ECLI:NL:GHSHE:2025:1725

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
20-003017-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van valsheid in geschrift en opzettelijk aanwenden van middelen voor andere doeleinden door een rechtspersoon

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, een rechtspersoon, was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar werd wel veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrift en het opzettelijk en wederrechtelijk aanwenden van middelen voor andere doeleinden dan waarvoor zij waren verstrekt. De feiten dateren uit de periode van 2013 tot en met 2017, waarbij de verdachte onterecht ongeveer € 1.000.000,00 aan subsidiegelden heeft ontvangen door het vervalsen van facturen en het misbruik maken van overheidsgelden. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een van de feiten. De opgelegde straf bestond uit een voorwaardelijke geldboete van € 20.000,00 met een proeftijd van 1 jaar, waarbij het hof rekening hield met de gevolgen van de strafzaak voor de verdachte en het tijdsverloop sinds de feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten, maar ook de omstandigheden die in het voordeel van de verdachte hebben gespeeld, zoals het blanco strafblad en de lange duur van de procedure.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003017-21
Uitspraak : 20 juni 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 14 december 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-997044-18 tegen:
[verdachte],
statutair gevestigd te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde en is de verdachte ter zake van het onder 2 primair tenlastegelegde, ‘medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd’ en het onder 3 tenlastegelegde, ‘medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk middelen die met een bepaald doel zijn verstrekt, aanwenden voor andere doeleinden dan waarvoor zij zijn verstrekt, begaan door een rechtspersoon’ veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 20.000,00 met een proeftijd van 3 jaren.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de rechtbank van het onder 1 tenlastegelegde.
Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit is gericht tegen deze vrijspraak.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft, met het oog op de hierna te bespreken tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte overeengekomen procesafspraken, gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de in dat vonnis opgelegde straf, en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke geldboete van € 20.000,00 met een proeftijd van 1 jaar.
De verdediging heeft in het verlengde van de hierna te bespreken tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte overeengekomen procesafspraken geen verweer gevoerd tegen de bewezenverklaring, de kwalificaties, de strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van de verdachte en zich geconformeerd aan de door de advocaat-generaal gevorderde straf.
Procesafspraken
Het Openbaar Ministerie en de verdachte hebben als partijen onderling een overeenkomst gesloten waarin procesafspraken alsmede een voorstel tot afdoening van de zaak zijn opgenomen. Deze overeenkomst is door de advocaat-generaal namens het Openbaar Ministerie op 27 mei 2025 te ’s-Hertogenbosch ondertekend. Namens de verdachte heeft haar wettelijk vertegenwoordiger [medeverdachte] de overeenkomst op 28 mei 2025 te Tilburg ondertekend. De overeenkomst is voor gezien getekend door de raadsman van de verdachte.
De voornaamste overwegingen die, zo blijkt uit de overeenkomst, aan het maken van procesafspraken ten grondslag lagen, betreffen het tijdsverloop (de aan de verdachte tenlastegelegde feiten dateren uit de periode 2013 tot en met 2017), de gevolgen die de strafzaak voor de verdachte heeft gehad en, in het verlengde daarvan, de wens van beide partijen om tot een snelle, efficiënte en definitieve afdoening van de onderhavige zaak en strafprocedure te komen. Naar het oordeel van zowel het Openbaar Ministerie als de verdediging passen de overeengekomen procesafspraken binnen het door de Hoge Raad geschetste kader hieromtrent (zie Hoge Raad 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252).
De in voornoemde overeenkomst opgenomen procesafspraken luiden als volgt:
- Verdachte verklaart aanwezig te zullen zijn bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak, zodat het gerechtshof de gelegenheid heeft de verdachte vragen te stellen;
- De verdachte ziet af van het indienen van nadere onderzoekswensen;
- Door de verdediging worden geen bewijsverweren gevoerd;
- Het OM zal rekwireren tot niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep ten aanzien van feit 1 (gelet op het feit dat de rechtbank verdachte heeft vrijgesproken ten aanzien van feit 1);
- Het OM zal rekwireren tot een bewezenverklaring van de feiten 2 en 3 zoals hieronder weergegeven;
- Het vonnis van de rechtbank in beide zaken blijft voor wat betreft de bewezenverklaring, de kwalificatie en de strafbaarheid in stand;
- Het OM zal rekwireren tot een strafeis van: een voorwaardelijke geldboete van

€ 20.000,00 (zegge: twintigduizend euro), met een proeftijd van 1 jaar, subsidiair 135 dagen vervangende hechtenis;

- Verdachte zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf onttrekken.
Ten slotte is bepaald dat als het hof in zijn arrest niet wezenlijk afwijkt van de procesafspraken, het belang van het instellen van cassatie voor beide partijen in redelijkheid geacht wordt te zijn vervallen.
In de overeenkomst is verder opgenomen dat (de wettelijk vertegenwoordiger van) de verdachte verklaart het gezamenlijke afdoeningsvoorstel aandachtig te hebben gelezen, de inhoud ervan volledig te begrijpen, in de gelegenheid te zijn gesteld hieromtrent onafhankelijk juridisch advies in te winnen en dit gezamenlijke afdoeningsvoorstel volledig vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie over het feitencomplex, te ondertekenen. Voorts is vermeld dat (de wettelijk vertegenwoordiger van) de verdachte hierbij is bijgestaan door een raadsman en dat (de wettelijk vertegenwoordiger van) de verdachte zich bewust is van de mogelijke (rechts)gevolgen van dit gezamenlijke afdoeningsvoorstel.
Ter terechtzitting in hoger beroep op 6 juni 2025 is door het hof, in aanwezigheid van de advocaat-generaal, de wettelijk vertegenwoordiger van de verdachte en de raadsman van de verdachte de tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte gesloten overeenkomst, de daarin opgenomen procesafspraken en het afdoeningsvoorstel uitvoerig aan de orde gesteld en met de advocaat-generaal, de wettelijk vertegenwoordiger van de verdachte en de raadsman van de verdachte besproken. Daarbij heeft het hof de wettelijk vertegenwoordiger van de verdachte onder meer bevraagd over diens vrijwilligheid bij de totstandkoming van de in de overeenkomst opgenomen procesafspraken inclusief afdoeningsvoorstel en diens bewustheid (van de rechtsgevolgen) van die procesafspraken voor de maatschap, in het bijzonder de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. De vertegenwoordiger van de verdachte is erop gewezen dat het feit dat in de procesafspraken is opgenomen dat het belang van het instellen van cassatie in redelijkheid geacht wordt te zijn vervallen, niet meebrengt dat afstand is gedaan van het recht tot het instellen van dat rechtsmiddel.
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het hof van oordeel dat (de wettelijk vertegenwoordiger van) de verdachte, die was voorzien van rechtsbijstand, vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij/zij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige conclusie om aan de tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte overeengekomen procesafspraken inclusief afdoeningsvoorstel mee te werken.
Naar het oordeel van het hof passen de overeengekomen procesafspraken derhalve binnen het door de Hoge Raad geschetste kader hieromtrent (zie Hoge Raad 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252). Het hof zal de overeengekomen procesafspraken betrekken bij de beantwoording van de vraagpunten op grond van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.
Vonnis waarvan beroep
Alles afwegende, verenigt het hof zich met het vonnis waarvan beroep en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de opgelegde straf.
Niet gebleken is dat, gelet op de vraagpunten van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering, afdoening van de zaak in lijn met het afdoeningsvoorstel niet in redelijke verhouding zou staan tot de ernst van de zaak, zoals die blijkt uit de processtukken en het verhandelde op de terechtzitting, of niet zou voldoen aan de eisen van een eerlijk proces.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de aard en hoedanigheid van de verdachte rechtspersoon, alsmede haar draagkracht, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat zij zich in de periode van 1 januari 2017 tot en met 23 juni 2017, tezamen en in vereniging met anderen meermalen heeft schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Voorts heeft de verdachte zich in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016 tezamen en in vereniging met een ander schuldig gemaakt aan het opzettelijk en wederrechtelijk aanwenden van met een bepaald doel verstrekte middelen voor andere doeleinden dan waarvoor zij zijn verstrekt.
De valsheid in geschrift bestond in het (laten) vervalsen van drie facturen, door daaraan de omschrijving ‘advieskosten’ te geven terwijl de facturen in werkelijkheid betrekking hadden op de leverantie van voer. Hierdoor leek het alsof het bedrijf van de verdachte zou worden verplaatst en daarmee kwam de verdachte in aanmerking voor de VIV-regeling. Onder de VIV-regeling werd 100% van de vervangingswaarde van het onroerend goed vergoed. Ook kreeg de verdachte bij verplaatsing van het bedrijf subsidie voor gemaakte advieskosten tot een bedrag van € 100.000,00. Gelet op het feit dat het bedrijf van de verdachte in werkelijkheid werd beëindigd, zou zij in aanmerking zijn gekomen voor de BIV-regeling. Onder de BIV-regeling zou er slechts sprake zijn van een vergoeding van 40% van de vervangingswaarde.
In totaal heeft de verdachte door een onjuiste voorstelling van zaken ongeveer
€ 1.000.000,00 aan subsidiegelden ontvangen. Deze gelden waren bedoeld voor de kosten van het verplaatsen van het varkensbedrijf van de verdachte maar zijn voor andere doeleinden gebruikt. Dit handelen van de verdachte en medeverdachten ondermijnt de subsidieregeling. Tevens is misbruik gemaakt van overheidsgelden.
Op grond van deze feiten en omstandigheden is een voorwaardelijke geldboete van
€ 20.000,00 met een proeftijd van 3 jaren zoals door de rechtbank is opgelegd in beginsel passend en geboden. Echter, uit de tussen het Openbaar Ministerie en (de wettelijk vertegenwoordiger van) de verdachte gesloten overeenkomst en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken welke gevolgen de strafzaak inmiddels voor de verdachte heeft gehad. De door de provincie ten onrechte betaalde subsidiegelden zijn teruggevorderd en inmiddels door de verdachte terugbetaald, terwijl de veehouderij aan [adres] is afgebroken, de maatschap niet meer actief is en de vergunningen zijn ingetrokken. Op de BIV-subsidie kon de verdachte geen aanspraak meer maken, terwijl zij daar gelet op de beëindiging van het bedrijf wel recht op had. Voorts is één van de maten en wettelijk vertegenwoordiger van de verdachte, [medeverdachte] , individueel strafrechtelijk vervolgd voor zijn handelen, hetgeen ook gevolgen voor hem heeft gehad.
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat deze gevolgen voor (de wettelijk vertegenwoordiger van) de verdachte in strafmatigende zin dienen mee te wegen. Ook houdt het hof in het voordeel van de verdachte rekening met het tijdsverloop sinds de onderhavige feiten zijn begaan (kort gezegd: in de periode 2013 tot en met 2017).
Verder heeft het hof acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 25 maart 2025. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Het hof stelt verder vast dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. Bij de totstandkoming van het afdoeningsvoorstel is, zoals blijkt uit de tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte gesloten overeenkomst, rekening gehouden met deze termijnoverschrijdingen.
Alles afwegende, mede gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten maar ook op de oudheid daarvan, het tijdsverloop in eerste aanleg en in hoger beroep, het blanco strafblad van de verdachte en de gevolgen die de strafzaak blijkens de tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte gesloten overeenkomst en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep inmiddels voor (de wettelijk vertegenwoordiger van) de verdachte heeft gehad, is het hof van oordeel dat het in de hiervoor genoemde overeenkomst opgenomen afdoeningsvoorstel, inhoudende de oplegging van een voorwaardelijke geldboete van € 20.000,00 met een proeftijd van 1 jaar, passend en geboden is. Gelet op het feit dat de verdachte een rechtspersoon is, zal het hof in afwijking van het in de overeenkomst opgenomen afdoeningsvoorstel, geen vervangende hechtenis opleggen.
Met oplegging van deze voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 tenlastegelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan €
20.000,00 (twintigduizend euro);
bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. dr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. dr. M.M. Koevoets en mr. A.C. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.J.G. Streutjes, griffier,
en op 20 juni 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.