In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, een rechtspersoon, was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar werd wel veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrift en het opzettelijk en wederrechtelijk aanwenden van middelen voor andere doeleinden dan waarvoor zij waren verstrekt. De feiten dateren uit de periode van 2013 tot en met 2017, waarbij de verdachte onterecht ongeveer € 1.000.000,00 aan subsidiegelden heeft ontvangen door het vervalsen van facturen en het misbruik maken van overheidsgelden. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een van de feiten. De opgelegde straf bestond uit een voorwaardelijke geldboete van € 20.000,00 met een proeftijd van 1 jaar, waarbij het hof rekening hield met de gevolgen van de strafzaak voor de verdachte en het tijdsverloop sinds de feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten, maar ook de omstandigheden die in het voordeel van de verdachte hebben gespeeld, zoals het blanco strafblad en de lange duur van de procedure.