ECLI:NL:GHSHE:2025:158

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
200.321.111_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contactherstel en statusvoorlichting na veroordeling vader van seksueel misbruik van een van de kinderen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een verzoek van de vader om contactherstel met zijn kinderen na een veroordeling voor seksueel misbruik. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.H. Bouwman, heeft in hoger beroep een verzoek ingediend tegen de moeder, vertegenwoordigd door mr. C.M.M. Mikkers. De Raad voor de Kinderbescherming is betrokken bij de procedure en heeft een rapport opgesteld over de situatie van de kinderen. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 oktober 2024, waar beide ouders hun standpunten hebben toegelicht. De moeder vreest dat contactherstel schadelijk kan zijn voor de kinderen, terwijl de vader stelt dat de kinderen recht hebben om te weten wie hun vader is. Het hof heeft besloten om de beslissing over de contactregeling aan te houden en partijen te verwijzen naar een hulptraject om de mogelijkheden voor contactherstel te onderzoeken. Dit hulptraject zal worden uitgevoerd door Stichting [stichting]. Het hof heeft de Raad verzocht om uiterlijk op 23 januari 2026 een eindrapportage over het hulptraject in te dienen, waarna partijen de gelegenheid krijgen om te reageren. De zaak is aangehouden tot een pro forma datum van 20 februari 2026.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 23 januari 2025
Zaaknummer: 200.321.111/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/379913 / FA RK 22-975
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.H. Bouwman,
tegen
[de moeder],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.M.M. Mikkers.
Deze zaak gaat over de minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige 1] , en
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige 2] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
locatie: [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking van dit hof van 27 juli 2023

Bij beschikking van 27 juli 2023 heeft dit hof iedere verdere beslissing ten aanzien van het verzoek van de vader om contactherstel aangehouden en de raad verzocht inlichtingen in te winnen bij de advocaat van de moeder en, indien mogelijk, bij de moeder over het behandeltraject van [minderjarige 1] en van de moeder en daarvan verslag te doen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de advocaat van de vader.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Bouwman;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Mikkers;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
6.2.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
  • het rapport van de raad van 8 maart 2024, ontvangen op 13 maart 2024;
  • de brief van mr. Bouwman van 8 april 2024;
  • de brief van mr. Mikkers van 8 april 2024;
  • het V6-formulier met bijlagen van mr. Bouwman van 8 oktober 2024;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door mr. Bouwman overgelegde en voorgedragen pleitaantekeningen;
  • het V6-formulier van mr. Mikkers van 29 december 2024;
  • het V6-formulier van mr. Bouwman van 30 december 2024.

7.De verdere beoordeling

7.1.
In het rapport van 8 maart 2024 beschrijft de raad – samengevat – het volgende.
Uit de informatie die de raad heeft ontvangen over de moeder en de kinderen, komt naar voren dat de moeder aan [minderjarige 1] statusvoorlichting heeft gegeven over de vader. Het is niet duidelijk of [minderjarige 2] weet wie zijn vader is. Het is hem niet specifiek verteld, maar mogelijk heeft hij iets opgevangen. Het lijkt op dit moment op school en thuis redelijk goed te gaan met de kinderen. [minderjarige 1] krijgt fysiotherapie. De school benoemt dat de moeder beschermend is voor haar kinderen. De huidige gerechtelijke procedure brengt spanningen met zich mee. De moeder heeft opnieuw hulp gezocht bij een psycholoog om te proberen de stress die zij ervaart te verminderen.
7.2.
In reactie op het rapport voert de vader – samengevat – het volgende aan.
De onderzoeksvraag die het hof stelde in de beschikking van 27 juli 2023 is met het rapport niet volledig beantwoord. Het rapport van de raad biedt ontoereikend inzicht of en in welke mate de therapie van [minderjarige 1] is gericht op behandeling van de gevolgen van de gedragingen van de vader. Ook ontbreekt inhoudelijke informatie over de psychologische begeleiding van [minderjarige 1] , waardoor het onmogelijk is om te beoordelen of het herstel van contact met de vader belastend is voor haar. De behandelaar van [minderjarige 1] adviseerde destijds om contactherstel met de vader te overwegen en op enig moment een plan op te stellen voor statusvoorlichting bij [minderjarige 2] . Het is niet duidelijk hoe de moeder met deze adviezen omgaat en de vader maakt zich hier zorgen over. De moeder is weliswaar op 9 februari 2024 naar eigen zeggen een hulpverleningstraject gestart, maar er is geen enkel inzicht verkregen in de opvoedingssituatie en de ouderrol van de moeder. De moeder informeert de vader ondanks de gemaakte afspraken niet maandelijks over de kinderen. Hij heeft voor het laatst op 4 december 2023 informatie van de moeder ontvangen. De vader handhaaft zijn standpunt dat de kinderen recht hebben om te weten wie de vader is, nu dit een essentieel aspect is van de ontwikkeling van hun identiteit en persoonlijkheid.
7.3.
In reactie op het rapport voert de moeder – samengevat – het volgende aan.
De raad concludeert terecht dat het op dit moment redelijk goed gaat met de kinderen. De basis is echter fragiel. [minderjarige 1] heeft het heel moeilijk gehad in haar jonge leven en de moeder vreest dat de positieve stappen van [minderjarige 1] worden doorbroken als het verzoek van de vader alsnog wordt toegewezen. [minderjarige 2] komt over als een vrolijke jongen, maar hij toont weinig emotie. Zij wil hem een goede en gezonde basis meegeven voor de toekomst. Het is veel te vroeg om enige vorm van contact tussen de vader en de kinderen vast te leggen.
De moeder probeert zonder de hulp van het [instantie 1] de informatie over de kinderen aan de vader te verstrekken. De bedoeling is dat het [instantie 1] niet langer het contact onderhoudt met de vader. Het [instantie 1] biedt nog wel ondersteuning aan de moeder. De moeder benoemt bij de kinderen wie de biologische vader is, met name als de kinderen er vragen over stellen.
7.4.
Tijdens de mondelinge behandeling voert de vader – samengevat – het volgende aan.
De vader heeft zijn behandeltraject van in totaal vier jaar met goed gevolg doorlopen. Hij is daarin steeds open en gemotiveerd geweest. Het terugvalrisico is in het verslag van [instantie 2] ingeschat op een matig tot laag niveau. Dat kan nooit op nihil worden bepaald omdat dergelijke garanties nooit kunnen worden gegeven.
Contactherstel kan op een veilige manier plaatsvinden. De aanwezigheid van een derde kan voor rust zorgen. De vader staat open voor iedere vorm van hulpverlening die daarbij nodig wordt geacht.
Het is niet duidelijk of en op welke wijze statusvoorlichting heeft plaatsgevonden.
Het is onjuist dat de vader op grond van het arrest in de strafrechtelijke procedure gedurende zijn proeftijd van vijf jaar geen contact mag opnemen met de moeder of de kinderen. Deze termijn is bepaald op zolang de reclassering dit, in overleg met jeugdzorg, noodzakelijk acht. Contactherstel kan dus plaatsvinden op basis van een in gezamenlijk overleg met reclassering en jeugdzorg opgesteld veiligheidsplan.
De vader betwist dat sprake is van monocausaliteit tussen de bij [minderjarige 1] vastgestelde PTSS en de gedragingen van de vader.
De vader moet geduld hebben en de moeder tijd geven. De vader heeft echter niet het vertrouwen dat de moeder zelf aan het contactherstel tussen de kinderen en de vader (en zijn ouders) zal meewerken. Zonder de inzet van hulpverlening zal er geen contactherstel volgen, met alle gevolgen voor de kinderen van dien.
7.5.
Tijdens de mondelinge behandeling voert de moeder – samengevat – het volgende aan.
De moeder informeert de vader maandelijks op het daarvoor gecreëerde e-mailadres.
De weg naar contactherstel ligt pas open als wordt vastgesteld dat dit in het belang van de kinderen zal zijn. Daar is echter nog veel onduidelijkheid over.
Met [minderjarige 1] gaat het naar omstandigheden goed, maar niet goed genoeg voor contactherstel met de vader. Zij zal bij contactherstel weer terugvallen in haar herstel.
Voor de moeder is het al een grote stap dat zij naar de mondelinge behandeling van het hof is gekomen. Zij moet echter bij zichzelf nog een breder draagvlak creëren om het contactherstel te kunnen ondersteunen.
De moeder werkt aan de statusvoorlichting. Zij kan de vragen van de kinderen nu nog wel beantwoorden, maar zij zal daar hulp bij nodig hebben als de kinderen ouder worden. [minderjarige 1] is ouder en zij stelt meer vragen dan [minderjarige 2] . [minderjarige 2] is nog niet echt met het onderwerp ‘vader’ bezig.
7.6.
Tijdens de mondelinge behandeling adviseert de raad – samengevat – het volgende.
Vast staat dat er een vorm van statusvoorlichting dient plaats te vinden. Kinderen stellen daarover vragen maar als een kind voelt dat hun moeder het een lastig onderwerp vindt, zullen zij snel stoppen met vragen stellen. Daarom acht de raad professionele hulp nodig. Het mooiste is als een kind zelf kan ervaren wie zijn vader is door contact te hebben, zodat hij zich een eigen beeld kan vormen. In dit geval is sprake van een zeer complexe situatie. Er dient goede professionele hulp te komen voor de statusvoorlichting en psycho-educatie.
De raad heeft zorgen over of in dit in het vrijwillig kader kan worden gerealiseerd. De vader heeft geen gezag en de kinderen staan ook niet onder toezicht. Beide ouders hebben het beste met de kinderen voor, maar de situatie is erg moeilijk en de ouders staan voor een loodzware taak. De moeder zou opgelucht zijn als het verzoek van vader zou worden afgewezen, maar dat is niet in het belang van de kinderen. Wellicht is de steun van een jeugdbeschermer in het kader van een ondertoezichtstelling nodig, dan wel de inzet van een bijzondere curator.
7.7.
Het hof oordeelt als volgt.
7.7.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van 15 oktober 2024 is met partijen besproken dat het hof de beslissing over de contactregeling zal aanhouden. De aanhouding is bedoeld om partijen deel te laten nemen aan het hulptraject
Scheidingshulpverlening en Omgangshuis(productcode 45A57, 96 uur voor de duur van 12 maanden). Daarbij gelden de voorwaarden die in het proces-verbaal van verwijzing naar het UHA met partijen zijn gedeeld en die door partijen akkoord zijn bevonden door ondertekening van dat proces-verbaal.
7.7.2.
Met deze verwijzing naar een hulptraject uit het uniforme hulpaanbod wil het hof duidelijk krijgen wat de mogelijkheden zijn van contactherstel tussen de vader en de kinderen. Daarvoor is nodig dat ouders hulp krijgen en het liefst op korte termijn. Wanneer blijkt dat ook met deze hulp de problemen niet goed genoeg opgelost kunnen worden, dan zal de raad bekijken wat er nog meer nodig is voor de kinderen. Met deze beschikking zorgt het hof ervoor dat dit (het hulpaanbod en een eventueel raadsonderzoek) één aaneengesloten traject is. Voor deze zaak betekent dit concreet het volgende.
7.7.3.
Het hulptraject zal uitgevoerd gaan worden door hulpaanbieder Stichting [stichting] . De bedoeling van het hulptraject is dat door partijen gewerkt wordt aan het behalen van de volgende doelen:
  • psycho-educatie voor de moeder over het belang van statusvoorlichting;
  • psycho-educatie voor de vader over de impact van het seksueel misbruik van [minderjarige 1] door vader;
  • ondersteuning van de moeder bij de (verdere) statusvoorlichting aan beide kinderen;
  • onderzoek naar het belang van de kinderen bij contactherstel in de huidige situatie en gegeven de omstandigheden;
  • als aangenomen wordt dat contact(herstel) in het belang van de kinderen is: onderzoek naar de wijze waarop en de vorm waarin dit contact(herstel) tussen de vader en de kinderen kan plaatsvinden.
Gezien het voorgaande kan de omgangsbegeleiding pas worden ingezet als geconcludeerd wordt dat contact(herstel) in het belang van de kinderen is.
7.7.4.
Het hof zal deze beschikking doorsturen naar Stichting [stichting] die het traject zal uitvoeren.
7.7.5.
Het hof verzoekt deze hulpaanbieder om uiterlijk op 23 januari 2026, of zoveel eerder als mogelijk is, bij het hof de eindrapportage over het verloop van het hulptraject in te dienen.
7.7.6.
Het hof zal de advocaten van partijen daarna in de gelegenheid stellen op de eindrapportage binnen een termijn van twee weken te reageren en daarbij aan te geven of, en zo ja, waarom zij een nieuwe mondelinge behandeling nodig vinden.
7.7.7.
Indien het hulptraject niet heeft geleid tot een positief resultaat verzoekt het hof de hulpaanbieder de eindrapportage niet alleen aan het hof, maar ook naar de raad, locatie [locatie] , te sturen. Aan de hand van de eindrapportage zal de raad bekijken of er een raadsonderzoek noodzakelijk is. De raad wordt verzocht om binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage het hof te laten weten of een raadsonderzoek noodzakelijk is. Wanneer de raad een raadsonderzoek noodzakelijk vindt, zal dit vervolgens door de raad uitgevoerd worden. Binnen drie maanden dient de raad over dit onderzoek een raadsrapport bij het hof in te dienen.
7.7.8.
Het hof zal na ontvangst van de informatie van de raad partijen over de voortgang van de procedure informeren.
7.7.9.
Deze beschikking geldt meteen als opdracht aan de raad om een onderzoek te verrichten indien het hulptraject niet positief wordt afgesloten én de raad dat onderzoek noodzakelijk vindt.
7.7.10.
Voor het geval de raad zal overgaan tot een raadsonderzoek, verzoekt het hof de raad de volgende vragen in het raadsonderzoek te betrekken en te beantwoorden:
Is contactherstel tussen de vader en de kinderen in het in het belang van de kinderen?
Zo ja, hoe dient het contactherstel en een daarop aansluitende contactregeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
7.7.11.
Na ontvangst van de eindevaluatie, de reacties van partijen daarop en berichtgeving van de raad na een niet positief verlopen traject, zal het verdere verloop van de procedure worden bepaald. Indien de raad besluit tot raadsonderzoek, zal de raad daartoe direct overgaan zonder nadere mondelinge behandeling. Partijen dienen er rekening mee te houden dat als uitgangspunt geldt dat geen nadere mondelinge behandeling volgt, omdat de zaak al inhoudelijk op een mondelinge behandeling is besproken en de standpunten van partijen bij het hof bekend zijn. Indien het hof zich op basis van de eindevaluatie en/of het rapport raadsonderzoek en/of de schriftelijke reacties van de advocaten van partijen daarop voldoende voorgelicht acht om een (eind)beschikking te wijzen, zal dan ook in beginsel geen nadere mondelinge behandeling volgen. Indien partijen een nadere mondelinge behandeling nodig vinden, dienen zij bij hun reactie op de eindevaluatie en/of het rapport raadsonderzoek dit gemotiveerd te verzoeken. Het hof zal vervolgens beslissen over het verdere verloop van de procedure. Het hof kan beslissen dat er dan direct een beschikking komt of dat er nog een mondelinge behandeling wordt gepland. Daarom wordt de zaak nu eerst tot een pro forma datum aangehouden.
7.8.
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing van het hof.

8.De beslissing

Het hof:
verwijst partijen naar het hulptraject Scheidingshulpverlening en Omgangshuis (productcode 45A57, 96 uur voor de duur van 12 maanden), uit te voeren door Stichting [stichting] ;
verzoekt de [stichting] uiterlijk op 23 januari 2026, of zoveel eerder als mogelijk, de eindrapportage over het verloop van het hulptraject aan het hof over te leggen;
stelt partijen in de gelegenheid om uiterlijk op 6 februari 2026 te reageren op deze eindrapportage en daarbij aan te geven of, en zo ja waarom, zij een nieuwe mondelinge behandeling nodig vinden;
verzoekt de raad bij een niet positief verlopen traject het hof binnen twee weken na kennisneming van afloop van het traject te informeren of de raad een raadsonderzoek noodzakelijk vindt, en, indien dat het geval is, (ook) een onderzoek te verrichten en daarover bij het hof een rapport in te dienen, waarbij de hiervoor onder de beoordeling opgenomen vraagstelling wordt meegenomen en beantwoord;
houdt iedere beslissing over de zorgregeling aan tot de pro forma datum van
20 februari 2026.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, E.M.D.M. van der Linden en G.M. Goes en is in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.