ECLI:NL:GHSHE:2025:1477

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
20-000720-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Limburg inzake nalaten hulp te verlenen bij levensgevaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het nalaten van hulp aan een persoon in levensgevaar. De verdachte was getuige van een aanrijding op 1 november 2021 in Venlo, waarbij een scooter met hoge snelheid door een auto werd aangereden. De verdachte, die als bijrijder in de auto zat, heeft de aanrijding gezien en is vervolgens weggerend zonder hulp te bieden aan het slachtoffer, dat later is overleden. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en geoordeeld dat de verdachte wel degelijk de plicht had om hulp te verlenen, aangezien hij zich bewust was van het levensgevaar waarin het slachtoffer verkeerde. De verdachte is veroordeeld tot een hechtenis van vijf weken, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof heeft de straf gematigd, maar benadrukt dat het nalaten van hulp in deze situatie ernstig wordt gewogen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000720-24
Uitspraak : 27 mei 2025
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 29 februari 2024 in de strafzaak met parketnummer 03-298207-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘als getuige van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin een ander verkeert, nalaten deze die hulp te verlenen of te verschaffen die hij hem, zonder gevaar voor zichzelf of anderen redelijkerwijs te kunnen duchten, verlenen of verschaffen kan, terwijl de dood van de hulpbehoevende volgt’ veroordeeld tot hechtenis voor de duur van 6 weken met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Door de raadsvrouw is vrijspraak bepleit. Daarnaast is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het vonnis waarvan beroep verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 november 2021 in de gemeente Venlo, toen hij, verdachte, getuige was van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin een persoon genaamd [slachtoffer] , verkeerde, heeft nagelaten om hulp te verlenen of te verschaffen aan die [slachtoffer] , terwijl daarbij voor hem, verdachte, redelijkerwijs geen gevaar voor zichzelf of anderen te duchten was, immers heeft hij, verdachte, toen hij zag en/of bemerkte en/of waarnam dat die [slachtoffer] op 1 november 2021
- terwijl die [slachtoffer] , op een scooter zat (die met hoge snelheid reed) door een (personen)auto (eveneens met hoge snelheid) was aangereden en/of (vervolgens)
- vanaf die scooter (met grote snelheid en/of grote kracht) werd gelanceerd, en/of door de lucht vloog en op het wegdek terechtkwam en/of (vervolgens) roerloos op het wegdek bleef liggen,
vervolgens (op 1 november 2021) na deze aanrijding/dit geweldsdelict op de plaats van de aanrijding/het geweldsdelict uit die (personen)auto is gestapt en/of (vervolgens) is weggerend en/of weggelopen en/of die [slachtoffer] ter plaatse heeft achtergelaten,
terwijl de dood van de hulpbehoevende ( [slachtoffer] ) is gevolgd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 november 2021 in de gemeente Venlo, toen hij, verdachte, getuige was van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin een persoon genaamd [slachtoffer] , verkeerde, heeft nagelaten om hulp te verlenen of te verschaffen aan die [slachtoffer] , terwijl daarbij voor hem, verdachte, redelijkerwijs geen gevaar voor zichzelf of anderen te duchten was, immers heeft hij, verdachte, toen hij zag en/of bemerkte en/of waarnam dat die [slachtoffer] op 1 november 2021
- terwijl die [slachtoffer] , op een scooter zat (die met hoge snelheid reed) door een (personen)auto (eveneens met hoge snelheid) was aangereden en/of (vervolgens)
- vanaf die scooter (met grote snelheid en/of grote kracht) werd gelanceerd, en/of door de lucht vloog en op het wegdek terechtkwam en/of (vervolgens) op het wegdek bleef liggen,
vervolgens (op 1 november 2021) na deze aanrijding/dit geweldsdelict op de plaats van de aanrijding/het geweldsdelict uit die (personen)auto is gestapt en (vervolgens) is weggerend en die [slachtoffer] ter plaatse heeft achtergelaten,
terwijl de dood van de hulpbehoevende ( [slachtoffer] ) is gevolgd;
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 2 november 2021 (pagina’s 108-118, digitale pagina’s 43-53, deel 1), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte [verdachte] :
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
Pagina 109
V: [verdachte] , je bent gisteren als verdachte aangehouden. Dit heeft te maken met een aanrijding tussen een auto, een VW Polo met kenteken [kenteken] , en een scooter met hierop twee personen waarvan een persoon ter plaatse is overleden. Deze aanrijding vond plaats op de Burgemeester Gommansstraat in Blerick (het hof begrijpt: in de gemeente Venlo) op maandag 1 november 2021, omstreeks 17:30 uur.
A: Ik ben er die dag bij geweest. Bij de aanrijding. Ik was bijrijder.
Pagina 112
A: Ik heb het allemaal live zien gebeuren.
V: Beschrijf die situatie eens?
A: Die jongens zaten op een motorscooter. Ik had gedacht dat ze zich wel weg zouden maken.
V: Besef je dat er iemand overleden is en zwaar gewond is geraakt?
A: Ik heb het letterlijk gezien hoe het is gebeurd.
2.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 11 november 2021 (pagina’s 119-133, digitale pagina’s 54-67, deel 1), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte:
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
Pagina 125
V: Wat was jullie positie op de weg in de Alberickstraat net voor de aanrijding?
A: Bij de rotonde zei ik nog tegen hem
(het hof begrijpt: de bestuurder, medeverdachte [medeverdachte] , hierna: [medeverdachte] )“doe rustig”. Ik had ook wel gedacht dat die jongens zich weg zouden maken aangezien ze op een motorscooter zaten.
Pagina 126
A: Het enige wat ik weet dat ik iemand gewoon heb zien vliegen.
V: Wie heb je zien vliegen?
A: Weet ik niet. Het is een beeld dat nooit meer weggaat.
V: Werd er door de scooter afgeremd?
A: Ik weet niet of hij had afgeremd. Het ging allemaal veel te snel. Mijn medeverdachte
(het hof begrijpt: [medeverdachte] )heeft ook haast moeten maken omdat die jongens ook echt snel gingen. Ik bedoel hiermee dat hij die jongens ook niet echt kon bijhouden. Ik vraag me ook af, waarom heb je geen helm op.
Pagina 127
V: Hebben de personen op de scooter nog omgekeken naar jullie?
A: Wat ik weet dat het petje van de achterste jongen afvloog. Ik bedoel de jongen die achterop zat, [slachtoffer] (
het hof begrijpt: [slachtoffer]).
V: Hebben jullie oogcontact gehad?
A: Nee. Wat ik kan herinneren dat zijn petje eraf vloog en hij zich omdraaide.
V: Waar ben je heengerend nadat je de auto bent uitgestapt na de aanrijding?
A: Ik ben gewoon zo weggerend.
3.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 1 november 2021 (pagina’s 228-230, digitale pagina’s 63-64, deel 2), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
Ik ben getuige geweest van een aanrijding op de Burgemeester Gommansstraat te Venlo
(het hof begrijpt: de gemeente Venlo).Op maandag 1 november 2021 omstreeks 17.30 uur was ik een rondje aan het lopen met mijn vrouw.
Wij liepen over de Burgemeester Gommansstraat. Op het moment dat wij de Nieuwborgstraat wilden oversteken zag ik vanuit mijn linkerzijde een kleine grijze Volkswagen Polo aan komen rijden. Genoemde auto trok mijn aandacht door het zeer hoge accelererende geluid en het hoog in de toeren al slingerend over de weg rijden. Deze auto was dus rijdende over de Nieuwborgstraat in de richting van de Burgemeester Gommansstraat. Voor deze auto reed een zwarte scooter waarop 2 mannen zaten, die beiden geen helm droegen. De scooter reed dus voor de auto in dezelfde richting. Deze grijze Volkswagen Polo en de scooter reden beiden zo ontzettend hard, voor mijn gevoel ruim 70 kilometer per uur.
Net voor je de kruising op rijdt heb je een verhoging middels een drempel en hoorde
ik de auto wederom hard accelereren en hoorde ik direct erna een klap. Ik zag dat de
grijze Volkswagen Polo auto de zwarte scooter van achteren ramde. Met ramde bedoel ik
dat de auto met de voorzijde in botsing kwam met de achterzijde van de scooter, waarna de scooter volledig gelanceerd werd over de kruising Burgemeester Gommansstraat.
Ik zag dat de twee personen die op de scooter zaten door de lucht vlogen en meters werden gelanceerd. Ik zag dat die twee personen bleven liggen verspreid op het wegdek.
Ik zag dat de grijze auto tot stilstand kwam tegen een boom welke op het middengedeelte
van de weg stond. Ik zag dat de scooter aan de overzijde van de weg ergens terecht kwam, echt 10 meter verderop. De afstand tussen mij en de Volkswagen Polo betrof ongeveer drie meter, waarbij ik goed zicht had op deze auto. Ik zag dat er bijna gelijktijdig twee personen uit deze grijze Polo stapten/kropen. Persoon 2, de bijrijder, is de voor mij bekende [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] nog even terugliep naar de auto en vervolgens hard wegrende over de Nieuwborgstraat.
4.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 1 november 2021 (pagina’s 221-222, digitale pagina’s 61-62, deel 2), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
Op de scooter zag ik dat twee personen zaten. Vlak achter de scooter zag ik dat een grijze Volkswagen Polo hard achter de scooter aan reed. Ik zag dat de twee personen die eerder op de scooter zaten, op de grond lagen. Daarna zag ik dat er twee mannelijke personen uit de Volkswagen stapten. Ik zag dat de bestuurder wegrende in de richting van het centrum van Venlo, via de Burgemeester Gommansstraat. Ik zag ook dat de bijrijder uitstapte en kort naar de slachtoffers op straat keek. Ik zag dat hij wegrende naar de overzijde van de weg en de Nieuwborgstraat.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2021 (pagina’s 201-204, digitale pagina’s 54-57, deel 2) voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op maandag 1 november 2021 omstreeks 17:30 uur ben ik samen met collega [verbalisant 2] naar de Burgemeester Gommansstraat te Blerick gegaan. Ik en collega [verbalisant 2] kwamen omstreeks 17.45 uur aan op de plaats delict.
1 november 2021 te 17.58 uur
Collega’s zijn bezig met het reanimeren van een slachtoffer samen met mensen van de ambulance. Tweede slachtoffer is reeds in de ambulance. Derde slachtoffer wordt per ambulance overgebracht naar Venlo.
1 november 2021 te 18.00 uur
Een slachtoffer is overleden.
1 november 2021 te 18.08 uur
actueel beeld: 1 overleden slachtoffer, 2 gewonden waarvan 1 kritiek.
1. verdachte op de vlucht, betreft bestuurder van de Volkswagen Polo.
1. bijrijder op de vlucht.
6.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 9 februari 2022, nummer 2021.11.08.081, opgemaakt door de NFI-deskundige beeldonderzoek en biometrie ing. D.J. Vrijdag (pagina’s 1-11) met bijlage, voor zover inhoudende als relaas van rapporteur:
Pagina 11
Conclusie
De gemiddelde snelheid van de auto is bepaald over een afstand van ongeveer 46 meter. De grenswaarden voor de snelheid, afgerond op hele km/u, zijn [83, 93] km/u. De werkelijke gemiddelde snelheid zal zich binnen dit interval bevinden.
7.
Een geschrift, te weten een schouwverslag d.d. 1 november 2021 (digitale pagina’s 74-76, deel 2), voor zover inhoudende:
Cliënt: [slachtoffer] , overlijdensdatum 1-11-2021 18.00 uur
Conclusie
Overlijden van een 26-jarige man t.g.v. uitwendig botsend geweld waardoor weefselschade en/of verbloeding.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Door de raadsvrouw is vrijspraak bepleit. Daartoe is op gronden zoals nader verwoord in de pleitnota aangevoerd - kort weergegeven - dat de verdachte zich niet bewust was van het ogenblikkelijke levensgevaar van de heer [slachtoffer] en dat de verdachte is weggerend omdat er in zijn beleving sprake was van te duchten gevaar door de brandende auto.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Artikel 450 van het Wetboek van Strafrecht betreft een algemene bepaling betreffende het verzuim hulp te verlenen aan hulpbehoevenden. De Memorie van Toelichting op deze bepaling vermeldt het volgende:
"De behoefte aan hulp kan in enkele gevallen zoo dringend zijn, dat ieder gehouden is te doen wat hij kan. Hij, die een ander met den dood ziet worstelen en bij magte is hulp te verleenen, is daartoe verpligt. Bij oogenblikkelijken nood moet de burger datgene doen wat de vertegenwoordigers van het openbaar gezag zouden verrigten, indien zij tegenwoordig waren."
Zo wordt de morele plicht tot hulpverlening een rechtsplicht ingeval de ander in levensgevaar verkeert en de burger zonder gevaar voor zichzelf of een ander in staat is hulp te verlenen. Hoewel het delict als een geobjectiveerd strafbaar feit is geformuleerd - want de delictsomschrijving rept niet van opzet of schuld - leidt het delictsbestanddeel 'getuige van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin een ander verkeert' ertoe dat voor strafbaarheid bewustheid van en inzicht in dit gevaar noodzakelijk is. Uitsluitend het nalaten hulp te bieden wordt middels deze bepaling strafbaar gesteld. De rechter hoeft zich niet te buigen over de vraag wat de reden is geweest voor verdachtes verzuim. Maar als die reden is gelegen in het ontbreken van inzicht in het gevaar waarin de ander verkeert is men niet 'getuige van ogenblikkelijk levensgevaar'.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de auto, een grijze Volkswagen Polo, met de verdachte als bijrijder, met hoge snelheid na een achtervolging tegen de scooter aanrijdt waardoor de twee personen op de scooter worden gelanceerd en op het wegdek belanden. De verdachte is uit het voertuig gekomen, heeft naar de slachtoffers gekeken en is vervolgens weggerend. De verdachte moet zich terdege bewust zijn geweest van het ogenblikkelijke levensgevaar waarin het slachtoffer [slachtoffer] verkeerde. De verdachte was als bijrijder van de auto getuige van de aanrijding tussen de auto en de scooter, hij heeft gezien dat de bestuurders van beide voertuigen met hoge snelheid reden, hij heeft gezien dat de bijrijder van de motorscooter geen helm droeg en hij heeft iemand zien vliegen. Gelet op de impact van de aanrijding had de verdachte kunnen en moeten beseffen dat er (ernstig) gewonden waren die hulp nodig hadden. Op de verdachte rustte dan ook de plicht dat hij hulp ging verlenen/verschaffen dan wel hulp van buitenaf zou inschakelen.
Het hof is, in tegenstelling tot de verdediging, van oordeel dat geen sprake is geweest van te duchten gevaar voor de verdachte door de brandende auto. Op het moment dat de verdachte de auto heeft verlaten is immers het gevaar van de brandende auto geweken. Dat in zijn beleving sprake zou zijn van te duchten gevaar volgt het hof evenmin nu uit de verklaring van de getuigen blijkt dat de verdachte terugliep naar de auto, en naar de slachtoffers heeft gekeken en daarna is weggerend.
Het hof verwerpt mitsdien de gevoerde bewijsverweren.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
als getuige van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin een ander verkeert, nalaten deze die hulp te verlenen of te verschaffen die hij hem, zonder gevaar voor zichzelf of anderen redelijkerwijs te kunnen duchten, verlenen of verschaffen kan, terwijl de dood van de hulpbehoevende volgt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De raadsvrouw heeft het hof verzocht om bij oplegging van hechtenis de duur hiervan niet boven het reeds ondergane voorarrest te laten uitgaan.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
De verdachte zat als bijrijder in een personenauto welke – na een achtervolging - met hoge snelheid tegen een scooter aanreed waarbij de twee opzittenden van de scooter zijn afgeslingerd. [slachtoffer] is daarbij om het leven gekomen. De verdachte was getuige van de aanrijding en is weggerend. De verdachte was bij uitstek in de positie om handelend op te treden en hulp te verlenen aan de slachtoffers dan wel om de hulpdiensten te
bellen. Hij had daartoe alle gelegenheid en het hof neemt hem dit nalaten ernstig
kwalijk.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 10 februari 2025, waaruit blijkt dat hij eerder door een strafrechter is veroordeeld. Daaronder bevinden zich evenwel geen veroordelingen voor soortgelijke strafbare feiten.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling en afdoening van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaren nadat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem of haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie strafvervolging zal worden ingesteld.
In de onderhavige zaak is het hof gebleken dat de redelijke termijn in eerste aanleg is overschreden. Tussen de datum van inverzekeringstelling, te weten 2 november 2021, en de datum waarop het vonnis door de eerste rechter is gewezen, zijnde 29 februari 2024 is een periode van 2 jaar en 4 maanden verstreken. De redelijke termijn is daarmee met 4 maanden overschreden. Van bijzondere omstandigheden die de overschrijding van de redelijke termijn rechtvaardigen is het hof niet gebleken en de overschrijding valt niet geheel aan de verdachte toe te rekenen. Er is dan ook sprake van een schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM.
Het hof zal de aan de verdachte op te leggen straf daarom matigen.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een hechtenis voor de duur van 5 weken passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 450 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot hechtenis voor de duur van 5 (vijf) weken;

beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde hechtenis in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. K.J. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.C.J.M. Hillebrandt, griffier,
en op 27 mei 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hiernavolgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – telkens verwezen naar dossierpagina’s van het (digitaal) uit 2 delen bestaande dossier opgebouwd uit een selectie van processen-verbaal en andere geschriften uit het, deels doorgenummerde dossier van politie, onderzoek Lemmer, Districtsrecherche Noord- en Midden- Limburg, proces-verbaalnummer LB1R021111-92 met bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , sluitingsdatum 28 juni 2022, bestaande uit in de wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften, betreffende het voorblad, genummerde dossierpagina’s 1-275 met daarachter ongenummerde dossierpagina’s, digitale dossierpagina’s 1-80 (deel 1) en 1-76 (deel 2) . De inhoud van de processen-verbaal is telkens zakelijk weergegeven.