en met 3 februari 2022 te Eindhoven, althans in Nederland, (telkens) een geheim, waarvan zij wist dat zij uit hoofde van haar ambt (namelijk het ambt van belastingambtenaar) en/of wettelijk voorschrift (namelijk artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen) verplicht was het te bewaren, opzettelijk heeft geschonden door (telkens) in één of meer Belastingdienstsystemen (vertrouwelijke) informatie te bevragen en door (telkens) (vertrouwelijke) informatie aan een daartoe niet-gerechtigde persoon, te verstrekken, namelijk door:
- op 11 mei 2021 informatie afkomstig uit ‘Beheer van Relaties’ omtrent de ingeschreven personen op het woonadres [adres] , en/of
- op 3 februari 2022 informatie afkomstig uit ‘Klantbeeld’ en/of ‘OB-lokaal’ van een aangifte omzetbelasting van [bedrijf] VOF
aan [betrokkene 1] te verstrekken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Partiële vrijspraak feit 1 (pleegdatum 30 december 2021)
Het hof zal de verdachte vrijspreken van de onder 1 impliciet cumulatief tenlastegelegde computervredebreuk op 30 december 2021 nu het wettige bewijs daarvoor ontbreekt. Uit het dossier blijkt slechts op grond van loggingsgegevens dat door middel van het account dat wordt toegeschreven aan de verdachte op 30 december 2021 in ‘Klantbeeld’ informatie is opgezocht van [bedrijf] en de verdachte heeft dienaangaande bij de politie verklaard zich dit niet te kunnen herinneren. Omdat hierover overigens in het dossier niets is aangetroffen, kan onvoldoende worden vastgesteld in welke context dit is gebeurd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
zij in de periode van 10 mei 2021 tot en met 3 februari 2022 te Eindhoven, telkens opzettelijk en wederrechtelijk, in één of meer (delen van) geautomatiseerde werken, te weten één of meer (delen van) servers van de Belastingdienst, is binnengedrongen met behulp van een valse sleutel, namelijk door zich met een gebruikersnaam en wachtwoord toegang te verschaffen tot de systemen, met een ander doel dan waarvoor haar die gebruikersnaam en dat wachtwoord ter beschikking stonden en waarvoor haar die toegang was toegestaan, zij heeft namelijk:
- op 10 mei 2021 in ‘Beheer van Relaties’ de inschrijvingen op het adres [adres] geraadpleegd, en
- op 3 februari 2022 in ‘Klantbeeld’ en/of ‘OB-lokaal’ en/of ‘Klantrelatie Beheer’ gegevens geraadpleegd van de indiening van een aangifte omzetbelasting van [bedrijf] VOF.
2.
zij in de periode van 11 mei 2021 tot en met 3 februari 2022 te Eindhoven, telkens een geheim, waarvan zij wist dat zij uit hoofde van haar ambt (namelijk het ambt van belastingambtenaar) en/of wettelijk voorschrift (namelijk artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen) verplicht was het te bewaren, opzettelijk heeft geschonden door (telkens) in één of meer Belastingdienstsystemen (vertrouwelijke) informatie te bevragen en door (telkens) (vertrouwelijke) informatie aan een daartoe niet-gerechtigde persoon, te verstrekken, namelijk door:
- op 11 mei 2021 informatie afkomstig uit ‘Beheer van Relaties’ omtrent de ingeschreven personen op het woonadres [adres] , en/of
- op 3 februari 2022 informatie afkomstig uit ‘Klantbeeld’ van een aangifte omzetbelasting van [bedrijf] VOF
aan [betrokkene 1] te verstrekken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer van dit hof d.d. 27 maart 2025, voor zover inhoudende:
Op vragen van de voorzitter verklaart de verdachte als volgt.
U houdt mij voor dat mij is tenlastegelegd dat ik informatie of gegevens zou hebben geraadpleegd terwijl dat niet mocht en dat ik die gegevens vervolgens met een ander heb gedeeld terwijl ik die gegevens niet mocht delen. U vraagt mij of het klopt dat ik de feitelijke gedragingen zoals deze door de politierechter zijn bewezenverklaard – dus het raadplegen van de gegevens en het delen van die gegevens – heb verricht. Ik zeg u hierop dat dit klopt.
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch d.d. 19 januari 2024, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Het is juist dat ik bij de Belastingdienst heb gewerkt. (…) U houdt mij tevens voor dat ik daarover als verdachte ben gehoord en dat ik heb toegegeven dat ik de zoekopdrachten heb uitgevoerd. (…) U vraagt mij waar nu precies de pijn zit voor mij aangezien (…) ik de feitelijke gang van zaken eigenlijk niet betwist.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 maart 2023 (AMB-002), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :

[dossierpagina 20]

Verdachte is [datum 1] in vaste dienst aangesteld als ambtenaar bij de Belastingdienst / Klantinteractie & Services met als standplaats Eindhoven. Sinds [datum 2] is zij als behandelfunctionaris voor de omzetbelasting actief bij Belastingdienst MKB (Midden- en Kleinbedrijf).
Op [datum 3] heeft verdachte de ambtsbelofte afgelegd. In het verslag van beëdiging valt te lezen wat verdachte bij haar indiensttreding feitelijk heeft beloofd. Een van de elementen uit de afgelegde belofte is:
"Ik beloof dat ik plichtsgetrouw en nauwgezet de mij opgedragen taken zal vervullen en zaken die mij uit hoofde van mijn functie vertrouwelijk ter kennis komen of waarvan ik het vertrouwelijke karakter moet inzien, geheim zal houden voor anderen dan die personen aan wie ik ambtshalve tot mededeling verplicht ben”
Elke keer als een medewerker van de Belastingdienst inlogt op zijn of haar van rijkswege verstrekte computer verschijnt er in relatie tot de fiscale geheimhouding ex artikel 67 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen de volgende waarschuwing in beeld:
“Waarschuwing! Gebruik is alleen toegestaan voor geautoriseerde, expliciet door de organisatie vastgestelde doeleinden. Gebruik wordt gelogd, misbruik wordt gestraft.”

[dossierpagina 21]

Op alle medewerkers van de Belastingdienst is de Gedragscode Integriteit Rijk van toepassing (hierna ook: de Gedragscode). De Gedragscode geldt voor de rijksoverheid (waar de Belastingdienst onderdeel van uitmaakt) als een minimumkader voor integer handelen.
In de gedragscode is een paragraaf opgenomen met betrekking tot het zorgvuldig omgaan met informatie.
- “Deel informatie voor zover je die hoort te delen.”
- “Bewaak de vertrouwelijkheid van informatie.”
- “Gebruik doelgebonden informatie alleen voor het doel waarvoor die is verstrekt.”
In het dossier heb ik als DOC-015 de brochure "Een integere Belastingdienst - Basiswaarden, regels en procedures" gevoegd (hierna ook: de brochure). De brochure bevat een aanvulling op de hierboven genoemde Gedragscode Integriteit Rijk (DOC-014) vanuit het Ministerie van Financiën, met een aantal specifieke kernwaarden en normen. Een van de thema's waaraan aandacht wordt besteed is het omgaan met (voor)kennis en vertrouwelijke en gevoelige informatie. Met betrekking tot de geheimhoudingsplicht wordt onder meer gesteld dat:
- “Als belastingdienstmedewerker heb je een geheimhoudingsplicht, die ook blijft gelden als je de Belastingdienst verlaat.”
- “Informatie mag je alleen raadplegen en delen voor zover dat nodig is voor je werk.”
- “Het lekken van vertrouwelijke informatie, anderen daartoe toegang geven, informatie gebruiken voor nevenwerkzaamheden, systemen raadplegen voor privézaken of uit nieuwsgierigheid, ziet de werkgever als een ernstige integriteitsschending.”
Daarnaast wordt in de brochure aandacht besteed aan het inzien van fiscale informatie en het behandelen van dossiers van personen uit de directe omgeving van de desbetreffende ambtenaar, zoals familie, vrienden, kennissen en/of buurtgenoten. In het kader hiervan wordt onder andere gesteld dat:
“Het kan zijn dat je door je werk bij de Belastingdienst te maken krijgt met fiscale informatie of te behandelen posten van personen uit je directe omgeving (familie, vrienden, kennissen, buurtgenoten, directe collega’s). Om de schijn van beïnvloeding en van belangenverstrengeling te voorkomen, is het niet de bedoeling dat je deze posten behandelt en/of de fiscale informatie van deze personen inziet."
4.
Een schriftelijk bescheid, zijnde een verslag van beëdiging van de verdachte d.d. 25 mei 2018 (DOC-009), voor zover inhoudende.
De ambtenaar,
mevrouw [verdachte] ,
geboortedatum [geboortedag] 1993,
met ingang van [datum 1] werkzaam bij de Belastingdienst,
heeft op [datum 4] ten overstaan van de heer A. van der Meer, in de
functie van directeur KI&S en in aanwezigheid van mevrouw M de Vries,
docent
de volgende belofte afgelegd
(…)
Ik beloof dat ik plichtsgetrouw en nauwgezet de mij opgedragen taken zal
vervullen en zaken die mij uit hoofde van mijn functie vertrouwelijk ter
kennis komen of waarvan ik het vertrouwelijke karakter moet inzien,
geheim zal houden voor anderen dan die personen aan wie ik
ambtshalve tot mededeling verplicht ben;
Ik beloof dat ik mij zal gedragen naar de voor de Belastingdienst
geldende basiswaarden geloofwaardigheid, verantwoordelijkheid en
zorgvuldigheid;
Ik beloof dat ik mij verder zal gedragen zoals een goed ambtenaar
betaamt, onkreukbaar en betrouwbaar te zullen zijn en niets zal doen dat
het aanzien van het ambt zal schaden,
welke belofte zij heeft bevestigd met het uitspreken van de woorden:
Dat verklaar en beloof ik.
De ambtenaar,
[handtekening verdachte]
De getuige,
[handtekening getuige]
Namens de staatssecretaris van Financiën, directeur KI&S
[handtekening directeur KI&S]
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 april 2023 (AMB-003), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :

[dossierpagina 23]

Uit het autorisatieoverzicht van [verdachte] (DOC-016) komt naar voren dat zij beschikte over de rol 'Heffer OB E F I'. Uit het overzicht van junior rollen en permissies welk deel uitmaken van de rol Heffer OB E F I (DOC-017) komt naar voren dat [verdachte] geautoriseerd was voor de Belastingdienstsystemen Klantbeeld, Klantrelatiebeheer KRB, en Beheer van Relaties BVR.
6.
Een schriftelijk bescheid, zijnde een overzicht afkomstig uit het Belastingdienstsysteem Beheer van Relaties (BvR) (DOC-011), voor zover inhoudende:
*** BVR *** D19060 - Zoeken persoon via historisch adres
Adres : [adres]
Periode: 09-10-2020 t/m 03-05-2022
Fiscaal nummer [fiscaal nummer betrokkene 1]
Naam: [betrokkene 1]
Geboortedatum: [geboortedatum 1]
M/V/NNP: M
Fiscaal nummer [fiscaal nummer betrokkene 2]
Naam: [betrokkene 2]
Geboortedatum: [geboortedatum 2]
M/V/NNP: V
7.
Een schriftelijk bescheid, zijnde een schriftelijk verslag van een afgetapt telefoongesprek tussen de verdachte en [betrokkene 1] op 8 mei 2021 (DOC-001), voor zover inhoudende:
Beller: [telefoonnummer 1]
Beller NNV [telefoonnummer 1] t.n.v. [verdachte] , [adres verdachte] [
het hof begrijpt hier en hierna telkens: de verdachte]
Gebelde: [telefoonnummer 2]
Naam: [betrokkene 1]
vraagt hoe hij erachter kan komen wie bij hem staat ingeschreven. NNV zegt dat zij het wel kan zien. Afgesproken wordt dat NNV vanavond gaat kijken of ‘zij’ [
het hof begrijpt gelet op de verklaring van de verdachte ter zitting in eerste aanleg: [betrokkene 2] , de ex-partner van [betrokkene 1]] nog staat ingeschreven.
8.
Een schriftelijk bescheid, zijnde een schriftelijk verslag van een afgetapt telefoongesprek tussen de verdachte en [betrokkene 1] op 9 mei 2021 (DOC-002), voor zover inhoudende:
Beller: [telefoonnummer 1]
Beller NNV [telefoonnummer 1] t.n.v. [verdachte] , [adres verdachte] [
het hof begrijpt hier en hierna telkens: de verdachte]
Gebelde: [telefoonnummer 2]
Naam: [betrokkene 1] [
het hof begrijpt hier en hierna telkens: [betrokkene 1]]
NNV gaat morgen kijken op haar werklaptop, want anders moet ze in het weekend inloggen.
[betrokkene 1] vraagt hoe hij erachter kan komen wie bij hem staat ingeschreven. NNV zegt dat zij het wel kan zien. Afgesproken wordt dat NNV vanavond gaat kijken of ‘zij’ [
het hof begrijpt gelet op de verklaring van de verdachte ter zitting in eerste aanleg: [betrokkene 2] , de ex-partner van [betrokkene 1]] nog staat ingeschreven.
9.
Een schriftelijk bescheid, zijnde een schriftelijk verslag van een afgetapt telefoongesprek tussen de verdachte en [betrokkene 1] op 11 mei 2021 (DOC-003), voor zover inhoudende:

[dossierpagina 61]

Beller: [telefoonnummer 2]
Naam: [betrokkene 1] [
het hof begrijpt hier en hierna telkens: [betrokkene 1]]
Gebelde: [telefoonnummer 1]
Naam: NNV7828
Ten name van: [verdachte] , [adres verdachte] [
het hof begrijpt hier en hierna telkens: de verdachte]
[betrokkene 1] : He zusje
NNV: Ik had naar dinges gekeken. Wat je vroeg aan mij, ze heeft zich nog niet uitgeschreven.

[dossierpagina 62]

[betrokkene 1] : Maar als zij zich nou had uitgeschreven, had je dat ook gezien? Ja toch
NNV: zie je binnen vijf (fon) werkdagen ja
NNV: Jij kan dat ook gewoon doen denk ik he, want jij bent de hoofdbewoner.
[betrokkene 1] zegt dat ze (derde persoon) nu bij haar broer verblijft en het niet kan dat hij ( [betrokkene 1] ) haar laat uitschrijven van het adres.
NNV: Ik weet niet he, van 2015 tot 2020 had ze helemaal geen adres dus ja, dus waar maak jij je zorgen om.
10.
Een schriftelijk bescheid, zijnde een schriftelijk verslag van een afgetapt telefoongesprek tussen de verdachte en [betrokkene 1] op 3 februari 2022 (DOC-004), voor zover inhoudende:
Beller: [telefoonnummer 2]
Naam: [betrokkene 1]
Gebelde: [telefoonnummer 1]
Naam: [verdachte]
Ten name van: [verdachte] , [adres verdachte] [
het hof begrijpt hier en hierna telkens: de verdachte]
[verdachte] zegt dat ze [betrokkene 3] heeft voorgesteld dat zij laatste omzetbelasting van [bedrijf] gaan doen.
Gesprek verder over de strenge controles bij banken over ongebruikelijke transacties.
[verdachte] zegt dat ze vandaag in het systeem heeft gekeken en dat daar niks over [betrokkene 1] stond.
[verdachte] : [bedrijf] is toch v.o.f.. Ik log bij vof in en dan kom ik bij jou uit. Dat maakt niks uit. Dat is geen probleem. Ik kan niks in het systeem veranderen of zo hè. Wat er in staat staat er in. Dat kan ik gewoon zien, maar ik kan verder niks aanpassen of zo. Ik kan alleen een verslag opstellen en ik kan zien wat andere collega's als verslag hebben opgesteld. Dat is het enige wat ik kan doen. Dat kan trouwens niemand niet hè, die op mijn afdeling zit. Kan niks veranderen We kunnen alleen gegevens inzien. En dat is het. Snap je? Ik heb gekeken of jij schulden had of wat dan ook. Snap je? En dat heb je allemaal niet, voor de belastingdienst.
[verdachte] zegt dat ze meer in het systeem heeft gekeken waar ze vastleggingen doen en notities maken als er een controle gaat plaatsvinden. [verdachte] zegt dat dat niet het geval is.
11.
Het proces-verbaal van verstrekking gevorderde gegevens ex art. 126nd lid 1 Sv d.d. 22 december 2022 (BOB-001b), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :

[dossierpagina 28]

De BSN’s / RSIN [fiscaal nummer betrokkene 1] , [fiscaal nummer betrokkene 2] en [fiscaal nummer bedrijf] die in de vordering worden genoemd behoren toe aan respectievelijk [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en ' [bedrijf] '. [betrokkene 1] is de broer van verdachte, [betrokkene 2] is de persoon die vermoedelijk op het woonadres van de broer van verdachte stond ingeschreven en VOF [bedrijf] is de onderneming waarvan de broer van verdachte vennoot was.

[dossierpagina 29]

Namens de Belastingdienst is op 15 december 2022 de volgende informatie per e-mail verstrekt: 'Hieronder vind je de output van de query'. [gebruikersnaam verdachte] [
het hof begrijpt hier en hierna gelet op dossierpagina 71, DOC-010: [gebruikersnaam verdachte]] heeft op 3-2-2022 gezocht naar twee BSN’s.
time: 2022-02-03 [
het hof begrijpt: 3 februari 2022] T14:30:00.000+0100
user: [gebruikersnaam verdachte] [
het hof begrijpt: de verdachte]
url:
- https://kta.belastingdienst.nl/kta/zoek?0
- https://kta.belastingdienst.nl/kta/nnp?2&bsn= [bsn 1] &subnummer=01
time: 2022-02-03 [
het hof begrijpt: 3 februari 2022] T15:00:00.000+0100
user: [gebruikersnaam verdachte] [
het hof begrijpt: de verdachte]
url:
- https://kta.belastingdienst.nl
- https://kta.belastingdienst.nl/kta/nnp?2&bsn= [bsn 1] &subnummer=01
- https://kta.belastingdienst.nl/kta/np?2&bsn= [bsn 2] &subnummer=01
- https://krb.belastingdienst.nl/krb/subject?subjectNummer= [bsn 2] &subjectType=NP
Daarnaast leid ik uit de uitgeleverde informatie af dat er op 3 februari 2022 met gebruikersnaam [gebruikersnaam verdachte] , welke toebehoort aan verdachte, wederom in Klantbeeld (KTA) is gezocht naar het RSIN [fiscaal nummer bedrijf] . Daarnaast is op dezelfde dag, 3 februari 2022, in Klantbeeld gekeken naar het BSN [fiscaal nummer betrokkene 1] , dat toebehoort aan [betrokkene 1] , de broer van verdachte. Tevens leid ik uit de uitgeleverde informatie af dat er op 3 februari 2022 ook in de applicatie Klantrelatie Beheer (KRB) is gekeken naar het BSN [fiscaal nummer betrokkene 1] .
12.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 maart 2023 (V01-01), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte:

[dossierpagina 46]

Vraag verbalisanten:
Kunt u in het kort iets verklaren over uw opleidingen en arbeidsverleden?
Antwoord gehoorde:
Ik ben in 2015, januari, bij de Belastingtelefoon gaan werken. (…) . Toen ik alles voor de Belastingtelefoon beheerste heb ik vervolgens intern gesolliciteerd op tweede lijn omzetbelasting voor de Belastingtelefoon, dat was echt fiscaal inhoudelijk.

[dossierpagina 47]

Vraag verbalisanten:
U bent op dit moment werkzaam bij de Belastingdienst, kantoor Eindhoven, als behandelaar omzetbelasting voor het MKB. Wat houden uw werkzaamheden in deze functie globaal in?
Antwoord gehoorde:
Mijn werk voor MKB Eindhoven bestond in eerste instantie uit het doen van de opleiding Omzetbelasting en Formeel recht. Daarna, in 2021, ben ik begonnen met de negatieve suppleties, die feitelijk als een soort bezwaar tegen de eigen aangifte worden gezien.

Vraag verbalisanten:

Welke computersystemen van de Belastingdienst heeft u in uw functie ter beschikking?
Antwoord gehoorde:
Klantbeeld, BvR en KRB.

Vraag verbalisanten:

Wat is uw gebruikersnaam die u gebruikt bij het inloggen op uw Belastingdienstlaptop?
Antwoord gehoorde:
Dat is [gebruikersnaam verdachte] .

Vraag verbalisanten:

Hebt u bij uw indiensttreding bij de Belastingdienst in 2018 de eed of belofte afgelegd?
Antwoord gehoorde:
Ik heb volgens mij de belofte afgelegd,

[dossierpagina 48]

Vraag verbalisanten:
Hoe zou u handelen als u (de onderneming van) iemand in uw werkvoorraad tegenkomt die u kent?
Antwoord gehoorde:
Als ik een bekende tegenkom dan sta ik die af, dan gaat dat naar een andere collega. Je moet even melden dat het een bekende is en dan neem je daar afstand van.

Vraag verbalisanten:

Van hoeveel telefoons maakt u gebruik en wat zijn de bijbehorende telefoonnummers?
Antwoord gehoorde:
Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer 1]

Vraag verbalisanten:

Wat kunt u verklaren over [betrokkene 1] ?
Antwoord gehoorde:
Dat is mijn broer, [betrokkene 1] .

[dossierpagina 49]

Vraag verbalisanten:
Wat was het adres van uw broer [betrokkene 1] voordat hij werd aangehouden?
Antwoord gehoorde:
De [adres] [x] of [y] , dat is in [plaats] .

Vraag verbalisanten:

Was uw broer [betrokkene 1] voor zijn aanhouding ondernemer en zo ja, hoe heette zijn bedrijf?
Antwoord gehoorde:
Hij was ondernemer, zijn bedrijf heette [bedrijf] . Hij had daarbij een compagnon gehad, maar dat bedrijf is volgens mij ontbonden.

Vraag verbalisanten:

Kent u een persoon genaamd [betrokkene 2] ?
Antwoord gehoorde:
Ja, die ken ik. Dat is mijn broers ex.

Vraag verbalisanten:

Wie is de "zij" waarover in het getoonde gesprek (DOC-001) wordt gesproken?
Antwoord gehoorde:
"lk denk [betrokkene 2] , dus de ex van mijn broer [betrokkene 1] ."

Vraag verbalisanten:

Voor welk adres heeft u de ingeschreven personen nagekeken?
Antwoord gehoorde:
Als ik het had nagekeken dan zou het voor mijn broers adres zijn geweest, dus de [adres] .

Vraag verbalisanten:

Hoe kunt u zien wie er op het adres van uw broer staat ingeschreven?
Antwoord gehoorde:
Alleen via BvR.

[dossierpagina 50]

Vraag verbalisanten:
Heeft u gebruik gemaakt van uw werklaptop om de door uw broer gevraagde informatie op te zoeken?
Antwoord gehoorde:
Ja, want ik kan niet op mijn persoonlijke laptop in BvR
13.
Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 april 2023, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige] :

Vraag verbalisanten:

Wat is de functie van [verdachte] binnen uw team en welke werkzaamheden horen daarbij?
Antwoord gehoorde:
[verdachte] is medewerker heffing omzetbelasting, dat betekent dat ze met name OB-negatief, dus negatieve aangiften omzetbelasting beoordeelt. Daarnaast doet ze het beoordelen van positieve suppleties en bezwaarschriften. Het eenvoudige heffingswerk eigenlijk.

Vraag verbalisanten:

Is het voor uw medewerkers, waaronder [verdachte] , toegestaan om informatie inzake de fiscale situatie van eigen familieleden in de computersystemen van de Belastingdienst op te zoeken?
Antwoord gehoorde:
Nee, dat is niet toegestaan. En daarover communiceren met familieleden dus al helemaal niet, dat lijkt me evident. Voor fiscale vragen moeten familieleden de Belastingtelefoon maar bellen. We hebben nu eenmaal regels, je hoort niet in het dossier van je familieleden te gaan kijken. Ik ga er wel vanuit dat [verdachte] dit ook wist. [verdachte] werkte immers ook al heel lang bij de Belastingtelefoon voordat ze bij de omzetbelasting is gaan werken, dus ik kan me niet voorstellen dat ze dit niet geweten heeft. De geheimhouding raakt echt de kernwaarden van je organisatie.

Vraag verbalisanten:

Is het voor uw medewerkers, waaronder [verdachte] , toegestaan om in het Belastingdienstsysteem Beheer van Relaties (BvR) of in enig ander systeem op te zoeken wie er op het woonadres van een familielid staan ingeschreven?
Antwoord gehoorde:
Nee, dat is niet toegestaan. Je wordt hier aangenomen onder bepaalde voorwaarden, waarbij geheimhouding een kernwaarde van de organisatie is, dus ook [verdachte] moet dit weten
Bewijsoverwegingen

Verweren van de verdediging ten aanzien van feit 1 en 2

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Daartoe is – kort weergegeven – het volgende aangevoerd.
  • De feiten en omstandigheden in het zogenaamde Politiemol-arrest wijken af van die in de onderhavige zaak waardoor – zo begrijpt het hof – de overwegingen van de Hoge Raad in dat arrest niet zonder meer op de onderhavige zaak kunnen worden toegepast.
  • De informatie die de verdachte in de verschillende systemen heeft geraadpleegd was onschuldig.
  • Het verband dat wordt gelegd tussen enerzijds de verdachte en anderzijds een criminele organisatie is onterecht, mede gelet op het blanco strafblad en staat van dienst bij de Belastingdienst.
  • De stelling dat de verdachte voor haar broer zou hebben gekeken of een controle zou worden uitgevoerd is onjuist en berust op een onjuiste vertaling van het Turkse woord daarvoor.
  • De informatie die de verdachte met haar broer heeft gedeeld betrof informatie die iedereen mag opvragen en dit betrof ook geen fiscale informatie.
Het hof overweegt als volgt.

Algemene bewijsoverweging

De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bijzondere bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 1 (computervredebreuk)

Juridisch kader
Het hof stelt – bij wijze van juridisch kader – voorop dat voor een bewezenverklaring van computervredebreuk is vereist dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk een geautomatiseerd werk is binnengedrongen. Van binnendringen is in elk geval sprake wanneer een van de in artikel 138ab, eerste lid, onder a tot en met d, van het Wetboek van Strafrecht vermelde wijzen van het verwerven van toegang wordt gebruikt.
Anders dan de raadsman, is het hof van oordeel dat het arrest van de Hoge Raad d.d. 30 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1691) wel degelijk aanknopingspunten biedt in de onderhavige strafzaak. In dit arrest overwoog de Hoge Raad – voor zover hier relevant – als volgt.

“2.4.1

Het hof heeft vastgesteld, kort gezegd, dat de verdachte als politieambtenaar voorafgaand aan de bewezenverklaarde periode een autorisatie heeft verkregen voor toegang tot het beveiligde politiesysteem Blue View, waartoe hij de beschikking had over een gebruikersnaam (zijn dienstnummer) en een wachtwoord. Verder heeft het hof vastgesteld dat die autorisatie aan de verdachte was verstrekt om in het kader van zijn werk als politieambtenaar naspeuringen te verrichten, maar dat de verdachte het systeem vervolgens heeft bevraagd op gegevens over personen zonder dat daarvoor in de uitoefening van zijn politietaak enige aanleiding bestond. Op die manier kreeg de verdachte zonder daartoe bevoegd te zijn inzage in gegevens en nam hij deze gegevens over. Op grond hiervan heeft het hof geoordeeld dat de verdachte zijn autorisatie voor toegang tot het systeem Blue View heeft “misbruikt om informatie/gegevens over criminelen in te zien, deze informatie/gegevens over te nemen en deze informatie/gegevens ook aan deze criminelen te verstrekken”.

2.2.4.2

Het op dit misbruik van die autorisatie gebaseerde oordeel van het hof dat de verdachte met behulp van een “valse sleutel” als bedoeld in artikel 138ab lid 1, onder c, Sr een (deel van een) geautomatiseerd werk wederrechtelijk is binnengedrongen, geeft mede in het licht van de onder 2.3.3 en 2.3.4 weergegeven totstandkomingsgeschiedenis van (het huidige) artikel 138ab Sr niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dat oordeel is ook niet onbegrijpelijk.”

Autorisaties en werkzaamheden van de verdachte
Het hof stelt in de onderhavige zaak vervolgens vast dat de verdachte beschikte over een account met inlognaam ( [gebruikersnaam verdachte] ) en wachtwoord en dat zij op grond van de aan haar account toegekende autorisaties in staat was om de inhoud te raadplegen van verschillende systemen, waaronder Beheer van Relaties (BvR), Klantbeeld (KTA) en Klantrelatie beheer (KRB).
Het hof concludeert dat voormelde autorisaties aan het account van de verdachte zijn toegekend ten behoeve van de uitoefening van haar taken als behandelfunctionaris omzetbelasting MKB en dat deze niet bestemd waren voor privédoeleinden, hetgeen de verdachte moet hebben geweten en naar het oordeel van het hof geen nadere motivering behoeft.
Het hof stelt verder op grond van verdachtes verklaring en op grond van de verklaring van haar teamleider getuige [getuige] , vast dat verdachtes werkzaamheden inhielden, het beoordelen van (hoofdzakelijk negatieve) suppletie-aangiften en bezwaarschriften.
Het hof ziet zich vervolgens – gelet op het vorenstaande – (telkens) voor de vraag gesteld of de verdachte voormelde systemen op de tenlastegelegde data heeft bevraagd in het kader van haar werk/taken als behandelfunctionaris c.q. dat daartoe in dat kader aanleiding bestond.
10 mei 2021 – raadplegen inschrijvingen [adres] in BvR
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte zich op 10 mei 2021 schuldig gemaakt aan computervredebreuk. De verdachte heeft het systeem ‘Beheer van Relaties’ (BvR) bevraagd met betrekking tot de inschrijvingen op het adres [adres] , waar op dat moment haar broer [betrokkene 1] woonde.
Deze informatie werd – zo concludeert het hof op basis van het telefoongesprek tussen verdachte en haar broer op 8 mei 2021 – opgevraagd om te bezien of ‘zij’ (het hof begrijpt gelet op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg: de ex-partner van verdachtes broer, [betrokkene 2] ) nog op zijn adres stond ingeschreven.
Het hof stelt vast dat op geen enkele wijze een aanleiding voor (of noodzaak van) het opvragen van deze gegevens is gebleken bezien tegen de inhoud van de taken die de verdachte uit hoofde van haar functie als belastingfunctionaris moest verrichten. Ook uit het telefoongesprek dat de verdachte op 8 mei 2021 met haar broer voerde – en waarin werd afgesproken dat de verdachte dit zou controleren – blijkt dit niet.
Het hof concludeert op basis van het vorenstaande dan ook dat de verdachte het systeem ‘Beheer van Relaties’ onbevoegd heeft geraadpleegd nu de aan haar account gekoppelde autorisatie niet bestemd was voor gebruik op de wijze waarop de verdachte dit heeft gedaan, zodat sprake is van opzettelijke en wederrechtelijke binnendringing met behulp van een valse sleutel als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, onder c, van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof is van oordeel dat dit binnendringen tevens als ‘wederrechtelijk’ valt aan te merken nu – mede gelet op de waarschuwing die de verdachte bij het opstarten van haar computer te zien kreeg bezien tegen het feit dat zij geen enkele opdracht heeft gekregen via de daartoe geëigende kanalen – dit binnendringen plaatsvond tegen de onmiskenbare wil van de rechthebbende (de Belastingdienst) en het hof (gelet op de inhoud van het telefoongesprek tussen haar en haar broer op 8 mei 2021) de mogelijkheid uitsluit dat de verdachte per ongeluk de gegevens van inschrijvingen op het adres van haar broer heeft geraadpleegd.
3 februari 2022 – raadplegen informatie en controles [bedrijf] in KTA en KRB
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte zich ook op 3 februari 2022 schuldig gemaakt aan computervredebreuk. De verdachte heeft de systemen ‘Klantbeeld’ (KTA) en ‘Klantrelatie beheer’ (KRB) bevraagd en – zo blijkt uit het telefoongesprek dat zij op 3 februari 2022 met haar broer voerde – daarin informatie opgezocht over de [bedrijf] , waarin hij vennoot was.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging dat haar broer deze informatie ook via de Belastingtelefoon had kunnen opvragen. Wat van de juistheid daarvan ook zij, gesteld, noch gebleken is dat er voor de verdachte de noodzaak bestond om – uit hoofde van functie en taken als behandelfunctionaris – deze gegevens te raadplegen, laat staan voor een bekende; haar broer. Dat geldt te meer nu de verdachte de verzoeken van haar broer allemaal heeft afgestemd met haar privételefoon buiten werktijd zonder dat van enige verslaglegging binnen de Belastingdienst is gebleken of hiervan enige verzoek formeel bij de Belastingdienst is binnengekomen.
Het hof concludeert derhalve ook hier dat de verdachte voormelde systemen ‘Klantbeeld’ en ‘Klantrelatiebeheer’ onbevoegd heeft geraadpleegd nu de aan haar account gekoppelde autorisatie niet bestemd was voor gebruik op de wijze waarop de verdachte dit heeft gedaan, zodat sprake is van opzettelijke en wederrechtelijke binnendringing met behulp van een valse sleutel als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, onder c, van het Wetboek van Strafrecht.
Ook deze binnendringing vond naar het oordeel van het hof plaats tegen de onmiskenbare wil van de rechthebbende (de Belastingdienst). Dat de verdachte dit ook wist leidt het hof af uit de door haar afgelegde ambtsbelofte, maar ook uit het feit dat ze bij gelegenheid van haar verhoor heeft verklaard dat ze – als ze in haar werkvoorraad een bekende tegenkomt – deze bekende wordt afgestaan, naar een andere collega gaat en dit moet worden gemeld. Dat de verdachte niet op die wijze heeft gehandeld – ondanks ook de eerder vermelde waarschuwing – en desondanks de informatie gelieerd aan (de VOF van) haar broer heeft geraadpleegd, maakt dat ook deze binnendringing als wederrechtelijk moet worden aangemerkt.
Dat het zou gaan om gegevens die (ook) hadden kunnen worden verkregen door de broer van de verdachte indien hij via de daartoe geëigende kanalen een verzoek bij de Belastingdienst zou hebben ingediend, zoals de verdediging heeft aangevoerd, is daarvoor niet relevant.
Resumé ten aanzien van feit 1
Het hof verwerpt gelet op het vorenstaande het tot vrijspraak van feit 1 strekkende verweer in al zijn onderdelen en komt aldus tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde voor wat betreft de pleegdata 10 mei 2021 en 3 februari 2022.

Bijzondere bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 2 (schending ambtsgeheim)

Juridisch kader
Het hof stelt – bij wijze van juridisch kader – voorop dat uit de wetsgeschiedenis volgt dat het ‘schenden’ van een geheim in de zin van artikel 272 Sr moet worden uitgelegd als het verstrekken van geheime gegevens aan een ander die tot kennisneming daarvan onbevoegd is (HR 7 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:523/527, r.o. 2.5).
Bij de beantwoording van de vraag of daarvan sprake is kan acht worden geslagen op – onder meer – de aard van de informatie, het moment dat de geheimhoudingsplichtige hiervan kennis kreeg en de hoedanigheid waarin deze hiervan kennis kreeg (HR 14 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT2855).
Er kan ook sprake zijn van de schending van een geheim wanneer de informatie niet alleen bij de geheimhouder, maar ook bij andere instanties kan worden verkregen (HR 11 februari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF2343).
Gelet hierop ziet het hof zich (telkens) voor de vraag gesteld of de informatie die door de verdachte met haar broer is gedeeld, heeft te gelden als een ‘geheim’ in de zin van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij uit hoofde van haar ambt (als belastingambtenaar) of wettelijk voorschrift (artikel 67 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen) verplicht was dat geheim te bewaren.
Geheimhoudingsplicht als rijksambtenaar en op grond van artikel 67 AWR
Het hof stelt vast dat de verdachte als medewerker van de belastingdienst (en dus als rijksambtenaar) en op grond van artikel 67 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen verplicht was vertrouwelijke informatie te bewaren.
11 mei 2021 – delen informatie over inschrijvingen met [betrokkene 1]
Het hof stelt vast dat de verdachte informatie over de inschrijvingen op het adres van haar broer aan hem heeft verstrekt. Ook hier is er geen reden op grond waarvan de verdachte daartoe gehouden was in het kader van haar functie of werkzaamheden als behandelfunctionaris. Te meer nu zij ook informatie aan haar broer heeft verstrekt over een derde, namelijk [betrokkene 2] , de ex-partner van zijn broer. Dat diezelfde informatie mogelijk ook via andere instanties zou zijn op te vragen, doet niet af aan het geheime karakter van de informatie.
Ten overvloede merkt het hof daarbij op dat – voor zover in dat kader door de verdediging is gewezen op de uitzonderingsgrond van artikel 67, tweede lid, onder c, van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen – dit berust op een onjuiste lezing van dat artikel. Die uitzondering is immers slechts van toepassing wanneer bekendmaking van de informatie plaatsvindt aan degene op wie de gegevens betrekking hebben én voor zover deze gegevens door of namens hem zijn verstrekt. Hier betrof het echter de informatie over de inschrijving van [betrokkene 2] op het adres van [betrokkene 1] . Het betrof dus informatie die betrekking had op [betrokkene 2] . Bovendien was de informatie ook niet door [betrokkene 1] verstrekt zodat voormelde uitzonderingsgrond niet van toepassing is.
3 februari 2022 – delen informatie over aangifte en controles
Het hof stelt ten slotte vast dat de verdachte informatie aan haar broer heeft verstrekt betreffende de aangifte omzetbelasting van [bedrijf] VOF en omtrent het plaatsvinden van eventuele controles. Wederom concludeert het hof dat hiervoor geen zakelijke reden valt te ontdekken op grond waarvan de verdachte gehouden was die informatie in het kader van haar functie of werkzaamheden als behandelfunctionaris te delen met haar broer. Ook hiervoor geldt dat zij zowel uit hoofde van haar ambt als op grond van een wettelijk voorschrift (artikel 67 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen) gehouden was deze geheimen te bewaren.
De ratio achter artikel 67 AWR (fiscale geheimhoudingsplicht) is dat een belastingplichtige erop moet kunnen vertrouwen dat van de door hem verstrekte informatie, waaronder privé- en anderszins vertrouwelijke gegevens, geen ander gebruik
wordt gemaakt dan voor het uitvoeren van de belastingwetgeving door de Belastingdienst.De fiscale geheimhoudingsplicht verbiedt daarom eenieder datgene wat hem tijdens het werk of in verband daarmee betreffende iemand of iets is gebleken of is meegedeeld, verder bekend te maken dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de belastingwet of invordering van enige rijksbelasting. Nu de verdachte ook hier geen enkele zakelijke reden had op grond waarvan zij de informatie deelde en het delen dus niet ‘noodzakelijk’ kon zijn voor de uitvoering van de belastingwet of invordering van enige rijksbelasting, concludeert het hof ook hier dat zij heeft gehandeld in strijd met haar geheimhoudingsplicht.
Resumé ten aanzien van feit 2
Het hof verwerpt gelet op het vorenstaande het tot vrijspraak van feit 2 strekkende verweer in al zijn onderdelen en komt aldus tot een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde voor wat betreft de pleegdata 11 mei 2021 en 3 februari 2022.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

computervredebreuk, meermalen gepleegd.

Het onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
enig geheim, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft bepleit dat het hof toepassing zal geven aan het in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht bepaalde. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte al ingrijpende gevolgen heeft ervaren door de ontbinding van haar arbeidsovereenkomst bij de belastingdienst. Zij is haar goede baan kwijt en haar leven staat op zijn kop. Gelet hierop dient een harde aanpak van de verdachte in de strafzaak geen enkel doel meer, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen plegen van computervredebreuk (
feit 1) en het meermalen schenden van een geheim dat zij uit hoofde van haar ambt en/of op grond van een wettelijk voorschrift moest bewaren (
feit 2). Door deze feiten te plegen heeft de verdachte de integriteit van beveiligde computersystemen van de Belastingdienst aangetast, heeft zij het vertrouwen van haar werkgever geschonden en heeft ze ook schade toegebracht aan het vertrouwen van de maatschappij in de geheimhoudingsplicht die op ambtenaren rust. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat zij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 januari 2025, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat zij niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is hieromtrent gebleken dat de verdachte – sinds haar arbeidsovereenkomst met de Belastingdienst door de kantonrechter is ontbonden en na kort bij de IND te hebben gewerkt – een uitkering ontvangt op grond van de Ziektewet en dat zij twee kinderen heeft.
Bij de straftoemeting heeft het hof in strafmatigende zin in het bijzonder rekening gehouden met de omstandigheden dat de verdachte reeds verstrekkende gevolgen heeft ervaren door het verlies van haar arbeidsovereenkomst bij de Belastingdienst. Bovendien betreft de informatie die zij heeft geraadpleegd en (vervolgens) heeft gedeeld met haar broer weliswaar geheime informatie, maar is de aard van deze informatie niet zodanig gevoelig dat dit vraagt om oplegging van een forse straf.
In strafverzwarende zin betrekt het hof bij de strafoplegging echter dat de verdachte – ook in hoger beroep – nog steeds niet tot het inzicht lijkt te zijn gekomen dat haar handelen laakbaar is.
Gelet op voormelde omstandigheden acht het hof – met de advocaat-generaal – de oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uur subsidiair 20 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Met oplegging van een deels voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 138ab en 272 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 7 september 2023 onder CJIB-nummer [CJIB-nummer] .
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis;
bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. A.C. Bosch en mr. drs. J.J. Peters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto, griffier,
en op 10 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de Belastingdienst/FIOD, proces-verbaalnummer ZD-01, Onderzoek BIV 21-15, parketnummer 82.323541.22, gesloten d.d. 8 mei 2023 door verbalisant [verbalisant] , opsporingsambtenaar bij de Belastingdienst/FIOD (doorgenummerde digitale dossierpagina’s 1 tot en met 133). Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.