ECLI:NL:GHSHE:2025:1596

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
200.341.970_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van witlofwortelen en de teruggaveverplichting van de bewaarnemer

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellant] en Hagranop B.V. over de bewaarneming van witlofwortelen. [appellant] heeft witlofwortelen gekocht van Hagranop, die deze op basis van een bewaarnemingsovereenkomst heeft opgeslagen. Na de bewaarneming stelt [appellant] dat de wortelen in slechte staat zijn teruggegeven, waardoor hij schade heeft geleden. Hij ontbindt de bewaarnemingsovereenkomst en vordert schadevergoeding. Hagranop vordert op haar beurt betaling van openstaande facturen voor de bewaarneming. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen geoordeeld dat [appellant] niet in zijn bewijslevering is geslaagd en heeft de vorderingen van Hagranop toegewezen. In hoger beroep heeft [appellant] grieven aangevoerd tegen de bewijslastverdeling en de toewijzing van de vorderingen van Hagranop. Het hof oordeelt dat de bewijslast met betrekking tot de zorgplicht van Hagranop bij de bewaring op haar rust. Het hof laat Hagranop toe tot bewijslevering over de vraag of zij de zorg van een goed bewaarnemer in acht heeft genomen. De uitspraak van het hof houdt in dat de zaak verder wordt behandeld en dat partijen bewijs kunnen leveren over de kwaliteit van de witlofwortelen en de zorgplicht van Hagranop.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.341.970/01
arrest van 10 juni 2025
in de zaak van
[appellant],
wonende [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. M.F.J.M. van Rooy te Boxtel,
tegen
Hagranop B.V.,
gevestigd te Nagele, gemeente Noordoostpolder
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Hagranop,
advocaat: mr. F.W. Aartsen te Harderwijk,
op het bij exploot van dagvaarding van 24 mei 2024 ingeleide hoger beroep van het tussenvonnis van 28 september 2022 en het eindvonnis van 28 februari 2024. Deze vonnissen zijn gewezen door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, tussen [appellant] als gedaagde in conventie, eiser in reconventie en Hagranop als eiseres in conventie, verweerster in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/375042 / HA ZA 21-693)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de hiervoor genoemde vonnissen.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • het tegen Hagranop verleende verstek;
  • de zuivering van het verstek door Hagranop;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord met producties;
  • de mondelinge behandeling, waarbij beide partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd;
  • de bij H12-formulier van 24 april 2025 door [appellant] toegezonden producties, die [appellant] bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding heeft gebracht.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

Kern van de zaak
3.1.
[appellant] heeft witlofwortelen gekocht van Hagranop. Deze witlofwortelen zijn na levering aan [appellant] , door Hagranop op grond van een bewaarnemingsovereenkomst (artikel 7:600 BW) met [appellant] opgeslagen in een koelhuis. Volgens [appellant] waren de witlofwortelen bij het einde van de bewaarneming in een dusdanig slechte staat dat Hagranop niet heeft voldaan aan haar teruggaveverplichting op grond van artikel 7:605 lid 4 BW. Om die reden heeft [appellant] de bewaarnemingsovereenkomst ontbonden en vordert hij schadevergoeding.
In deze procedure vordert Hagranop betaling van de door haar in verband met bewaarneming aan [appellant] verzonden facturen. Volgens [appellant] heeft hij de bewaarnemingsovereenkomst echter rechtsgeldig ontbonden en heeft hij bovendien recht op schadevergoeding.
De feiten
3.2.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis feiten vastgesteld. Hiertegen is geen grief gericht, en dus zal het hof deze feiten als uitgangspunt nemen. Het hof zal hieronder deze feiten weergeven, aangevuld met de overige vaststaande feiten die voor dit hoger beroep van belang zijn.
i. Hagranop is een internationale onderneming die zich bezighoudt met de oogst, teelt, opslag en handel in (biologisch en gangbare) wortelen, witlof, uien, wortelpeterselie, aardappels en pastinaak.
[appellant] houdt zich bezig met het telen van en de handel in agrarische producten. [appellant] is ook eigenaar van [bedrijf] , een witloftrekkerij.
Op 26 februari 2018 heeft [appellant] met Hagranop meerdere koopovereenkomsten gesloten op grond waarvan Hagranop voor [appellant] (biologische) witlofwortelen heeft geteeld en aan [appellant] heeft verkocht.
In de overeenkomsten staat onder meer vermeld:
“Opmerkingen : De teeltbegeleiding en trekbegeleiding wordt verzorgd door Chicogrow. En wordt betaald door Hagranop B.V. De proeftrek dient binnen acht weken na levering bekend te zijn. Het inkoelen en de trek zullen gecontroleerd worden door Chicogrow. Als er bij het resultaat van de proeftrek inwendige gebreken naar voren komen, wordt er naar een gezamenlijke oplossing gezocht.”
Op de koopovereenkomsten zijn de algemene voorwaarden voor de teelt en verkoop van witlofwortelen van toepassing. Deze algemene voorwaarden bepalen onder meer het volgende:

3. Verzorging van het gewas
De verzorging van het gewas geschiedt door en voor rekening van teler (hof: lees Hagranop).
[…].
Trekker (hof: lees [appellant] ) heeft de plicht, na zich in verbinding te hebben gesteld met teler, het perceel of de percelen tenminste drie keer tijdens de groei van het gewas in persoon of bij gemachtigde te aanschouwen. Teler zal trekker binnen 1 week op de hoogte stellen van aantasting, mislukking of onvoldoende stand van het gewas.

4.Rooien

Het tijdstip van rooien wordt door teler en trekker in onderling overleg vastgesteld. Teler is evenwel na 5 november te allen tijde gerechtigd om te rooien mits hij de trekker hiervan tenminste vier dagen voor de rooidatum in kennis heeft gesteld.

5.Kwaliteit en bewaringDe door teler af te leveren witlofwortelen dienen te zijn: gezond, goed van uiterlijk, praktisch vrij van uitwendige gebreken, rot en vorstbeschadigingen. Klachten over de kwaliteit van de geleverde witlofwortelen dient trekker aan teler kenbaar te maken, voor zover betreft uitwendige gebreken binnen 2 dagen na levering en voor zover betreft inwendige gebreken direct doch uiterlijk binnen 8 weken na de levering. […].

6.Keuring, tarrering en wegingDe keuring en tarrering gebeuren op een door partijen overeengekomen plaats. Partijen zijn gerechtigd in persoon of bij gemachtigde bij de keuring en/of tarrering aanwezig te zijn. […].

7.Aflevering en vervoer

De aflevering en afname van de witlofwortelen dienen te geschieden direct na het rooien. […].”
Witlofwortelen moeten na het rooien worden gekoeld en ingevroren (voor witlof het hele jaar door). Als ze vervolgens (na meerdere maanden) worden ontdooid, zijn ze klaar voor de teelt en worden ze in een kwekerij (of trekkerij) opgezet om de witlof uit de witlofwortelen te laten groeien.
[appellant] zorgde in de voorgaande jaren zelf voor de gekoelde opslag van zijn
witlofwortelen; daartoe beschikte hij over een eigen koelfaciliteit. Levering van de witlofwortelen vond contractueel plaats bij het rooien en [appellant] zorgde zelf voor het transport vanaf het land, de opslag en het inkoelen van de witlofwortelen.
Tussen [appellant] en Hagranop is op enig moment discussie ontstaan over de kwaliteit van door Hagranop geleverde witlofwortelen. [appellant] was van mening dat die kwaliteit onvoldoende was, terwijl Hagranop zich op het standpunt stelde niet te kunnen verifiëren of die klachten terecht waren, aangezien de witlofwortelen door [appellant] zelf werden gekoeld en opgeslagen. Om voor de toekomst dat soort discussies te voorkomen, hebben [persoon A] (bestuurder bij Hagranop) en [appellant] in oktober 2018 afgesproken dat de witlofwortelen in het vervolg niet meer bij [appellant] zelf zullen worden opgeslagen maar bij Hagranop.
Op grond van deze mondelinge bewaarnemingsovereenkomst tussen partijen zijn de door [appellant] op 26 februari 2018 bij Hagranop gekochte witlofwortelen tegen betaling door [appellant] opgeslagen in het koelhuis in Sint Nicolaasga van Koel- en Vriesveem St. Nyk B.V. (hierna: ‘Koelhuis St. Nyk’). Hagranop en Koelhuis St. Nyk hebben dezelfde aandeelhouder. [persoon A] is (middellijk) bestuurder van Koelhuis St. Nyk. Het gaat om de volgende vijf partijen witlofwortelen (in totaal 629 kisten):
1. [persoon A] – [partij A] op 28 nov 2018
2. [persoon C] – [partij B] op 30 nov 2018
3. [persoon D] – [partij C] op 25 okt 2018
4. [persoon D] – [partij D] op 28 nov 2018
5. [persoon D] – [partij E] op 14 nov 2018
In juni 2019 en in de periode augustus – december 2019 zijn de witlofwortelen uit de koeling aan [appellant] afgeleverd. De witlofwortelen zijn in ingevroren staat door een transporteur van [appellant] verladen en vervoerd naar [appellant] . Hagranop heeft [appellant] op grond van de koopovereenkomsten facturen gestuurd ter zake de aan [appellant] geleverde witlofwortelen. [appellant] heeft deze facturen in eerste instantie onbetaald gelaten, waarna Hagranop een procedure is gestart (zie onder xiii hierna).
Koelhuis St. Nyk heeft aan [appellant] diverse facturen gestuurd, in verband met het bewaren van de witlofwortelen in het seizoen 2018/2019. Het totaalbedrag van deze facturen bedraagt € 105.898,23.
[bedrijf] B.V. heeft op 12 augustus 2019 € 10.000,00 betaald en [appellant] heeft op 28 okt 2019 € 5.000,00 betaald aan Koelhuis St. Nyk. Koelhuis St. Nyk heeft [appellant] gesommeerd tot betaling van het restant maar [appellant] is niet overgegaan tot betaling. Daarop heeft Koelhuis St. Nyk ten laste van [appellant] diverse conservatoire beslagen gelegd.
[appellant] stelt dat Hagranop toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de bewaarnemingsovereenkomst en dat hij daardoor schade heeft geleden. Aan de berekening van de schade legt hij een rapport van Delphy ten grondslag. Delphy heeft de schade op 19 december 2019 opgenomen en deze vastgesteld op een bedrag van € 887.985,24. In het rapport van Delphy van 15 april 2020 staat onder meer vermeld:
“ [persoon E] is oud werknemer van Hagranop en was destijds belast met de witlof. [persoon E] was ten tijde van het rooien en koelen van de witlofwortelen nog werkzaam bij Hagranop. Hij heeft de partijen destijds gezien.
Op 15 februari 2020 heeft [persoon E] verklaard dat er veel problemen met de partijen waren die voor [appellant] bestemd waren. Ten tijde van het rooien van de witlofwortels heeft hij bij het tarreren (op de hoeveelheid wortels per hectare) al geconstateerd dat er rot (Sclerotinia) in de partij zat. De wortels zijn gesorteerd en in nieuwe kuub kisten gedaan. Er is gekozen voor nieuwe kuub kisten, omdat het biologische witlofwortelen betreft en er geen residu uit andere producten in mag zitten. Nieuwe kisten betekent droog hout, dus er moet heel veel vochtaanvoer plaatsvinden naar de wortels en de kisten (het hout) om de wortels niet te laten uitdrogen. [persoon E] zegt vaak te hebben aangegeven dat de wortels in het koelhuis nat gemaakt zouden moeten worden omdat ze helemaal aan het uitdrogen waren (mooie herfst van rooien, droog en nieuwe kisten). Dhr. [persoon A] welke verantwoordelijk is bij Hagranop, vond dat niet nodig. Uiteindelijk is door Hagranop eind maart 2019 de beslissing genomen om dompelbakken te kopen en met de slang water te gaan geven. Dit op aandringen en advies van [persoon F] witlof. Toen was het leed echter al geschied. Het resultaat is veel droge wortels met evenzoveel bevroren punten en wortels. Hagranop heeft in die periode ook geweigerd de wortels om te rijden. Dit omrijden gebeurt om de pennen van vocht te voorzien en op een andere plek in de vriescel te plaatsen om te zorgen dat ze allemaal goed van vocht voorzien zijn en goed ingevroren.”
Omdat [appellant] weigerde de facturen van Hagranop uit hoofde van de koopovereenkomst te betalen, is Hagranop een procedure gestart bij de arbitragecommissie van de Stichting Instituut voor Agrarisch recht. Op 28 oktober 2020 heeft de arbitragecommissie een arbitraal vonnis gewezen in die procedure. Daarin heeft de arbitragecommissie [appellant] onder andere veroordeeld tot betaling van de facturen van Hagranop uit hoofde van de koopovereenkomsten en, voor zover hier relevant, overwogen:
“De arbitragecommissie gaat er daarom vanuit dat de levering van de witlofwortelen aan [appellant]
niet uit het koelhuis heeft plaatsgevonden maar telkens meteen na het rooien, alsmede dat klachten
over de kwaliteit van de geleverde witlofwortelen, voor zover het uitwendig gebreken betreft
binnen twee dagen na levering en voorzover het inwendige gebreken betreft binnen acht dagen na
levering aan Hagranop kenbaar hadden moeten worden gemaakt (artikel 5 van de algemene
voorwaarden). Vast staat dat [appellant] niet binnen die termijnen over de kwaliteit van de geleverde
witlofwortelen heeft geklaagd. Daarom moet [appellant] de door Hagranop geleverde witlofwortelen
betalen. […] [appellant] zal worden veroordeeld om aan hoofdsom € 271.561,65 aan Hagranop te betalen."
De arbitragecommissie heeft voorts geoordeeld dat zij niet bevoegd is geschillen uit de bewaarnemingsovereenkomst te behandelen. Om die reden heeft de arbitragecommissie de reconventionele vorderingen van [appellant] op grond van die overeenkomst afgewezen.
Op 4 november 2021 heeft [appellant] de bewaarnemingsovereenkomst(en) buitengerechtelijk ontbonden.
[appellant] heeft bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de vernietiging van het arbitraal vonnis gevorderd. Bij arrest van 22 februari 2022 heeft het gerechtshof die vordering afgewezen.
Koelhuis St. Nyk heeft voor de rechtbank Oost-Brabant een procedure gevoerd tegen [appellant] waarbij zij betaling van het openstaande factuurbedrag heeft gevorderd. Op 12 mei 2021 heeft deze rechtbank vonnis gewezen (bekend onder nummer C/01/356462/HA ZA 20-201). Daarin heeft de rechtbank onder meer geoordeeld dat Koelhuis St. Nyk in het licht van de goed onderbouwde betwisting door [appellant] , onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit blijkt dat zij heeft gecontracteerd met [appellant] . De rechtbank heeft de vorderingen van Koelhuis St. Nyk afgewezen en het beslag opgeheven.
Naar aanleiding van dit vonnis heeft Hagranop de kosten van de bewaarneming bij [appellant] in rekening gebracht. Hagranop heeft de volgende facturen gestuurd:
Factuurnummer
Factuurdatum
Vervaldatum
Bedrag
[factuurnr. A]
22-6-2021
07-07-2021
51.754,12
[factuurnr. B]
15.728,79
[factuurnr. C]
10.853,70
[factuurnr. D]
10.664,94
[factuurnr. E]
9.252,87
[factuurnr. F]
4.878,72
Het totaal van deze facturen van € 103.133,14 is onbetaald gebleven. De koopprijs van de witlofwortelen is door [appellant] wel betaald.
Hagranop heeft vervolgens conservatoir beslag ten laste van [appellant] gelegd.
De procedure bij de rechtbank
3.3.1. In de procedure bij de rechtbank vorderde Hagranop betaling van € 103.133,14 voor openstaande facturen, te vermeerderen met rente en kosten.
Hieraan heeft Hagranop ten grondslag gelegd dat partijen een bewaarnemingsovereenkomst hebben gesloten op grond waarvan Hagranop witlofwortelen voor [appellant] heeft bewaard en dat [appellant] de daarvoor gefactureerde kosten niet heeft voldaan.
3.3.2. [appellant] heeft hiertegen verweer gevoerd. Volgens [appellant] is Hagranop toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de bewaarnemingsovereenkomst en heeft hij de bewaarnemingsovereenkomsten rechtsgeldig ontbonden. [appellant] heeft bovendien aangevoerd dat hij schade heeft geleden in de vorm van omzetderving. Voor het geval hij de bewaarnemingsovereenkomst niet rechtsgeldig heeft ontbonden, beroept [appellant] zich op opschorting van zijn betalingsverplichting en verrekening met de door hem geleden schade.
3.3.3. In aansluiting op zijn verweer, heeft [appellant] in reconventie kort gezegd gevorderd:
verklaring voor recht dat Hagranop toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de bewaarnemingsovereenkomst;
verklaring voor recht dat de bewaarnemingsovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden;
veroordeling van Hagranop tot betaling van schadevergoeding van € 887.985,24 vermeerderd met wettelijke handelsrente, en
veroordeling van Hagranop in de proceskosten.
3.3.4. Hagranop heeft hiertegen verweer gevoerd. Dit verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.3.5. In het tussenvonnis heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, geoordeeld
  • dat partijen tijdens de mondelinge behandeling hebben verklaard dat er ook kisten witlofwortelen in onderling overleg zijn vernietigd voordat zij naar [appellant] zijn getransporteerd omdat zij rot of slecht waren en dat het volgens [appellant] gaat om 181 kisten (rov. 4.4.);
  • dat [appellant] veel documenten (foto’s, inloading sheets, mails en apps) in het geding heeft gebracht op grond waarvan kan worden vastgesteld dat er uitval was en in ieder geval een deel van de leveringen die aan Hagranop door [appellant] in bewaring waren gegeven bij of aan het einde van de bewaarneming rot waren (rov. 4.5.);
  • dat de rechtbank niet meegaat in het betoog van Hagranop dat de witlofwortelen waarover het in de documenten gaat ook witlofwortelen kunnen zijn die [appellant] van een andere leverancier heeft betrokken en dat het wel degelijk gaat om witlofwortelen van Hagranop (rov. 4.6.);
  • dat Hagranop haar vordering heeft verminderd met € 10.000,- dan wel dat daarvan niet langer betaling wordt verlangd en dat er in conventie dus een hoofdsom van € 93.133,14 resteert (rov. 4.7.);
  • dat tussen partijen vaststaat dat de wortelen die in bewaring zijn gegeven, zich gedurende de opslag ontwikkelen en dat er in verband daarmee ook sprake was van ontwikkeling van de wortelen gedurende de opslag en van een gefaseerde uitstroom uit de opslag, afhankelijk van die ontwikkeling. De bewaarnemingsovereenkomst brengt dan ook niet mee dat de wortelen aan [appellant] teruggeven moesten en konden worden zoals zij in bewaring waren gegeven (rov. 4.9.);
  • dat de stellingen van [appellant] inhouden dat Hagranop in het kader van de bewaarnemingsovereenkomst zorg diende te dragen voor het op deugdelijke wijze koelen en opslaan van de witlofwortelen en dat Hagranop niet die zorg heeft betracht door adviezen van Chicogrow niet op te volgen en de wortelen niet direct bij aflevering goed vochtig te houden en in het ijs te zetten (rov. 4.9. slot);
  • dat uit de stellingen van partijen volgt dat de teelt- en trekbegeleiding van de witlofwortelen verzorgd zou worden door een onafhankelijke partij, Chicogrow, en dat Chicogrow ook de adviezen verzorgde bij Koelhuis St. Nyk op kosten van Hagranop en dat partijen het erover eens zijn dat Hagranop als bewaarnemer goed voor de witlofwortelen moest zorgen en de adviezen van Chicogrow moest opvolgen en dat de wortels door Hagranop vochtig moesten worden gehouden en moesten worden gekoeld (rov. 4.10.);
  • dat het aan [appellant] is om zijn stellingen dat Hagranop tekortgeschoten is in de nakoming van de bewaarnemingsovereenkomst voldoende te onderbouwen en zo nodig, te bewijzen en dat voor de aansprakelijkheid van belang is of Hagranop bij de opslag van de wortelen de overeengekomen zorg heeft betracht en, als dat niet het geval is, of de kwaliteit van de wortelen bij beëindiging van de opslag als gevolg daarvan slechter – meer in het bijzonder droge wortelen met bevroren punten en wortels, die zijn gaat rotten zoals [appellant] heeft gesteld – is dan wanneer die zorg wel zou zijn betracht (rov. 4.12.)
  • dat er op basis van de verklaring van [appellant] van uit kan worden gegaan partij [partij E] kennelijk wel goed was (rov. 4.13.);
  • dat vaststaat dat de partij [partij C] besmet was met Sclerotinia en dat dat is meegekomen van het perceel (rov. 4.14.);
  • dat het aan [appellant] is om te bewijzen dat Hagranop ten aanzien van de partij [partij C] heeft gehandeld conform het advies van Chicogrow van 15 april 2019 en dat er ten aanzien van de overige partijen niet van uit kan worden gegaan dat Hagranop heeft gehandeld in strijd met de adviezen van Chicogrow omdat [appellant] daarvoor onvoldoende heeft gesteld (rov. 4.18.);
  • dat het op de weg van [appellant] ligt om te bewijzen dat Hagranop niet aan haar zorgplicht heeft voldaan en zij niet binnen enkele dagen na aflevering in het koelhuis de witlofwortelen voldoende vochtig heeft gehouden, maar dat de witlofwortelen pas vanaf eind maart 2019 vochtig zijn gehouden en goed in het ijs zijn gezet (rov. 4.20.);
  • dat [appellant] zijn stelling dat Hagranop is tekortgeschoten bij het inkoelen van de witlofwortelen omdat [appellant] niet heeft gesteld wat de temperatuur van de diverse partijen witlofwortelen had moeten zijn (rov. 4.21.).
Op basis van deze oordelen heeft de rechtbank aan [appellant] opgedragen om te bewijzen dat
Hagranop het advies van Chicogrow van 15 april 2019 om de witlofpennen (of wortelen) van partij [partij C] vochtig en koud te bewaren bij -1,4 C in het hart van de kist, niet heeft opgevolgd, en
Hagranop ten aanzien van het vochtig bewaren van de witlofwortelen niet aan haar zorgplicht heeft voldaan en zij deze niet binnen enkele na ontvangst in het koelhuis St. Nyk voldoende vochtig heeft gehouden, maar de witlofwortelen pas vanaf eind maart 2019 vochtig zijn gehouden en goed in het ijs zijn gezet
en iedere verdere beslissing aangehouden.
3.3.6. In het eindvonnis van 28 februari 2024 heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellant] niet in de bewijslevering is geslaagd.
Op grond daarvan heeft de rechtbank de vordering van Hagranop in conventie tot een bedrag van € 93.133,14 toegewezen, en [appellant] veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, de beslagkosten en de proceskosten. De vorderingen van [appellant] in reconventie heeft de rechtbank afgewezen.
De procedure in hoger beroep
3.4.1. [appellant] heeft in hoger beroep vier grieven aangevoerd. [appellant] heeft – kort gezegd – geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden vonnissen, het alsnog afwijzen van de vorderingen van Hagranop en het alsnog toewijzen van zijn vorderingen, met veroordeling van Hagranop in de proceskosten in beide instanties.
3.4.2. Hagranop heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden vonnissen.
3.4.3. Met de grieven 1 en 2 komt [appellant] op tegen de bewijslastverdeling door de rechtbank. De grieven 3 en 4 hangen hiermee samen. Met deze grieven betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte de vorderingen van Hagranop heeft toegewezen en [appellant] heeft veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten, beslagkosten en proceskosten.
De bewaarnemingsovereenkomst
3.5.1. Tussen partijen staat vast dat de witlofwortelen direct na het rooien aan [appellant] zijn geleverd en vervolgens door Hagranop zijn opgeslagen in Koelhuis St. Nyk.
De rechtsverhouding tussen [appellant] en Hagranop wordt beheerst door de mondelinge bewaarnemingsovereenkomst die zij in oktober 2018 hebben gesloten.
Op grond van artikel 7:602 BW is Hagranop als bewaarnemer gehouden bij de bewaring de zorg van een goed bewaarnemer in acht te nemen. Tussen partijen staat vast dat Hagranop als bewaarnemer goed voor de witlofwortelen moest zorgen en de adviezen van Chicogrow moest opvolgen en dat de wortels door Hagranop vochtig moesten worden gehouden en moesten worden gekoeld.
Op grond van artikel 7:605 lid 4 BW is Hagranop als bewaarnemer voorts gehouden de zaak terug te geven in de staat waarin zij haar heeft ontvangen. [appellant] en Hagranop zijn het erover eens dat de teruggaveverplichting van de bewaarnemer bij de bewaring van bederfelijke waar zoals witlofwortelen inhoudt dat Hagranop als bewaarnemer de witlofwortelen aan [appellant] moet teruggeven in een staat die beantwoordt aan bewaring door een goed bewaarnemer.
Stelplicht en bewijslast in verband met de teruggaveverplichting van artikel 7:605 lid 4 BW
3.5.2. Het is aan [appellant] om te stellen en zonodig te bewijzen dat de witlofwortelen niet zijn teruggegeven in een staat die beantwoordt aan bewaring door een goed bewaarnemer. Indien en zodra vaststaat dat Hagranop de witlofwortelen niet in die staat heeft teruggegeven, staat daarmee ook vast dat Hagranop is tekortgeschoten in zijn teruggaveverplichting. Dit maakt Hagranop schadeplichting tenzij de tekortkoming niet aan haar kan worden toegerekend (artikel 6:74 en 6:75 BW). Van die uitzondering zal sprake zijn indien Hagranop de zorg van een goed bewaarnemer in acht heeft genomen. Het is aan Hagranop om te stellen en zo nodig te bewijzen dat zij dit heeft gedaan.
3.5.3. Uit het voorgaande volgt dat het niet aan [appellant] is om te stellen en zo nodig te bewijzen dat Hagranop bij de opslag van de witlofwortelen niet de overeengekomen zorg heeft betracht. De stelplicht en de bewijslast ter zake de vraag of de witlofwortelen zijn teruggegeven in een staat die beantwoordt aan bewaring door een goed bewaarnemer gaat niet zover dat daarmee in feite de stelplicht en bewijslast ter zake het verzaken van de zorgplicht van Hagranop als bewaarnemer op [appellant] komt te rusten (zie ook rov. 3.5.10. hierna).
Dit betekent dat het oordeel van de rechtbank over de bewijslastverdeling in rov. 4.12. van het tussenvonnis onjuist is en dat de grieven 1 en 2 slagen.
Het hof zal hierna met inachtneming van hetgeen hiervoor in rov. 3.5.1. is overwogen de vorderingen van [appellant] opnieuw beoordelen.
De staat van de witlofwortelen
3.5.4. In de eerste plaats is van belang de staat van de witlofwortelen bij aanvang en bij het einde van de bewaarneming.
[appellant] heeft gesteld dat de aan haar geleverde witlofwortelen van goede kwaliteit waren en dat alleen partij [partij C] was besmet met Sclerotinia.
Hagranop heeft betwist dat alleen partij [partij C] was besmet met Sclerotina, maar zij heeft deze betwisting niet onderbouwd. Het hof gaat er dan ook van uit dat alleen partij [partij C] was besmet met Sclerotinia.
Hagranop heeft over de staat van de witlofwortelen bij aanvang van de bewaarneming tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de witlofwortelen na het rooien worden gesorteerd en dat witlofwortelen met uitwendige gebreken eruit worden gehaald. Het is wel mogelijk dat de witlofwortelen met inwendige gebreken de opslag zijn ingegaan. Volgens Hagranop neemt zij in koopovereenkomsten met witloftrekkers op dat er binnen acht weken na levering een proeftrek moet plaatsvinden om vast te stellen of er inwendige gebreken zijn (zie rov. 3.2. onder iv). Deze bepaling wordt door Hagranop opgenomen in de koopovereenkomsten, omdat zij in geval van gebreken binnen die termijn moet klagen bij de boeren van wie zij de witlofwortelen koopt. Tussen partijen is in geschil wie in hun onderlinge verhouding verantwoordelijk was voor het initiëren van deze proeftrek. Vast staat echter wel dat er geen proeftrek binnen acht weken heeft plaatsgevonden. Vast staat ook dat er daarna wel proeftrekken door Chicogrow in opdracht van Hagranop hebben plaatsgevonden. In zijn e-mail van 17 januari 2019 aan [appellant] heeft [persoon A] namens Hagranop geschreven dat van de partijen [partijen D + E] een proeftrek is opgezet en dat daarna de partijen [partijen A, B + C] zullen volgen. De resultaten van deze proeftrekken zijn niet overgelegd, met uitzondering van de proeftrek op 15 april 2019 van de partij [partij C] plaatsgevonden met als eindoordeel “Ok”.
Dit alles maakt dat het op de weg van Hagranop had gelegen om voldoende onderbouwd te betwisten dat de witlofwortelen op het moment van opslag van goede kwaliteit waren, bijvoorbeeld door het overleggen van de resultaten van de proeftrekken die in haar opdracht hebben plaatsgevonden. Indien er sprake was van inwendige gebreken, zou dit immers uit de proeftrekken zijn gebleken, ook al hebben deze niet binnen acht weken na levering plaatsgevonden. Nu zij dit niet heeft gedaan, staat vast dat de aan [appellant] geleverde witlofwortelen op het moment van opslag door Hagranop van goede kwaliteit waren en alleen partij [partij C] was besmet met Sclerotinia.
3.5.5. De rechtbank heeft in rov. 4.13. van het tussenvonnis overwogen dat ervan uit kan worden gegaan dat partij [partij E] wel goed was, en tijdens de mondelinge behandeling heeft [appellant] nog eens verklaard er met de beide partijen [partijen D + E] (dus: partij [partij D] en partij [partij E] ) geen problemen waren. Het hof gaat er dan ook van uit er bij het einde van de bewaarnemingsovereenkomst uitsluitend problemen waren met de [partij C] (156 kisten), [partij B] (151 kisten) en [partij A] (114 kisten).
Vaststaat dat er van deze 421 kisten, in onderling overleg 181 kisten zijn vernietigd vanwege de slechte kwaliteit daarvan.
De rechtbank heeft in rov. 4.5. en 4.6. overwogen dat op grond van de door [appellant] overgelegde documenten kan worden vastgesteld dat er uitval was en dat in ieder geval een deel van de door Hagranop opgeslagen witlofwortelen aan het einde van de bewaarneming rot was. Daartegen zijn geen grieven gericht. Dit staat dus ook in hoger beroep vast. De door [appellant] overgelegde documenten betreffen onder andere e-mails van afnemers van [appellant] waaruit blijkt dat zij leveringen door [appellant] weigeren en/of gebreken benoemen. Dit betekent dat de aan [appellant] geleverde (451-181) 270 kisten in ieder geval deels van slechte kwaliteit waren.
Hiermee staat vast dat ruim 40% (181 van de 421 kisten) van de door Hagranop in bewaring genomen partijen Vintor bij het einde van de bewaarneming van slechte kwaliteit was.
Heeft Hagranop voldaan aan haar teruggaveverplichting (artikel 7:605 lid 4 BW)?
3.5.6. Hiermee staat echter niet vast dat Hagranop niet aan haar teruggaveverplichting heeft voldaan. Bij de opslag van bederfelijke waar zoals witlofwortelen betekent het enkele feit dat gedurende de bewaarneming kwaliteitsverlies is opgetreden, immers niet dat de bewaarnemer is tekortgeschoten in zijn teruggaveverplichting. Uit hetgeen hiervoor in rov. 3.5.2. is overwogen volgt dat het erom gaat of Hagranop de witlofwortelen heeft teruggegeven in een staat die beantwoordt aan bewaring door een goed bewaarnemer.
3.5.7. [appellant] stelt dat dit niet het geval is. Ter onderbouwing hiervan heeft hij gewezen op het rapport van de door hem ingeschakelde deskundige [deskundige] . In dit rapport staat onder andere
“Bij de juiste opslagcondities, bestaande uit temperatuurbeheersing, vochtigheid, zuurstofgehalte, kan het rijpingsproces en de ontwikkeling van ziektes worden geremd tot bijna stilstand. In uw woorden “er wordt een winter gestimuleerd”. Bij de juiste opslagcondities is er een minimum aan kwaliteitsverlies. In de praktijk zal er altijd een verlies aan kwaliteit plaatsvinden. […]”
“Bederfelijke producten als witlofwortelen kunnen onder optimale bewaarcondities voor langere tijd bewaard worden, met minimaal verlies aan kwaliteit. […]”
Naar het oordeel van het hof volgt hieruit dat het in het algemeen zo is dat witlofwortelen onder de juiste bewaarcondities kunnen worden bewaard met minimaal kwaliteitsverlies tot gevolg. Dat [deskundige] geen feitenonderzoek heeft gedaan en is afgegaan op de stelling van [appellant] over de inhoud van de bewaarnemingsovereenkomst en staat van de witlofwortelen bij het einde van de bewaarneming doet hieraan niet af. De geciteerde passages uit het rapport betreffen immers slechts algemene opmerkingen over de teelt van bederfelijke waar zoals witlofwortelen.
3.5.8. Hagranop betwist op zichzelf niet dat witlofwortelen onder de juiste bewaarcondities kunnen worden bewaard met minimaal kwaliteitsverlies tot gevolg. Hiervoor is reeds overwogen dat vast staat dat ruim 40% van de door Hagranop in bewaring genomen partijen Vintor bij het einde van de bewaarneming van slechte kwaliteit was. Uit het feit dat 181 kisten om deze reden zijn vernietigd en uit de door [appellant] overgelegde e-mails met klachten van haar afnemers volgt dat van meer dan minimaal kwaliteitsverlies sprake was.
3.5.9. Naar het oordeel van het hof staat hiermee voldoende vast dat Hagranop de witlofwortelen niet heeft teruggegeven in een staat die beantwoordt aan bewaring door een goed bewaarnemer en dus niet heeft voldaan aan haar teruggaveverplichting.
Hagranop heeft terecht aangevoerd dat het gezien de aard van de door haar in bewaring genomen witlofwortelen (een bederfelijk natuurproduct) mogelijk is dat ook bij bewaring door een goed bewaarnemer kwaliteitsverlies ontstaat. Dit leidt echter niet tot een andere conclusie voor wat betreft de teruggaveverplichting. In de redenering van Hagranop is het aan [appellant] om ter onderbouwing van zijn stelling dat Hagranop is tekortgeschoten in haar teruggaveverplichting te stellen en zo nodig te bewijzen dat Hagranop niet heeft gehandeld als een goed bewaarnemer. Dit is gezien de hiervoor in rov. 3.5.2. beschreven maatstaf niet juist. De stelplicht en bewijslast ter zake de vraag of Hagranop de zorg van een goed bewaarnemer in acht heeft genomen, rusten op Hagranop. De stelplicht en bewijslast van [appellant] ter zake de teruggaveverplichting gaan niet zover dat daarmee in feite de stelplicht en bewijslast ter zake de zorgplicht van Hagranop als bewaarnemer op [appellant] komt te rusten. Uit hetgeen hiervoor in rov. 3.5.2. is overwogen over de toepasselijke maatstaf volgt immers dat vast kan staan dat de bewaarnemer niet heeft voldaan aan de verplichting tot teruggave van de goederen in een staat die beantwoordt aan bewaarneming door een goed bewaarnemer, ondanks het feit dat dat ook vaststaat dat de bewaarnemer de zorg van een goed bewaarnemer in acht heeft genomen en dus niet aansprakelijk is.
3.5.10. Hagranop heeft in dit kader nog aangevoerd dat [appellant] niet heeft gesteld ten aanzien van welke partij witlofwortelen Hagranop in welke bewaarnemingsovereenkomst is tekortgeschoten. Dit doet aan het voorgaande echter niet af. Vast staat immers dat partijen in oktober 2018 een bewaarnemingsovereenkomst hebben gesloten ten aanzien van door Hagranop op grond van de koopovereenkomsten van 26 februari 2018 aan [appellant] te leveren witlofwortelen (zie rov. 3.2. onder vii en viii) en dat van de partijen Vintor ruim 40% te maken had met kwaliteitsverlies aan het einde van de bewaarneming.
Heeft [appellant] de bewaarnemingsovereenkomst rechtsgeldig ontbonden?
3.5.11. Uit het voorgaande volgt dat sprake is van een tekortkoming van Hagranop in de nakoming van de teruggaveverplichting die voortvloeit uit de bewaarnemingsovereenkomst en nakoming daarvan blijvend onmogelijk is. Dit betekent dat [appellant] de bewaarnemingsovereenkomst op 4 november 2021 rechtsgeldig heeft ontbonden. Hiermee zijn partijen bevrijd van de daardoor getroffen verbintenissen (artikel 6:271 BW).
Gevolg hiervan is dat [appellant] is bevrijd van zijn verplichting tot betaling van de facturen van Hagranop uit hoofde van de bewaarnemingsovereenkomst. Hagranop is haar verplichting tot het bewaren van de witlofwortelen reeds nagekomen en deze nakoming kan naar haar aard niet ongedaan worden gemaakt. Dit betekent dat Hagranop ingevolge artikel 6:272 BW recht heeft op een vergoeding van de waarde die de prestatie op het moment van ontvangst had.
Het hof zal Hagranop in de gelegenheid stellen om zich uit te laten over de omvang van haar recht op waardevergoeding, en [appellant] in de gelegenheid om hierop te reageren. Het komt het hof voor dat de uitkomsten van de door het hof in rov. 3.5.15. hierna toegelaten bewijslevering in dit kader mogelijk van belang zijn. Het gaat er hierbij op grond van artikel 6:272 lid 2 BW immers om welke waarde de door Hagranop geleverde prestatie in de gegeven omstandigheden werkelijk voor [appellant] heeft gehad, en dus of [appellant] heeft gehandeld zoals van een goed bewaarnemer mag worden verwacht.
Indien partijen na de bewijslevering gebruik maken van de mogelijkheid tot het nemen van memories na enquête, kunnen zij zich in deze memories (ook) uitlaten over de omvang van Hagranops recht op waardevergoeding. Indien zij van deze mogelijkheid geen gebruik maken, zal het hof Hagranop na bewijslevering in de gelegenheid stellen om zich uit te laten over de omvang van haar recht op waardevergoeding, waarna [appellant] hierop bij antwoordakte zal mogen reageren.
Is de tekortkoming van Hagranop in de nakoming van de teruggaveverplichting toerekenbaar?
3.5.12. De vraag of de tekortkoming van Hagranop in de nakoming van teruggaveverplichting toerekenbaar is, is van belang in verband met de vordering van [appellant] tot betaling van schadevergoeding. Deze vordering is toewijsbaar, tenzij de tekortkoming niet aan Hagranop kan worden toegerekend (artikel 6:74 en 6:75 BW).
Hagranop stelt dat de tekortkoming niet aan haar is toe te rekenen omdat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht (artikel 7:602 BW). Tussen partijen is niet in geschil dat Hagranop als bewaarnemer goed voor de witlofwortelen moest zorgen en de adviezen van Chicogrow moest opvolgen en dat de wortels door Hagranop vochtig moesten worden gehouden en moesten worden gekoeld (zie rov. 3.5.1. hiervoor).
3.5.13. Ter onderbouwing van haar stelling dat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht, heeft Hagranop aangevoerd dat uit de getuigenverklaringen blijkt dat zij de witlofwortelen in een professioneel koelhuis onder de juiste condities heeft opgeslagen.
Hagranop heeft voorts aangevoerd dat de witlofwortelen voor rekening en risico van [appellant] waren opgeslagen en dat het, zoals ook in de branche gebruikelijk is, aan [appellant] was om voor rekening van Hagranop door Chicogrow proeftrekken te laten opzetten, de ontwikkeling van de witlofwortelen te beoordelen en aan de hand daarvan te bepalen op welk moment zij de witlofwortelen afroept. [appellant] heeft geen proeftrekken laten opzetten. Hagranop heeft wel proeftrekken laten doen door Chicogrow en de resultaten daarvan toegezonden aan [appellant] . Dit blijkt uit het emailbericht van Hagranop aan [appellant] van 21 maart 2019 met daarbij de resultaten van de proeftrek van [partijen D + E] en de resultaten van de proeftrek van partij [partij C] , die [appellant] volgens Hagranop per e-mail heeft ontvangen.
Volgens Hagranop heeft zij ook zelf de ontwikkeling van de witlofwortelen gevolgd, de witlofwortelen door Chicogrow laten beoordelen (ook na 31 januari 2019) en de adviezen van Chicogrow opgevolgd. Zij heeft [appellant] vele malen telefonisch aangespoord om de witlofwortelen te komen afhalen.
Als [appellant] de ontwikkelingen van de witlofwortelen zelf had gevolgd en/of de adviezen en aansporingen van Chicogrow en Hagranop had opgevolgd, dan zouden de problemen zich niet hebben voorgedaan. Andere witloftrekkers die witlofwortelen van hetzelfde ras en perceel als de witlofwortelen van [appellant] bij Hagranop hebben opgeslagen en eerder hebben opgehaald, hebben geen problemen ondervonden, aldus Hagranop.
3.5.14. [appellant] betwist dat Hagranop de zorg van een goed bewaarnemer in acht heeft genomen. Volgens [appellant] volgt uit de getuigenverklaring van [persoon G] dat Chicogrow slechts tot 31 januari 2019 koelcontroles heeft uitgevoerd, terwijl aflevering aan [appellant] uit het koelhuis pas veel later heeft plaatsgevonden en partijen waren overeengekomen dat in opdracht en voor rekening van Hagranop de opslag en het inkoelen zou worden gecontroleerd door Chicogrow. [appellant] heeft voorts aangevoerd dat de witlofwortelen door Hagranop zijn opgeslagen in een verouderd koelhuis en gewezen op hetgeen [persoon H] in de verklaring van Delphy heeft verklaard (zie rov. 3.2. onder xii hiervoor).
[appellant] betwist voorts dat het aan hem was om proeftrekken te laten opstellen en de ontwikkeling van de witlofwortelen te laten beoordelen. [appellant] diende enkel de partijen af te roepen conform de volgorde op basis van ras. Er zijn vroege, midden- en late rassen, zodat gedurende het hele jaar witlof kan worden getrokken, en dat bepaalt het afroepmoment. De [partijen D + E] is een middenras en is in mei en augustus afgeroepen, terwijl de Vintor een laat ras is en om die reden in september 2019 is afgeroepen, aldus [appellant] . [appellant] had ook helemaal geen toegang tot het systeem van Chicogrow waarin de bevindingen met betrekking tot de witlofwortelen werden vastgesteld.
[appellant] betwist ten slotte dat andere witloftrekkers geen problemen hebben ondervonden. Volgens [appellant] heeft Hagranop in dezelfde periode in een vergelijkbare situatie een geschil gehad met een Belgische afnemer.
3.5.15. Het hof is van oordeel dat Hagranop haar stelling dat de tekortkoming in de nakoming van haar teruggaveverplichting niet aan haar kan worden toegerekend omdat zij aan haar zorgplicht als bewaarnemer heeft voldaan, voldoende heeft onderbouwd, en dat [appellant] zijn betwisting ook voldoende heeft onderbouwd. Bij deze stand van zaken ziet het hof aanleiding om Hagranop, zoals zij heeft aangeboden, toe te laten tot het bewijs van feiten en omstandigheden die leiden tot de conclusie dat zij bij de bewaring de zorg van een goed bewaarnemer in acht heeft genomen.
3.5.16. Indien Hagranop slaagt in dat bewijs, betekent dit dat de tekortkoming in de nakoming van haar teruggaveverplichting niet aan haar kan worden toegerekend en zij niet verplicht is tot vergoeding van de schade van [appellant] die daardoor is ontstaan.
Indien Hagranop niet slaagt in het bewijs, is zij wel verplicht tot vergoeding van die schade.
3.6.17. [appellant] heeft zijn schadevergoedingsvordering onderbouwd door te verwijzen naar het rapport van Delphy. Een en ander is door Hagranop gemotiveerd betwist. De schadevergoedingsvordering van [appellant] zal in dit geval dus niet zonder meer door het hof worden toegewezen. Het hof acht in dit stadium niet uitgesloten dat zij partijen in dit geval naar de schadestaatprocedure zal verwijzen zodat in twee instanties kan worden geoordeeld over de omvang van de schade als gevolg van de tekortkoming van Hagranop.

4.De uitspraak

Het hof:
laat Hagranop toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden die leiden tot de conclusie dat zij bij de bewaring de zorg van een goed bewaarnemer in acht heeft genomen;
bepaalt dat Hagranop zich uiterlijk 8 juli 2025 schriftelijk zal uitlaten of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
bepaalt dat Hagranop, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken daarbij direct in het geding moet brengen;
bepaalt, voor het geval Hagranop bewijs door getuigen wil leveren, zij dan direct opgave zal doen van het aantal en de namen van getuigen en van de verhinderdata van partijen en hun raadslieden in de periode september tot en met december 2025;
bepaalt dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan mr. N.W.M. van den Heuvel als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
bepaalt dat alle partijen uiterlijk tien dagen voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken waarbij zij bij gelegenheid van het getuigenverhoor een beroep op willen doen aan het hof en de wederpartij moeten toesturen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. N.W.M. van den Heuvel, J.B. Smits en J.K.B. van Daalen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 10 juni 2025.
griffier rolraadsheer