ECLI:NL:GHSHE:2025:1722

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
25/865
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep wegens gebrek aan vertegenwoordigingsbevoegdheid

In deze zaak heeft belanghebbende, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het hoger beroep is op 19 mei 2025 ontvangen door het hof. Het hof heeft de gemachtigde verzocht om een recente machtiging over te leggen, maar deze is niet tijdig verstrekt. Belanghebbende heeft op 9 juni 2025 per e-mail aan de gemachtigde en de heffingsambtenaar laten weten dat hij niet verder wil met de procedure. Op 11 juni 2025 heeft de gemachtigde e-mailcorrespondentie overgelegd, maar de overgelegde volmachten waren niet recent genoeg. Het hof concludeert dat de gemachtigde niet heeft voldaan aan het verzoek om een recente machtiging en dat de vertegenwoordigingsbevoegdheid is beëindigd. Hierdoor verklaart het hof het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door M.J.C. Pieterse, raadsheer, in tegenwoordigheid van F. Marcolina, als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 juni 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Nummer: 25/865
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 17 april 2025, nummer BRE 24/2645 in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant,
hierna: de heffingsambtenaar.

Gronden

Ten aanzien van de ontvankelijkheid
1. Met dagtekening 16 mei 2025, ontvangen door het hof op 19 mei 2025, heeft [naam] (hierna: [naam] ) namens [kantoor] B.V. hoger beroep ingesteld.
2. Met dagtekening 20 mei 2025 is de ontvangst van het hoger beroep bevestigd en is [naam] uitgenodigd om een op zijn naam gestelde machtiging over te leggen die niet ouder is dan zes maanden, gerekend vanaf het moment van indiening van het hogerberoepschrift. Het hof heeft [naam] daarbij gewezen op de mogelijke gevolgen – niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep – van het niet overleggen van de gevraagde machtiging.
3. Van de heffingsambtenaar heeft het hof een afschrift ontvangen van de e-mail van 9 juni 2025 die belanghebbende heeft verstuurd aan [naam] en de heffingsambtenaar:
“middels deze mail laat ik u nogmaals ( voor de zoveelste keer ) dat ik niet akkoord ga met het door u ingesteld hoger beroep. Ik heb dat recentelijk ook digitaal aan u laten weten, toen u meende mij een rekening te moeten offereren voor het instellen van dat beroep. Ik persisteer dus bij deze nogmaals dat ik er helemaal klaar mee ben met deze procedure.
Ik verwijs naar mijn mailmvan 7 juni j.l. waarin ik eveneens aan heb gegeven dat ik verdere procedure niet meer wil.
Ik stuur een copy van deze mail naar de bij deze procedure betrokken instanties.
Dus: KLAAR ERMEE !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!”
4. Bij brief die door het hof is ontvangen op 11 juni 2025 heeft [naam] e-mailcorrespondentie overgelegd tussen belanghebbende en hem van najaar 2023. Daarbij is een ondertekende volmacht gevoegd die niet is gedagtekend en een ondertekende volmacht die is gedagtekend op 25 maart 2024.
5. Het hof stelt vast dat [naam] niet heeft voldaan aan het onder 2. hiervoor bedoelde verzoek. De overgelegde machtiging is namelijk gedagtekend ruim een jaar voor het instellen van het hoger beroep. Daarmee is niet komen vast te staan dat [kantoor] B.V. namens belanghebbende is gemachtigd om hoger beroep in te stellen. Daar komt bij dat met de onder 3. hiervoor geciteerde e-mail de vertegenwoordigingsbevoegdheid in elk geval is beëindigd en belanghebbende zelf het hoger beroep niet wenst.
6. Het gevolg van het voorgaande is dat het hof het hoger beroep nietontvankelijk zal verklaren. Er is onder deze omstandigheden aanleiding te beslissen op het hoger beroep van belanghebbende zonder voortzetting van het onderzoek [1] . Het hof zal op basis van artikel 6:17 Awb een afschrift van deze uitspraak ook aan belanghebbende zenden.
Ten aanzien van de proceskosten
7. Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Awb.

Beslissing

Het hof verklaart het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
De uitspraak is gedaan door M.J.C. Pieterse, raadsheer, in tegenwoordigheid van F. Marcolina, als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2025 en een afschrift van de uitspraak is op die datum in Mijn Rechtspraak geplaatst.
Als partijen niet digitaal procederen, is een afschrift op die datum aangetekend per post verzonden.
De griffier, De raadsheer,
F. Marcolina M.J.C. Pieterse
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Als u bezwaren hebt tegen deze uitspraak na vereenvoudigde behandeling kunt u binnen
zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak een
verzetschriftindienen bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 'sHertogenbosch). Daarbij kunt u vragen op het verzet te worden gehoord.
Een kopie van de uitspraak moet bij het verzetschrift worden overgelegd. Het verzetschrift moet zijn ondertekend en ten minste bevatten:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. de vermelding van de uitspraak waartegen het verzet is gericht;
d. de gronden van het verzet, waarbij de bezwaren tegen de uitspraak duidelijk zijn omschreven.
Bij de behandeling van het verzet beoordeelt het gerechtshof uitsluitend of de in de vorenstaande uitspraak genomen beslissing juist is. Eerst na gegrondbevinding van het verzet kan het gerechtshof in het vervolg van de procedure aan een inhoudelijke beoordeling van de grieven toekomen.

Voetnoten

1.Artikel 8:108, lid 1, Awb in samenhang gelezen met artikel 8:54, lid 1, letter b, Awb.