Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
wetsgeschiedenis bij artikel 242 tot en met 249 Sr(oud) volgt dat onder ‘ontucht’/’ontuchtige handelingen’ moeten worden verstaan handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Of een bepaalde handeling van seksuele aard kan worden aangemerkt als ‘ontuchtig’, hangt af van de omstandigheden van het geval, waarbij tot die omstandigheden onder meer kunnen worden gerekend de aard van de handeling en de context waarin en de omstandigheden waaronder de handeling wordt verricht. Daarbij kunnen ook de eventuele interactie tussen de betrokkenen en onder omstandigheden ook hun intenties een rol spelen. Voor een bewezenverklaring van het plegen van ontuchtige handelingen moet komen vast te staan dat het opzet van de verdachte mede het ontuchtige karakter van de handelingen omvat (vgl.
Kamerstukken II1988/89, 20 930, nr. 3 (MvT), p. 2; nr. 5 (MvA), p. 4-5 en HR 23 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:609, rov. 2.6).
Stb.2024, 59) de betreffende strafbaarstelling op andere wijze is vormgegeven in het Wetboek van Strafrecht. Het strafbaar zijn van de seksuele handelingen is in de artikelen 240 tot en met 243 Sr afhankelijk gesteld van (het ontbreken van) de wil van de persoon met wie de seksuele handelingen worden verricht en in artikel 254, eerste lid, onder b Sr is ter zake van die seksuele delicten als strafverzwaringsgrond opgenomen de afhankelijke positie van de persoon met wie de seksuele handelingen worden verricht ten opzichte van de schuldige.