Uitspraak
5.Het vervolg van de procedure in hoger beroep
- het tussenarrest van 10 september 2024 waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 oktober 2024;
- de door [XX] genomen memorie van grieven, tevens houdende een wijziging van eis, met twee producties (het tussenarrest van 10 september 2024 en het proces-veerbaal van de mondelinge behandeling van 9 oktober 2024);
- de door [geïntimeerde] genomen memorie van antwoord met producties 7 en 8;
- de door [XX] genomen akte met productie 12;
- de door [geïntimeerde] genomen antwoordakte.
6.De beoordeling
- a. [XX] houdt zich onder andere bezig met het handelen in onroerend goed. [XX] koopt kluspanden aan om deze na een renovatie door te verkopen. [persoon A] en [persoon B] zijn de bestuurders van [XX] .
- b. Voorafgaand aan de samenwerking die in dit geding centraal staat, hebben [XX] en [geïntimeerde] al meerdere keren samengewerkt bij het opknappen en verkopen van kluspanden.
- c. [XX] heeft met [geïntimeerde] een op 1 juni 2022 schriftelijk vastgelegde samenwerkingsovereenkomst gesloten voor het renoveren van de woning aan de [adres A] . [geïntimeerde] zou de renovatie van de woning uitvoeren voor een door [XX] ter beschikking te stellen bedrag van maximaal € 80.000,-- inclusief btw. Afgesproken doel was om de woning uiterlijk 1 oktober 2022 in de verkoop te zetten, en daarbij een zo hoog mogelijke opbrengst te behalen. De eventuele winst zou verdeeld worden tussen partijen, waarbij [XX] 2/3e deel zou krijgen en [geïntimeerde] 1/3e deel.
- d. Na de renovatie zou de woning middels een zogenaamde ABC-akte door de eigenaar van het pand worden geleverd aan een nog te zoeken koper.
- e. Onderdeel van de renovatie was het vervangen van de radiatoren in de woning. In de overeenkomst tussen partijen is opgenomen dat alleen in de badkamer een radiator zou komen. De woning zou verder verwarmd worden met warmtepanelen die in de muur zouden worden weggewerkt.
- f. In augustus 2023 constateerde [XX] dat [geïntimeerde] de woning had voorzien van elektrische vloerverwarming, elektrische radiatoren en een elektrische sierhaard.
- g. [XX] heeft daartegen geprotesteerd, stellende dat overeengekomen was dat de warmtepanelen niet elektrisch maar gasgestookt zouden zijn.
- h. Kort voor 28 november 2023 zag [XX] bij een bezoek aan de woning dat de thermostaten van de elektrische vloerverwarming waren verdwenen.
- i. De advocaat van [XX] heeft [geïntimeerde] bij e-mail van 1 februari 2024 gesommeerd om te voldoen aan de vorderingen zoals die in dit kort geding bij de inleidende dagvaarding zijn ingesteld.
- j. [geïntimeerde] heeft niet binnen de gestelde termijn aan de sommatie voldaan.
- k. Op maandag 4 maart 2024, twee dagen vóór de mondelinge behandeling van het kort geding bij de voorzieningenrechter, heeft [geïntimeerde] de thermostaten voor de vloerverwarming en een factuur afgegeven bij de deurwaarder die de dagvaarding in kort geding betekend heeft. [XX] heeft de thermostaten en de factuur diezelfde dag ontvangen.
- l. Tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding bij de voorzieningenrechter op woensdag 6 maart 2024 heeft [XX] vanwege de ontvangst van de thermostaten en de factuur, de hierna in rov. 6.2.1 te noemen vorderingen A en D ingetrokken.
- m. Op vrijdag 8 maart 2024, twee dagen na de mondelinge behandeling in kort geding bij de voorzieningenrechter, hebben de partijen de woning bezocht. Ter plaatse waren aanwezig [geïntimeerde] , [persoon C] van het verwarmingsbedrijf, een elektricien, een door [geïntimeerde] ingeschakelde deurwaarder en de heren [persoon B] en [persoon A] van [XX] . De door [geïntimeerde] ingeschakelde deurwaarder heeft een proces-verbaal opgemaakt van wat op die dag ter plaatse is geconstateerd. In dat proces-verbaal staat onder meer het volgende:
- A. [geïntimeerde] te bevelen om alle thermostaten behorend bij alle (vloer)verwarmingen zoals aanwezig in de woning binnen 7 dagen na het vonnis aan [XX] te overhandigen, op straffe van een dwangsom;
- B. [geïntimeerde] te bevelen, voor zover na afgifte van de thermostaten zal blijken dat de vloerverwarmingen niet naar behoren functioneren, om er voor zijn eigen rekening zorg voor te (doen) dragen dat alle (vloer)verwarmingen functioneren binnen 10 werkdagen nadat hij schriftelijk op het disfunctioneren ervan is gewezen, welk zorg (doen) dragen zal moeten plaatsvinden gedurende kantoortijden op werkdagen;
- C. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van een dwangsom indien [geïntimeerde] zich niet aan het onder B gevorderde bevel houdt;
- D. [geïntimeerde] te bevelen om aan [XX] binnen 10 dagen na het vonnis één of meer facturen (met geldig btw nummer) te verstrekken voor een totaalbedrag van € 70.205,60 inclusief btw, op straffe van een dwangsom;
- Het gaat in dit kort geding naar de kern genomen nog om het functioneren van de vloerverwarming in de keuken. Volgens [XX] slaat de aardlekschakelaar af zodra de verwarming in de keuken wordt aangezet (rov. 4.6).
- Uit de eigen stellingen van [XX] volgt dat zij in augustus 2023 al wist dat er een probleem was met de verwarming (rov. 4.7).
- [XX] was in augustus 2023 ook al bekend met de afspraken die zij had gemaakt met de huidige eigenaar, over het maandelijks aan die eigenaar te betalen bedrag en over de uiterlijke datum waarop de woning in de verkoop zou worden gezet. Toch heeft [XX] het kort geding pas op 27 februari 2024 aanhangig gemaakt. Die vertraging moet voor rekening van [XX] komen (rov. 4.8).
- Daar komt bij dat [XX] de andere wettelijke mogelijkheden die zij had om zonder medewerking van [geïntimeerde] tot een feitelijke oplossing te komen, niet heeft benut (rov. 4.9).
- Dit dralen door [XX] zonder actie te ondernemen, maakt dat [XX] geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. De vorderingen worden daarom afgewezen.
- tot terugbetaling van het door [XX] op grond van de bij het beroepen vonnis uitgesproken proceskostenveroordeling betaalde bedrag van € 1.065,--, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 5 april 2024;
- in de proceskosten van het geding bij de voorzieningenrechter, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na het door het hof te wijzen arrest;
- in de proceskosten van het hoger beroep, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na het door het hof te wijzen arrest.
- Toen [XX] bij haar inleidende dagvaarding de hiervoor in rov. 6.2.1 genoemde vorderingen A tot en met D instelde, had zij bij die vorderingen een spoedeisend belang en waren die vorderingen toewijsbaar. [geïntimeerde] heeft pas na aanvang van de kortgedingprocedure, te weten twee dagen vóór de mondelinge behandeling, de onder A gevorderde thermostaten en de onder D gevorderde factuur verstrekt. Daarom heeft [XX] de vorderingen A en D bij gelegenheid van de mondelinge behandeling ingetrokken. Dit laat echter onverlet dat [XX] die vorderingen terecht in kort geding heeft ingesteld. Omdat [geïntimeerde] pas tijdens de kortgedingprocedure aan die vorderingen heeft voldaan, had de voorzieningenrechter [geïntimeerde] in de proceskosten van het kort geding moeten veroordelen.
- Bij de vorderingen B en C heeft [XX] nu geen belang meer, omdat de woning inmiddels is verkocht en geleverd aan een derde. Ten tijde van het geding in eerste aanleg had [XX] echter wel een spoedeisend belang bij die vorderingen. De voorzieningenrechter heeft ten onrechte geoordeeld dat [XX] daarbij geen spoedeisend belang had. De voorzieningenrechter had de vorderingen B en C moeten toewijzen en had [geïntimeerde] ook om die reden in de proceskosten moeten veroordelen.