[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een vuurwapen af te vuren en dit vuurwapen te richten op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
3.
hij op 5 oktober 2020 te Heerlen opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: “je bent lelijk, je hebt een varkenskop, je zou geslacht moeten worden.”
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar het proces-verbaal van de politie Eenheid Limburg, District Parkstad-Limburg, Basisteam Heerlen, zaakregistratienummer: PL2431-2020109463, in de wettige vorm opgemaakt en op 7 oktober 2020 gesloten door verbalisant [verbalisant 2] , brigadier van politie, met bijlagen, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina’s 1-59 (aantal PDF-pagina’s: 63).
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 primair:
1.
Het proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde dossierpagina’s 5-7, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
(pagina 5)
Ik doe aangifte van mishandeling en bedreiging met een vuurwapen gepleegd door twee voor mij onbekende personen. Dit is gebeurd op 10 juli 2020, omstreeks 13.00 uur, op de afrit Ten Esschen ter hoogte van Heerlen.
Ik reed op de A76 in de richting van Heerlen. Ik trad op als bestuurder van mijn voertuig, een zwarte Kia Picanto. Als bijrijder zat bij mij in het voertuig mijn vriendin [slachtoffer 2] .
Ter hoogte van knooppunt Ten Esschen wilde ik de afslag nemen om de N281 op te rijden (
het hof begrijpt: afrit Beersdalweg, rijrichting Geleen-Heerlen). Ik zag dat voor mij een zwarte Volkswagen Golf reed. Vanuit deze Golf werd een blikje gegooid (…). Dit blikje raakte bijna mijn auto. Ik zag dat de Golf de afslag N281 pakte.
(pagina 6)
Ik ben rechts naast de Golf gaan rijden en gebaarde naar hen waar dit op sloeg. Ik zag dat de bijrijder meteen gebaarde naar rechts te moeten gaan. Ik zag dat de Golf gas gaf en voor mij kwam rijden. Ik gaf richting aan om de afslag Ten Esschen te pakken. Ik
zag dat de Golf voor mij bleef rijden. Onder aan de afrit stopte de Golf voor me. Dit
was net voor de rotonde. Ik zag dat eerst de bijrijder uitstapte en daarna de bestuurder van de Golf.
Ze kwamen meteen op ons af. Ik ben toen ook uitgestapt. De bijrijder was als eerste
bij mij en sloeg mij direct tegen de linker zijkant/achterzijde van mijn hoofd. Ik
probeerde mij te weren tegen deze slag maar ik voelde dat ik geraakt werd. Ik werd
van de zijkant vastgegrepen door de bestuurder van de Golf. Deze hield mij stevig
vast en sloeg mij meermaals in de zijkant van mijn lichaam ter hoogte van mijn
nieren. Ik zag en voelde dat de bijrijder mij meermaals tegen mijn hoofd sloeg. Dit
was zeker vier keer.
Op een gegeven moment lieten beiden mij los en renden zij richting de Golf. Ik zag dat de bestuurder weer richting de bestuurderszijde liep en de bijrijder richting de bijrijderskant. Ik zag dat de bijrijder iets deed in het voertuig maar ik kon niet zien wat. Ik hoorde dat de bestuurder riep naar de bijrijder: “pak die ganno.” Ik moest meteen denken aan een pistool. Ik dacht dit gaat te ver en rende terug naar mijn auto. Ik keek om en ik zag de bijrijder staan. Ik zag dat hij in zijn rechterhand een pistool vast had en deze op mij richtte. Ik hoorde een knal en ik zag rook opstijgen vanaf het pistool. Ik ben toen terug gerend naar mijn auto.
Van het letsel wat ik heb opgelopen ten gevolge van de mishandeling heeft u foto's
gemaakt (
het hof begrijpt: de foto’s afgebeeld op dossierpagina's 8-11).
2.
Het proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde dossierpagina's 12-14, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] :
(pagina 12)
Op 10 juli 2020, omstreeks 13:00 uur, reden mijn vriend [slachtoffer 1] en ik in zijn
auto over de autoweg van Spaubeek naar Heerlen. [slachtoffer 1] reed en ik zat ernaast. Terwijl wij naar Heerlen reden, ongeveer ter hoogte van Nuth, zag ik voor ons een Volkswagen Golf, zwart van kleur, rijden. Ik zag dat de bijrijder van deze auto een blikje over het dak richting de linker baan gooide. Ik zag dat mijn vriend [slachtoffer 1] boos werd door het
gooien van dit blikje omdat dit bijna tegen zijn auto aan kwam.
Die auto voor ons ging naar rechts richting Heerlen, net als wij. [slachtoffer 1] nam de linker rijbaan om af te slaan. De Volkswagen reed op de rechter baan.
(pagina 13)
Ik zag vervolgens dat de bestuurder van de Volkswagen naar links kwam en voor ons bleef slingeren. Ik zag dat wij er niet langs kwamen. Ik zag dat [slachtoffer 1] opeens rechts naast de Volkswagen kon rijden en zijn raam opende. Ik zag en hoorde vervolgens dat er door de bijrijder en [slachtoffer 1] geschreeuwd werd over het waarom. Wij reden ongeveer 80 kilometer per uur. Vervolgens zag ik dat wij min of meer gedwongen werden de afrit richting Beersdalweg te Heerlen te nemen. Dit kwam gewoon door het voor ons rijden en slingeren van de Volkswagen bestuurder.
Gekomen op die afrit, helemaal rechts, stopte die Volkswagen schuin voor ons. [slachtoffer 1] stopte dus ook. Vervolgens zag ik dat de bestuurder en bijrijder van de Golf uitstapten en [slachtoffer 1] ook. Ik bleef in de auto zitten. Ik zag dat de bestuurder en bijrijder van de Golf meteen naar [slachtoffer 1] kwamen gelopen. Ik zag dat beide mannen meteen [slachtoffer 1] begonnen te slaan. Ik zag dat de bijrijder met vuisten op [slachtoffer 1] sloeg. De bestuurder deed dit ook.
Na het slaan hoorde ik dat de bestuurder naar de bijrijder riep: “Pak dat wapen.” Ik zag dat de bijrijder vervolgens uit de Golf een klein, zwart wapen pakte. Ik zag dat de bijrijder dit wapen in zijn linkerhand vast hield. Ik had mijn mobiele telefoon in de hand en wilde 112 bellen. Ik zag dat de bijrijder het wapen op mij richtte. Gelet op die beweging veronderstelde ik dat ik mijn telefoon moest weg doen, hetgeen ik deed. Vervolgens zag ik dat de bijrijder op [slachtoffer 1] richtte en schoot. Ik hoorde vervolgens een harde knal en zag rook uit het wapen komen. Vervolgens zijn beide mannen ingestapt in de Golf en weggereden richting Heerlen, de autoweg weer op.
Ik zag dat [slachtoffer 1] door het schot niet gewond was. Ik zag wel krassen rond zijn nek en rug
van de toegebrachte slagen. Ik voelde mij ontzettend bang toen het wapen op mij
gericht werd.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, doorgenummerde dossierpagina's 54-55, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige] :
(pagina 54)
Op 10 juli 2020, omstreeks 12:50 uur, reed ik over de autoweg, de N281, te Heerlen,
komende uit de richting van Geleen. Ter hoogte van de afrit bij Ten Esschen, wilde
ik de autoweg verlaten richting de Beersdalweg. Ik zag dat op de afrit auto’s
stilstonden. Ik zag dat bij een van deze auto’s een blanke man (
het hof begrijpt: aangever [slachtoffer 1]) stond. Ik zag dat de blanke man door enkele personen geslagen werd. Ik heb hierop mijn auto, voorbij deze vechtpartij, ook op de afrit tot stilstand gebracht. In eerste instantie heb ik geclaxonneerd om de aandacht te trekken van de aanvallers. Toen dat niet lukte besloot ik om maar uit te stappen. Maar voor dat ik kon uitstappen, om de vechtende partijen te scheiden en de blanke man te helpen, zag ik dat de man welke later als bijrijder ingestapt is in de zwarte Volkswagen, ik dacht een Golf of Polo, een vuurwapen in zijn hand had en hoorde ik een schot. Ik zag dat deze man het wapen richtte op de blanke man die even daarvoor mishandeld was. Ik zag dat uit het wapen kruitdampen kwamen.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige door de raadsheer-commissaris d.d. 7 augustus 2024, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige] :
Ik ben vier jaar geleden getuige geweest van een schietincident.
Ik zag een (…) vechtpartij. Dat is ook de reden dat ik stopte. Ik zie ze als een stel hyena’s vechten. Daar valt een klap, daar valt nog een klap.
Op een gegeven moment zag ik ook wel dat de jongen, het slachtoffer, dat hij een beetje kon vechten. Ik heb mijn auto in de berm gezet. Ik stopte om die gast te helpen. Het ging heel snel, ik stapte uit en opende de kofferbak want ik had wat nodig om te kunnen slaan. In mijn kofferbak lag een krik. Op het moment dat ik de kofferbak opende, zag ik een vuurwapen. Ik was nog steeds bij mijn auto toen. Het was een handvuurwapen, het was een pistool, geen revolver. De man die het vuurwapen vasthield stond op een paar meter afstand van het slachtoffer.
De man met het vuurwapen wilde wel degelijk richten. De arm ging omhoog, dus een gestrekte arm. Hij richtte richting het slachtoffer. (…) Toen ging er een schot af. Ik heb een duidelijk schot gehoord.
In mijn beleving was er een grote blonde jongen, het slachtoffer, en volgens mij was er een dame bij. Een vrouwelijke bijrijdster. De belagers waren mensen met een migratieachtergrond. Daarmee bedoel ik licht getint.
5.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina's 29-34, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [verdachte] :
(pagina’s 29-30)
M: Mededeling verbalisant
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
(pagina 31)
M: Op 10 juli 2020 is aangifte gedaan van mishandeling en bedreiging gepleegd op de afrit van de N281 (Ten Esschen) nabij de Beersdalweg te Heerlen. (…)
V: Wat kun je hierover verklaren?
A: Ik weet dat ik die dag een auto geleend had (…), een zwarte Volkswagen
Golf. Ik weet dat ik met mijn mattie
(het hof begrijpt: de medeverdachte [medeverdachte]) op de autoweg vanuit Geleen richting Heerlen reed. Mijn mattie (…) heeft een aansteker uit het raam van de auto gegooid. Achter ons reed een kleine auto. Op een gegeven moment, toen ik weer op de rechter rijstrook reed, werd ik ingehaald door de bestuurder van de kleine auto. Toen de bestuurder naast mij reed zag ik dat deze bestuurder (…) zei dat ik moest stoppen omdat er iets vanuit de auto waarin ik reed, op zijn auto was gegooid. Ik ben toen de afrit naar beneden gereden. Op het begin van de oprit ben ik
gestopt.
(pagina’s 31-32)
Ik ben toen ook uitgestapt.
(pagina 32)
V: Wie heeft er op 10 juli 2020 omstreeks 13:00 uur die auto bestuurd op de N281?
A: Dat was ik.
V: Wie zat er toen bij jou in de auto?
A: [medeverdachte] .
6.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina's 35-40, voor zover inhoudende als verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] :
(pagina’s 35-36)
M: Mededeling verbalisant
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
(pagina 37)
M: Op 10 juli 2020 is aangifte gedaan van mishandeling en bedreiging gepleegd op de afrit van de N281 (Ten Esschen) nabij de Beersdalweg te Heerlen. (…)
V: Wat kun je mij daarover verklaren?
A: Het was een verkeersruzie.
V: Waarover ging die ruzie dan?
A: Ik zag dat een zwarte kleine Kia naast ons kwam rijden en kwam ons inhalen.
V: Wie is ons?
A: Dat was ik en de bestuurder meneer [verdachte] .
V: Was het een zwarte Volkswagen Golf waar je in zat?
A: Ja.
(pagina 38)
V: Wie heeft op 10 juli 2020 omstreeks 13:00 uur die auto bestuurd op de N281?
A: Dat was [verdachte] .
(pagina 39)
V: Wat is een ganno?
A: Dat betekent pistool.
V: Had je toen een pistool?
A: Toen [verdachte] met de bestuurder van de Kia aan het vechten was, heb ik het
pistool gepakt. Het was een gas alarm pistool.
7.
Het proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde dossierpagina's 15-16, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [verbalisant 1] :
(pagina 15)
Op 5 oktober 2020 was ik werkzaam als agent in het cellencomplex van het districtsbureau te Heerlen. Ik was daar doende met de dagelijkse werkzaamheden, zoals ook insluitingen van arrestanten. Omstreeks 7:45 uur was er een verdachte binnen gebracht en ik moest zijn fouillering controleren en inboeken. Hierbij was ook de hulpofficier [verbalisant 3] , aanwezig. Op het moment dat ik de inhoud van een tasje, welke de verdachte bij zich had, controleerde nam ik uit het voorvak van dat tasje een papiertje uit een schrijfblok. (…) Op dat moment zei de verdachte uit het niets: “Jij
bent lelijk, je hebt een varkenskop en je zou geslacht moeten worden”. Door deze
uitspraak van deze verdachte voelde ik mij hevig beledigd en in mijn goede naam en
eer aangetast.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina 56, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Op 5 oktober 2020, omstreeks 07:45 uur, werd de verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] , overgedragen ter insluiting in het cellencomplex. Ik, [verbalisant 3] , was hierbij aanwezig in mijn hoedanigheid als hulpofficier van Justitie. Wij zagen en hoorden dat de verdachte zich vanaf het moment bij binnenkomst recalcitrant gedroeg.
Op een gegeven moment werd door verbalisant [verbalisant 1] de fouillering van
verdachte [verdachte] nagekeken. (…) Enige minuten later zag ik, [verbalisant 3] , de verdachte opstaan. Ik zag dat hij naar verbalisant [verbalisant 1] keek en ik hoorde hem zeggen dat verbalisant [verbalisant 1] lelijk was en een varkenskop had. Wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] , vonden voornoemde opmerkingen respectloos en denigrerend naar verbalisant [verbalisant 1] .
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak van het onder 1 en 2 (primair en subsidiair) tenlastegelegde bepleit. Daartoe is, kort samengevat, aangevoerd dat de medeverdachte [medeverdachte] door aangever [slachtoffer 1] uit de auto werd gehaald en dat zij samen in een gevecht verwikkeld raakten. De verdachte is naar hen toe gegaan om de ruzie te sussen. Hij heeft zelf geen geweld jegens [slachtoffer 1] gepleegd en daar ook niet openlijk en in vereniging aan bijgedragen. Voorts was medeverdachte [medeverdachte] degene die het wapen heeft gepakt en daarmee heeft geschoten. De verdachte was niet op de hoogte van de aanwezigheid van dit wapen. Dat de verdachte aan [medeverdachte] zou hebben gevraagd het wapen te pakken volgt alleen uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en aangeefster [slachtoffer 2] . Ook de onafhankelijk getuige [getuige] heeft een dergelijke uitlating niet gehoord. Nu geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] en de verdachte, dient de verdachte te worden vrijgesproken van het medeplegen van bedreiging. Ook het subsidiair tenlastegelegde voorhanden hebben van een wapen kan niet wettig en overtuigend worden bewezen, nu de verdachte geen wetenschap had van het wapen en daarover ook geen beschikkingsmacht had.
De verdachte dient derhalve van het onder 1 en 2 (primair en subsidiair) tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Anders dan de verdediging en met de advocaat-generaal, acht het hof de verklaringen van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geloofwaardig, nu deze in grote lijnen overeenkomen met elkaar en steun vinden in de andere bewijsmiddelen. De omstandigheid dat de getuige [getuige] niet heeft gehoord dat de verdachte aan de medeverdachte heeft gevraagd het wapen te pakken, zoals [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard, maakt dat oordeel over de betrouwbaarheid niet anders. Immers, [getuige] heeft verklaard dat de vechtpartij al was begonnen op het moment dat hij kwam aanrijden. Voorts heeft hij verklaard dat hij het vuurwapen al zag op het moment dat hij uit de auto stapte en de kofferbak van zijn auto wilde openen om een krik te pakken. De omstandigheid dat [getuige] niet heeft (kunnen hebben) gehoord dat de verdachte aan de medeverdachte heeft gevraagd het wapen te pakken, ook al is [getuige] naar eigen zeggen getriggerd en getraind op het woord wapen, maakt niet dat de verdachte dat niet heeft gezegd. Het hof acht de verklaring van de aangevers ook op dit onderdeel betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Hetgeen door de verdediging overigens is aangevoerd, vindt zijn weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen en behoeft daarom geen verdere bespreking.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen en acht het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op: