In deze zaak heeft belanghebbende, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het hoger beroep is op 19 mei 2025 ontvangen door het hof. Het hof heeft de gemachtigde verzocht om een recente machtiging over te leggen, maar deze is niet tijdig verstrekt. Belanghebbende heeft op 9 juni 2025 per e-mail aan de gemachtigde en de heffingsambtenaar laten weten dat hij niet verder wil met de procedure. Op 11 juni 2025 heeft de gemachtigde e-mailcorrespondentie overgelegd, maar de overgelegde volmachten waren niet recent genoeg. Het hof concludeert dat de gemachtigde niet heeft voldaan aan het verzoek om een recente machtiging en dat de vertegenwoordigingsbevoegdheid is beëindigd. Hierdoor verklaart het hof het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door M.J.C. Pieterse, raadsheer, in tegenwoordigheid van F. Marcolina, als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 juni 2025.