ECLI:NL:GHSHE:2025:1859

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
2 juli 2025
Zaaknummer
20-000333-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met hoge snelheden en verkeersgevaar

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte heeft op 17 augustus 2023 in Veghel, gemeente Meierijstad, met hoge snelheden de achtervolging ingezet op het voertuig van het slachtoffer. Tijdens deze achtervolging heeft de verdachte meermalen met zijn auto tegen het voertuig van het slachtoffer aangereden, waardoor het leven van het slachtoffer in gevaar werd gebracht en de verkeersveiligheid ernstig werd geschonden. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, maar het hof heeft deze straf verhoogd naar 36 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. Het hof heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade, en de verdachte de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen voor een periode van drie jaar. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersdelicten en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000333-24
Uitspraak : 3 juli 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 23 januari 2024, in de strafzaak met parketnummer 01-225870-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Grave te Grave.
Hoger beroep
De rechtbank heeft verdachte ter zake het onder feit 2 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake het onder feit 1 primair tenlastegelegde “poging tot doodslag, meermalen gepleegd”, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest. Tevens heeft de rechtbank de bijkomende straf opgelegd van ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen besturen voor de duur van 3 jaren. Tenslotte heeft de rechtbank beslist op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] en ten behoeve van deze benadeelde partij een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis is door de rechtbank afgewezen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en de verdachte ter zake van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest. Tevens heeft de advocaat-generaal oplegging gevorderd van de bijkomende straf van ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de advocaat-generaal de gedeeltelijke toewijzing gevorderd van de materiële schade tot een bedrag van € 9.721,54 alsmede de gedeeltelijke toewijzing van de immateriële schade tot een bedrag van € 2.000,-. Beiden te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft verweren gevoerd betreffende de bewezenverklaring van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde en de vordering van de benadeelde partij.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de rechtbank van het onder 2 tenlastegelegde.
Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit is gericht tegen deze vrijspraak.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis, voor zover dat in hoger beroep nog aan het oordeel van het hof is onderworpen, vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 augustus 2023 te Veghel, gemeente Meierijstad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen althans eenmaal met een door hem, verdachte, bestuurde auto met verschillende snelheden tegen het voertuig van voornoemde [slachtoffer] , waarin voornoemde [slachtoffer] zich bevond, is gereden en/of heeft geramd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 augustus 2023 te [plaats] , gemeente Meierijstad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door meermalen althans eenmaal met een door hem, verdachte, bestuurde auto, met verschillende snelheden tegen het voertuig van voornoemde [slachtoffer] , waarin [slachtoffer] zich bevond, te rijden en/of te rammen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij omstreeks 17 augustus 2023 te [plaats] , gemeente Meierijstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een door hem, verdachte, bestuurde auto met verschillende snelheden tegen het voertuig van voornoemde [slachtoffer] , waarin voornoemde [slachtoffer] zich bevond, is gereden en/of heeft geramd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het hof neemt de bewijsmiddelen van de rechtbank over als opgenomen op pagina 15 tot en met pagina 21 van het vonnis. Omdat deze bewijsmiddelen op onderdelen aanvulling c.q. verbetering behoeven zal het hof omwille van de leesbaarheid van dit arrest de betreffende bewijsmiddelen hierna in zijn geheel opnemen.
De bronnen.
1. Een dossier van de politie Oost-Brabant, afgesloten en ondertekend d.d. 6 oktober 2023, registratienummer: PL2100-2023180994, aantal doorgenummerde bladzijden: 134. Dit dossier bevat een verzameling processen verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede andere bescheiden.
2. Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] door de rechter commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant d.d. 12 december 2023.
De bewijsmiddelen

1.

Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , ongemaakt d.d. 16 augustus 2023, bron 1, dossierpagina's 9 t/m 17, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

Op woensdag 16 augustus 2023 (de rechtbank begrijpt: een hele tijd na 21:30 uur) stond ik samen met een vriend, [getuige 1]
(het hof begrijpt: getuige [getuige 1] ), op de carpoolplaats aan de [locatie 1] te [plaats] .
Ik stond met [getuige 1] te praten, toen ik zag dat er een personenauto achter onze auto’s parkeerde. Ik kan de personenauto als volgt omschrijven:
o merk: BWM (
het hof begrijpt: BMW);
o type: Touring+/-2003;
o kleur: grijs;
o vijfdeurs personenauto.
Ik kan deze persoon (
het hof begrijpt: de verdachte) als volgt omschrijven:
- man
- getinte huidskleur
Ik startte direct de motor van mijn auto en heb geprobeerd om links voor de BMW weg te rijden. Voordat ik volledig voorbij de BMW was, werd ik door deze auto geramd. Ik zag dat de bestuurder van de BMW zijn personenauto in zijn achteruit zette en met opzet en grote kracht tegen de rechtervoorkant van mijn personenauto aan botste. Ik voelde een harde klap van de botsing
Ik reed met volle vaart van de carpoolplaats af, sloeg rechtsaf de [locatie 1] op, sloeg rechtsaf [locatie 2] op en zag dat ik de BMW even uit het oog was verloren. Ik zag dat ter hoogte van het Mergelven de BMW weer achter mij reed. Ik voelde en zag dat op [locatie 2] de BMW met opzet twee keer tegen de achterkant van mijn personenauto aanreed. Bij iedere drempel die ik tegen kwam remde ik iets af. Ik zag dat de BMW bij iedere drempel mij probeerde in te halen. Dit herhaalde zich bij iedere drempel opnieuw. Ik maakte mijn auto breed zodat de BMW er niet langs kon (
het hof begrijpt: de aangeefster begon midden op de weg te rijden zodat de BMW er niet langs kon).
Ik reed via [locatie 2] naar de [locatie 3] , rechtdoor op de rotonde, rechtsaf bij rotonde [locatie 4] en reed volgens via de [locatie 5] richting het centrum van [plaats] . Ik voelde en zag dat gedurende deze periode ik meerdere malen van achter door de BMW werd aangereden.
Op de rotonde [locatie 6] / [locatie 5] / [locatie 7] werd ik door de BMW bestuurder tegen de rechter achter- en zijkant van mijn auto aangereden.
Ik heb gedurende de hele rit vol gas gegeven. Ik heb als een dolle gereden. Ik voelde mij doodsbang.
Opmerking hof: bij de aangifte bevindt zich een fotoblad met 10 afbeeldingen met als omschrijving:

1 en 2: Schade Golf linker achterzijde (het hof neemt op de foto’s schade aan de linker zijkant rond het linker achterwiel waar)

3: Schade Golf achterzijde

4 en 5: Schade Golf rechter achterzijde (het hof neemt op deze foto’s forse schade waar)

6: Schade Golf linker voorzijde
7: Schade Golf rechter voorzijde (het hof neemt op deze foto forse schade waar)
8: Schade Golf rechterzijde
9: Schade Golf voorzijde
10: Schade Golf linkerzijde

2.

Een proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangeefster [slachtoffer] , opgemaakt d.d. 21 september 2023, bron 1, dossierpagina’s 22 t/m 25, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende :

Ik weet nog dat de bestuurder kaal was en een baard had.
Ik ben toen als een gek van de carpoolplaats afgereden, naar rechts. Vervolgens kom je dan bij de eerste bocht aan die naar links buigt. Daar kwamen ze echt met volle snelheid op mijn achterkant ingereden. Ze reden continu op mij in.
Ik liet constant mijn auto laten rollen. Ik heb op een gegeven moment niet meer geremd, omdat de klap dan minder had aankwam en de auto dan doorrolde.
Ik heb zo gevaarlijk moeten rijden om hen te ontwijken dat ik echt dacht dat het mijn dood zou worden.
Ik heb op een gegeven moment een rotonde links moeten pakken, omdat ik de bocht anders niet door kwam. Ik kon er niet doorheen.
Ze hebben mij ook op allerlei manieren proberen te laten draaien. Ze reden constant op mijn linker achterzijde.
Bij de laatste rotonde, de rotonde waarbij je links naar Erp kunt, hebben ze mij ook rechtsachter in de zijkant gebeukt. Ik reed zo hard dat ik zelf de rotonde ook niet meer netjes kon nemen. Ik reed bijna rechtdoor over de stoep van de rotonde. Na de beuk op mijn rechterkant, kwam ik met mijn linker voorkant op de vluchtheuvel van de [locatie 7] . Ik hoorde mijn band klappen. De band ging kapot omdat ik zo hard met mijn band op de vluchtheuvel knalde.

3.

Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , opgemaakt d.d. 17 augustus 2023, bron 1, dossierpagina’s 53 en 54, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

Op woensdag 16 augustus 2023, omstreeks 19.30 uur, was ik, verbalisant [verbalisant 1] , in dienst van de politie-eenheid Oost-Brabant, basisteam Meierij, team Meierijstad.
Ik zag dat een grijze BMW 3 serie voorzien van kenteken [kenteken] mij tegemoet kwam rijden. Dit voertuig viel op door zijn hoge snelheid. Ik zag dat dit voertuig bij de verkeersdrempel ter hoogte van de basisschool hard over een verkeersdrempel reed.
Bij het passeren van het voertuig zag ik dat de voor mij ambtshalve bekend [verdachte] achter het stuur zat, en dat hij tevens ook de enige persoon in het voertuig was. Ik keerde mijn dienstvoertuig en gaf een stopteken om hem op zijn rijgedrag te attenderen. [verdachte] was meewerkend en gaf aan dat hij er op ging letten.
Ik zag dat [verdachte] dit keer geen pet of zonnebril droeg, een gemillimeterd tot kaal hoofd had en dat hij een volle baard had. Verder zag de BMW waar hij inreed er onbeschadigd uit.

4.

Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] d.d. 17 augustus 2023, bron 1, dossierpagina’s 56 en 57, voor zover- zakelijk weergegeven - inhoudende:

Omstreeks 00:01 uur kregen wij samen met de OB1611 de melding te gaan naar de [locatie 8] in [plaats] . Van het operationeel centrum hoorden wij dat melder zojuist opzettelijk zou zijn aangereden.
De dader zou vervolgens de plaats van ongeval hebben verlaten. Wij hoorden dat het vermoedelijk om een grijze BMW station zou gaan.
Wij hoorden van de OB1611 dat zij al ter plaatse waren en dat zij het verhaal gingen aanhoren van melder.
Vervolgens hoorden wij van de OB1611 dat melder onderweg naar de [locatie 8] al verschillende keren door de BMW was geraakt en dat het een soort van achtervolging was geweest.
Wij hoorden dat melder vanaf de carpoolplaats [locatie 2] was vertrokken, vervolgens richting via [locatie 2] , [locatie 3] , [locatie 5] , [locatie 7] , [locatie 9] waar zij vervolgens tot stilstand komt op de [locatie 8] . Wij hoorden dat ze tot de [locatie 8] achtervolgd zou zijn.
Van de OB1611 hoorden wij dat het mogelijk om [verdachte] zou gaan en deze zou gebruik maken van een BMW station voorzien van kenteken [kenteken] . Het voertuig staat op naam van [getuige 4] , [adres 1] .
Vervolgens zijn wij die route gaan rijden. Vanaf de carpoolplaats reden wij de opgegeven route.
Ter hoogte van de [locatie 8] zagen wij een oliespoor. Vervolgens zijn wij dit oliespoor gaan volgen. Wij zagen dat dit spoor weer terug liep naar de [locatie 9] , vervolgens linksaf [locatie 10] , rechtsaf [locatie 11] . Wij zagen dat het oliespoor rechtdoor ging richting [locatie 12] , vervolgens ging het spoor aan de einde van [locatie 12] linksaf richting de [locatie 13] .
Vervolgens hebben wij de [locatie 13] helemaal uitgereden en zagen wij dat het spoor op de kruising Gasthuishuisstraat rechtsaf richting [locatie 14] ging.
Vervolgens zagen wij ter hoogte van [adres 2] , aan de zijkant van de woning een grijze BMW stationwagen staan, voorzien van kenteken [kenteken] . Dit betreft een parkeerplaats van een voormalig transportbedrijf. Wij zagen dat het voertuig veel schade aan de voorzijde had en dat de rechterzijruit eruit lag.
Vervolgens hebben wij met toestemming van de OB0091 het voertuig inbeslaggenomen. Het voertuig is vervolgens voor waarheidsvinding overgebracht naar [bedrijf 1] , [adres 3] .
Tijdens het rijden van de route zagen wij ter hoogte van [adres 4] onderdelen op de weg lig liggen. Ik, [verbalisant 2] , zag dat er BMW op het onderdeel stond. Ik zag dat dit waarschijnlijk de behuizing was van de verlichting. Toen wij later de BMW aantroffen zag ik dat het onderdeel linksvoor door schade weg was. Ik zag dat hetzelfde onderdeel aan de rechterzijde nog op het voertuig zat, met verlichting.

5.

Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , opgemaakt d.d. 17 augustus 2023, bron 1, dossierpagina's 42 t/m 44, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

Ik stond vandaag 16 augustus 2023 omstreeks 23.55 uur op de [locatie 8] in [plaats] .
Ik had direct zicht op de t-splitsing met de [locatie 8] met de [locatie 9] . Ik hoorde een auto aankomen waarvan ik dacht dat hij heel hard reed, ik hoorde namelijk piepende banden. Ik dacht dat er iemand aankwam die heel roekeloos reed.
Ik zag dat er een auto vanaf de [locatie 9] een zwarte auto aan kwam rijden. Ik zag dat deze auto in onze richting wilde rijden. Ik zag dat deze auto op dit moment al schade had aan de voorzijde. Ik zag dat de voorbumper al scheef hing en dat de koplamp kapot was.
Ik zag dat er een grijze BMW achter haar aan reed. Ik zag dat deze BMW aanzienlijk groter was dan de zwarte auto. Ik zag dat deze BMW achterop de zwarte auto reed. Ik weet niet precies hoe hard deze BMW reed maar ik zag dat de BMW met de rechter voorkant tegen de linker achterkant van de zwarte auto reed. Ik zag dat de zwarte auto hierbij naar voor werd geduwd.
Ik zag dat de BMW 2 seconden bleef staan en dat ze daarna wegreden in de richting van de Meierijstraat. Ik zag dat ze hard wegreden en hoorde de banden piepen. Ik zag dat de zwarte auto naar ons toe reed. Ik zag dat er een blond meisje achter het stuur zat. Zij parkeerde de auto bij ons voor het huis, midden op straat en stapte helemaal overstuur uit. Ik hoorde dat ze riep dat ze achterna werd gezeten.

6.

Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , opgemaakt d.d. 17 augustus 2023, bron 1, dossierpagina's 39 t/m 40, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

Ik stond vandaag 17 augustus 2023 omstreeks 00.05 uur, ter hoogte van het huis van [betrokkene] . Dat is op [adres 5] .
Ik had direct zicht op de t-splitsing met de [locatie 8] met de [locatie 9] in [plaats] . Ik stond in eerste instantie op de weg. Ik hoorde een auto aankomen. Ik hoorde dat de auto hard aan kwam rijden doordat deze met piepende banden aan kwam. Ik hoorde ook dat deze auto veel motorgeluid maakte.
Ik zag dat er bij de splitsing een zwarte Volkswagen aan kwam rijden. Ik zag aan dit voertuig dat deze heel hard remde. Ik zag dat de Volkswagen onze richting in stuurde. Ik zag dat er achter de Volkswagen een ander voertuig reed. Ik zag dat deze er heel dicht op zat. Ik hoorde op het moment dat de Volkswagen in onze richting instuurde een harde knal en zag dat de Volkswagen hierdoor bijna uit de bocht vloog.
Ik zag dat bestuurster het raam open had en hoorde dat ze riep: ”Bel 112, bel 112.”
Ik zag dat de bestuurster van de zwarte Volkswagen erg overstuur was. Ik hoorde dat ze zei dat ze meerdere keren was aangereden.

7.

Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] , opgemaakt d.d. 8 september 2023, bron 1, dossierpagina’s 107 t/m 110, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

V: [verdachte] is al diverse keren gecontroleerd in een BMW station, voorzien van het kenteken [kenteken] , welke op jouw naam staat. Van wie is deze auto?
A: Van mij, hij staat op mijn naam.
V: Wie gebruikt deze auto?
A: Hij alleen. [verdachte] . Hij stond nog niet zo lang op mijn naam deze auto. [verdachte] had gevraagd of de auto ff op mijn naam mocht. Omdat dit niet op zijn naam kon.
V: Wie zijn er in het bezit van de autosleutel(s)?
A: Hij, [verdachte] .
V: Wie heeft de auto betaald?
A: [verdachte] heeft de auto betaald.
V: Hoe vaak maak jij gebruik van de BMW?
A: 0 keer. Ik heb ook geen sleutel niks. Ik heb nog nooit in die BMW gezeten.

8.

Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , opgemaakt d.d. 19 september 2023, bron 1, dossierpagina’s 83 t/m 87, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:

Naar aanleiding van bovenstaande aangifte en bevindingen hebben de collega's gezocht naar beschikbare camera's, welke langs de route hangen en bovenstaande hebben vastgelegd. Ik heb vervolgens de beelden bekeken, welke ik hieronder zal beschrijven in de volgorde van de achtervolging:
CAMERABEELDEN ACHTERVOLGING GOLF
BMW [bedrijf 2] , [adres 6]
1.Camera "wegzijde" - geen datum/tijd zichtbaar:
Op het moment dat beide auto's in de bocht reden, kon ik de zijkant van de auto's zien. Daar zag ik het volgende :
- De eerste auto betreft zwarte personenauto, lijkend op een Volkswagen Golf.
- De auto erachter betreft een grijze/zilver grijze personenauto, station model.
- Beide auto's reden op de linker weghelft/binnenbocht bij het doorrijden van de bocht in de richting van [locatie 3] .
- De afstand tussen de zwarte Golf en de grijze station is dermate klein dat er geen autolengte tussen zit
[bedrijf 3] , [adres 7]

1. Camera "voordeur zaak" - 16-08-2023 om 23:59:09 uur.

Ik zag dat de camera gericht is op de wegzijde, zijnde de [locatie 9] te [plaats] . Ik zag dat vanuit de linkerzijde in beeld een auto naar de rechterzijde rijdt in de richting van de [locatie 8] . Ik zag dat direct daarachter nog een auto volgde. Op het moment dat de auto's voor de camera rijden, zie ik dat de voorste auto een zwarte personenauto betreft, lijkend op een Volkswagen Golf. De auto erachter betreft een grijze/zilver grijze personenauto, station model. Omdat ik jaren als politieagent op straat werkzaam ben geweest in [plaats] , is mij ambtshalve bekend dat dit een weg betreft waar 50 km/u mag worden gereden. Ik zie dat er twee auto's met hoge snelheid voorbij rijden.

9.

Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] door de rechter-commissaris d.d. 12 december 2023, bron 2, voor zover - zakelijk weergegeven - in houdende:

U zegt mij dat in het strafdossier een proces-verbaal zit waarin staat dat ik op 17 augustus 2023 om 01.04 uur aangifte heb gedaan van een poging diefstal met geweld in de nacht van 16 augustus op 17 augustus op de carpoolplaats aan de [locatie 15] te [plaats] .
U zegt mij dat ik de naam [verdachte] heb genoemd in de aangifte. U vraagt mij wat ik wist over [verdachte] voorafgaand aan die avond.
Ik heb bij hem op school gezeten op het [school] te [plaats] . Ik weet dat hij bij de kermis een keer is aangehouden door de politie, dat was vóór de Aldi, daar was ik als toeschouwer aanwezig. Ik herkende hem van school. Ik heb hem wel eens in de pauze gezien op school. Ik wist wie hij was. Ik wist alleen zijn voornaam. Hij zat niet bij mij in de klas.
U vraagt mij welke jaren hij bij mij op school zat.
Van 2013 tot en met 2015, als het goed is.
U staat daar met uw auto. Dan komt er een auto aanrijden. Hoe stond uw auto ongeveer?
Ik was vooruit de parkeerplaats ingereden. De BMW parkeerde recht achter de achterkant van mijn auto.
Op welk moment denkt u [verdachte] te herkennen als de man in de andere auto?
Ik zat in mijn auto aan de bestuurderskant. Ik kijk in mijn achteruitkijkspiegel. Ik zag een auto achter mij. De deur van de auto achter mij ging open. De deur aan de bijrijderskant ging open. Toen zag ik duidelijk het gezicht van [verdachte] . Hij zat aan de bestuurderskant. Dat weet ik zeker. Ik zag hem in mijn achteruitkijkspiegel
Ik vind dat hij een uniek gezicht heeft.
U vraagt mij of ik zijn signalement van die avond kan beschrijven van [verdachte] .
Een onverzorgde baard, dikke wenkbrauwen en een kort kapsel, gemillimeterd.
U, rechter-commissaris, toont mij een foto (rechter-commissaris toont groot op het scherm de foto op pagina 134 – het hof begrijpt: een foto van de verdachte genomen op 5 september 2023 waarop de verdachte gemillimeterd haar heeft en een volle baard –, zonder dat de overige gegevens zichtbaar zijn). U vraagt mij of ik deze persoon ken.
Ja, ik herken hem als [verdachte] .
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Standpunten verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag dient te worden vrijgesproken en heeft ter onderbouwing hetzelfde aangevoerd als in eerste aanleg.
Herkenning bestuurder
In de eerste plaats heeft de verdediging gesteld dat verdachte niet de auto heeft bestuurd die tegen het voertuig van [slachtoffer] is gereden. Voor zover de getuige [getuige 1] dienaangaande anders heeft verklaard, is die verklaring onbetrouwbaar.
Het hof verwerpt met de rechtbank dit verweer op dezelfde gronden als de rechtbank dit heeft gedaan en als opgenomen op pagina’s 3 en 4 van het vonnis met dien verstande dat het hof niet overneemt de overwegingen van de rechtbank omtrent de bijrijder (
hof: passage op pagina 3 beginnend met “Ten slotte is” en eindigend met “van het ten laste gelegde”) en evenmin de overweging
“dat verdachte zelf niet ontkent te hebben gereden”nu de verdachte in hoger beroep heeft verklaard onschuldig te zijn:
“De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en overweegt als volgt. Uit de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, blijkt naar het oordeel van de rechtbank zonder redelijke twijfel dat de verdachte ten tijde van het delict als bestuurder van de BMW heeft opgetreden. Naast de herkenning door [getuige 1] is er het signalement dat aangeefster [slachtoffer] geeft van de bestuurder als zijnde een man met getinte huidskleur, een kaal hoofd en een baard. Verdachte komt overeen met dit signalement. Verder heeft de tenaamgestelde van de BMW, dhr. [getuige 4] , verdachte genoemd als degene die feitelijk de auto in bezit heeft en
gebruikt. Verdachte is enkele uren eerder in [plaats] als bestuurder van de desbetreffende BMW gecontroleerd door verbalisant [verbalisant 1] in [plaats] . (…). De rechtbank benoemt in dit kader ook dat verdachte (…) zich (…) op zijn zwijgrecht heeft beroepen, terwijl voornoemde omstandigheden vragen om een verklaring van de verdachte. Verdachte heeft geen enkel inzicht gegeven over waar hij ten tijde van het tenlastegelegde feit was, of hij samen met iemand was (…). De rechtbank concludeert dan ook dat het redelijkerwijs niet anders kan zijn dan dat verdachte die avond als bestuurder van de betreffende BMW heeft opgetreden.
Hetgeen de raadsvrouw tegen de herkenning door getuige [getuige 1] heeft ingebracht doet hieraan niet af. Gelet op de toelichting op zijn herkenning die de getuige heeft gegeven bij de rechter-commissaris en bezien in samenhang met de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de herkenning betrouwbaar en zal deze bezigen voor haar bewijsvoering.”
In aanvulling op deze overwegingen van de rechtbank overweegt het hof dat verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 19 juni 2025 heeft verklaard dat hij net als [getuige 1] op het [school] heeft gezeten, dat hij een keer op de kermis is aangehouden en dat het best kan zijn dat [getuige 1] hem daar toen heeft gezien. Ook deze verklaring draagt bij aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de herkenning door de getuige [getuige 1] .
Aanmerkelijke kans
In de tweede plaats heeft de verdediging gesteld dat er geen aanmerkelijke kans op de dood of op zwaar lichamelijk letsel van het slachtoffer bestond en/of dat verdachte deze kans niet op de koop heeft toegenomen. In dat verband heeft de verdediging betoogd dat niet vaststaat met welke snelheden is gereden, er ook daadwerkelijk niets is gebeurd en het slachtoffer op geen enkel moment heeft verklaard dat zij dacht dood te zullen gaan.
Het hof verwerpt met de rechtbank dit verweer op dezelfde gronden als door de rechtbank en opgenomen op pagina 4 tot en met 6 van het vonnis:
“De rechtbank overweegt dat de bewijsmiddelen onvoldoende aanknopingspunten bieden voor het bewijs van ‘vol’ opzet van de verdachte op de dood van het slachtoffer. Verdachte heeft daarnaast geen enkel inzicht gegeven in wat er die avond in zijn hoofd omging. De vraag die de rechtbank dan ook dient te beantwoorden is of er sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. Voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer is aanwezig wanneer de gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer zijn gericht op de dood van het slachtoffer dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Op grond van de aangifte van [slachtoffer] , het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast:
- dat de verdachte op de weg ‘ [locatie 2] ’ met zijn auto twee keer met hoge snelheid tegen de achterkant van de auto van het slachtoffer heeft gereden;
- dat ‘ [locatie 2] ’ een weg betreft binnen de bebouwde kom waar maximaal 30 km/u gereden mag worden, met onder meer kruisingen en (hoge) drempels; in de berm direct naast de weg bevinden zich bomen, lantaarnpalen en een sloot;
- dat de verdachte op de [locatie 3] en op de [locatie 5] richting het centrum van [plaats] meermalen met hoge snelheid tegen de achterkant van de auto van het slachtoffer heeft gereden;
- dat de [locatie 3] en de [locatie 5] zich in/of in de richting van het centrum van [plaats] bevinden, waar maximaal 30 en/of 50 km/u gereden mag worden, en wegen zijn met onder meer kruisingen, rotondes, (hoge) verkeersdrempels en zebrapaden; direct naast de weg lopen fietspaden, in de berm bevinden zich bomen, lantaarnpalen en fietspaden;
- dat de verdachte op de rotonde van de [locatie 6] / [locatie 5] / [locatie 7] tegen de rechter achter- en zijkant van de verdachte heeft aangereden;
- op dit deel van de route bevinden zich onder meer een zebrapad, een overstekend

fietspad dat voorrang heeft op automobilisten en een rotonde;

- dat er forse schade is geconstateerd aan de linker-achterzijde en de achterzijde van de

auto van het slachtoffer en forse schade is geconstateerd aan de voorkant van de (het hof begrijpt: auto van de) verdachte;

- dat er brokstukken zijn gevonden op de door het slachtoffer beschreven vluchtroute, waaronder een op de [locatie 7] (het hof begrijpt uit dossierpagina 56: ter hoogte van [adres 4] ) de gevonden behuizing van een BMW-merklogo die past bij de auto van verdachte.
De rechtbank acht de aangifte gelet op de in het dossier aanwezige steunbewijs betrouwbaar en neemt de verklaring van aangeefster dan ook als uitgangspunt. Alhoewel er geen daadwerkelijk gereden snelheden uit het dossier kunnen worden vastgesteld gaat de rechtbank er – gelet op de in het dossier aanwezige steunbewijs en de verklaring van aangeefster – van uit dat de ter plaatsende geldende maximumsnelheid fors is overschreden.
De rechtbank is van oordeel dat door het met een auto met een aanzienlijk hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan achtervolgen van een ander voertuig, in combinatie met het meermaals en al dan niet met (extreem) hoge snelheid rammen van de achterkant van een andere auto er een aanmerkelijke kans ontstaat dat de inzittende van laatstgenoemde auto ten gevolge van dit (meermaals) rammen de controle over het voertuig verliest en/of van de weg raakt en (eventueel met een hoge snelheid) tegen een object botst en/of daarbij met de auto in een sloot geraakt. Dit brengt naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans met zich dat de inzittende bestuurder ten gevolge van die gebeurtenis komt te overlijden.
De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer ten gevolge van zijn verkeersgedragingen zou komen te overlijden.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen verwerpt de rechtbank het verweer van de
raadsvrouw strekkende tot vrijspraak omdat er geen aanmerkelijke kans op de dood bestond en/of dat de verdachte die kans niet willens en wetens heeft aanvaard. De poging tot doodslag is daarom in zoverre wettig en overtuigend bewezen.”
Aanvullend overweegt het hof dat de rechtbank op pagina 4 van het vonnis vaststellingen heeft gedaan met betrekking tot de gereden route, de verkeerssituatie (zoals maximumsnelheid, aanwezigheid kruisingen, rotondes, (hoge) verkeersdrempels en zebrapaden) en obstakels lang de weg (zoals de aanwezigheid van bomen, lantaarnpalen, een sloot en fietspaden).
Deze vaststellingen van de rechtbank zijn door het hof waargenomen op beeldmateriaal dat op 18 juni 2025 door de advocaat-generaal aan het hof en de verdediging is toegezonden en door het hof in het dossier is gevoegd, bestaande uit een filmpje van de openbare bron Google Streetview van de route die door de auto’s is afgelegd vanaf de carpoolplaats zoals die ook volgt uit dossierpagina’s 76 en 77 en 82.
In aanvulling op hetgeen de rechtbank heeft overwogen omtrent de aanmerkelijke kans dat door de handelwijze van verdachte het slachtoffer de controle over haar voertuig zou verliezen en/of van de weg zou raken (pagina 6 van het vonnis, tweede alinea) merkt het hof op dat ook uit de verklaring van het slachtoffer volgt dat deze kans zeker niet illusoir was. Zo heeft het slachtoffer onder meer verklaard dat zij als gevolg van de achtervolging door verdachte een rotonde linksom moest pakken, dat zij door de snelheid een rotonde ook niet netjes meer kon nemen en dat zij bijna rechtdoor over de stoep van de rotonde moest rijden. Verder heeft zij verklaard dat zij – nadat de verdachte tegen de rechterkant van haar auto was gereden – met de linkerkant van haar auto op de voorkant van een vluchtheuvel terecht is gekomen waarbij haar autoband kapot is gegaan. Ook heeft het hof waargenomen dat de auto van aangeefster schade had aan de linker zijkant rond het linker achterwiel. De algemene ervaring leert dat als een auto met kracht tegen de (achter)zijkant van een voor zich rijdende auto botst, dit bij hoge snelheden ervoor kan zorgen dat de achterkant van die voorste auto uitbreekt naar de zijkant, waardoor die auto meer dwars op de weg komt te staan en vervolgens kan spinnen of over de kop kan slaan. Bij dit alles betrekt het hof aanvullend dat de achtervolging in de nachtelijke uren plaatsvond waarbij het zicht slechter is en het slachtoffer geen professioneel bestuurster was.
Het geheel van de feiten en omstandigheden waaronder de gedragingen van de verdachte zijn begaan levert in de gegeven omstandigheden een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid op dat aangeefster zou komen te verongelukken. Daarmee is naar ’s hofs oordeel de aanmerkelijke kans op de dood genoegzaam komen vast te staan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:

Poging tot doodslag.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.
Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof neemt de overwegingen die de rechtbank aan haar strafoplegging ten grondslag heeft gelegd en die zijn neergelegd op pagina 8 en 9 van het vonnis over. Met dien verstande dat het hof ook acht heeft geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van 18 juni 2025:
“De ernst van het feit.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de late uren van de nacht van 16 op 17 augustus 2023 schuldig
gemaakt aan een poging tot doodslag. Kennelijk uit het niets blokkeerde verdachte met zijn BMW de auto van het slachtoffer. Het slachtoffer voelde meteen aan dat het niet goed was en reed in volle vaart weg. Verdachte heeft de achtervolging ingezet en heeft met hoge snelheden meermalen tegen de auto van het slachtoffer aangereden en/of haar auto geramd. Door zo te handelen heeft de verdachte het leven van aangeefster in gevaar gebracht en daarnaast de verkeersveiligheid in grove mate geschonden. De achtervolging vond immers plaats op relatief smalle wegen in het buitengebied, in het centrum van [plaats] en in wijken met fiets­ en zebrapaden. Het feit dat er niemand dodelijk gewond is geraakt door deze achtervolging is dan ook op geen enkele wijze aan het handelen van verdachte te danken.
Verdachte had op meerdere momenten kunnen besluiten om de achtervolging te stoppen, maar deed dit niet. Getuigen verklaren dat aangeefster direct na de achtervolging in volledige paniek verkeerde. Uit het dossier en de ter terechtzitting gegeven slachtofferverklaring blijkt dat dit alles voor aangeefster zeer beangstigend is geweest en dat zij tijdens de achtervolging vreesde daadwerkelijk het leven te zullen laten. De rechtbank rekent het de verdachte dan ook zwaar aan dat hij het gevoel van veiligheid bij het slachtoffer zodanig heeft aangetast.
Daarbij komt dat de verdachte ter terechtzitting er op geen enkele wijze blijk van heeft gegeven dat hij zich bewust is van de ernst van het misdrijf waar hij zich schuldig aan heeft gemaakt. Hoewel verdachte het recht toekomt te zwijgen betekent dit dat het slachtoffer en haar naaste omgeving blijven zitten met veel vragen over de beweegredenen van verdachte die avond. Het slachtoffer weet tot op de dag van vandaag niet of er sprake was van een gerichte, persoonlijke aanval op haar of op getuige [getuige 1] of dat er bijvoorbeeld sprake was van een plan om haar auto te stelen. Dit bemoeilijkt de verwerking van hetgeen haar is overkomen.
De rechtbank rekent het de verdachte dan ook aan dat hij op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
De persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel van de justitiële documentatie betreffende verdachte van 8 november 2023, waaruit blijkt dat verdachte de afgelopen vijf jaren niet onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsdelicten.”
Aanvullend overweegt het hof dat blijkens de verklaring die het slachtoffer ter terechtzitting in hoger beroep op 19 juni 2025 heeft afgelegd volgt dat zij tot op heden de gevolgen van het onderhavige feit ervaart, dat zij ’s nachts de straat niet meer alleen op gaat en dat zij nog steeds angstig is als er een auto achter haar rijdt.
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf van 18 maanden niet past bij de ernst van de bewezenverklaarde poging tot doodslag.
Naar het oordeel van het hof kan in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Bijkomende straf
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde en voor een duur als hieronder vermeld aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade.
De materiële schade omvat:
-eigen bijdrage rechtsbijstandsverzekering € 250,-
-herstel/vervanging van het beschadigde voertuig € 9.471,54
-reiskosten in verband met aanwezigheid bij zitting € 19,19
Totaal: € 9.740,73
De immateriële schade omvat een bedrag van € 3.500,-.
De rechtbank heeft de materiële schade geheel toegewezen en de immateriële schadevergoeding gedeeltelijk tot een bedrag van € 2.000,-.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat aan de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade is toegebracht tot na te melden bedrag.

Materiële schade

Kosten herstel/vervanging van het beschadigde voertuig
Ten aanzien van post kosten herstel/vervanging van het beschadigde voertuig heeft de verdediging betoogd dat deze dient te worden afgewezen en heeft vraagtekens geplaatst bij de door de benadeelde partij ingebrachte reparatiebegroting. In dat verband is gewezen op productie 4 van het voegingsformulier waarin de dagwaarde van het beschadigde voertuig wordt getaxeerd op € 9500,-, nagenoeg gelijk aan de begrootte reparatiekosten, bij welke taxatie echter wordt uitgegaan van een kilometerstand van 100.000 kilometer terwijl het voertuig van de benadeelde partij meer dan het dubbele heeft gereden (
hof: 100.000 km versus 226.105 km).
De benadeelde partij heeft ter terechtzitting in hoger beroep op 19 juni 2025 ter verduidelijking van deze post aangevoerd dat bij de taxatie rekening is gehouden met de omstandigheid dat de auto voorafgaande aan het onderhavige feit behoorlijk is gemodificeerd en dat bijna alles aan de auto is vernieuwd. Zo was er onder meer een nieuwe motor in de auto geplaatst.
Nu de verdediging deze nadere toelichting van de benadeelde partij verder niet heeft betwist gaat het hof met de rechtbank uit van de juistheid van de opgevoerde kosten voor herstel/vervanging van het beschadigde voertuig en zal deze voor een bedrag van € 9.471,54 geheel toewijzen.
Eigen bijdrage rechtsbijstandverzekering
Deze post is door de verdediging niet betwist en is naar het oordeel van het hof voor toewijzing vatbaar.

Immateriële schade

Ten aanzien van de post immateriële schade heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze sterk gematigd dient te worden. Daarbij is gewezen op het als productie 7 bij het voegingsformulier gevoegd schrijven van de huisarts van de benadeelde partij waarin onder meer is opgenomen dat zij op psychisch gebied geen klachten heeft en evenmin slachtofferhulp heeft gehad en dat dit ook niet nodig is.
Het hof stelt voorop dat artikel 6:106, onder b, van het Burgerlijk Wetboek een limitatieve opsomming geeft van de gevallen waarin deze bepaling bij de benadeelde recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, te weten in geval van aantasting in de persoon:
1) door het oplopen van lichamelijk letsel;
2) door het geschaad zijn in zijn eer of goede naam; of
3) op andere wijze.
Van een ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ kan in uitzonderlijke gevallen ook sprake zijn indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
In dit geval heeft de normschending eruit bestaan dat verdachte in de nachtelijke uren uit het niets met zijn auto de auto met daarin het slachtoffer heeft achtervolgd en dat hij met hoge snelheden meermalen tegen de auto van het slachtoffer is gereden en/of haar auto heeft geramd. Door deze handelwijze van verdachte was er een aanmerkelijke kans dat het slachtoffer de controle over het voertuig zou verliezen en/of van de weg zou raken en tegen een object zou botsen dan wel met de auto in een sloot zou raken. Het slachtoffer heeft door de snelheid waarmee het gebeurde ook een rotonde linksom moeten nemen en is op een rotonde rechtdoor gereden. Ook is zij met een band van haar auto tegen een vluchtheuvel geklapt waardoor haar autoband kapot is gegaan. Getuigen verklaren dat zij helemaal overstuur was. Het slachtoffer heeft doodsangsten uitgestaan, hetgeen niet alleen blijkt uit het dossier maar ook uit haar slachtofferverklaring. Daaruit blijkt tevens dat zij tot op heden de gevolgen ondervindt van de gebeurtenissen.
Onder deze omstandigheden is er naar het oordeel van het hof sprake van een situatie als hiervoor bedoeld, waarbij de aard en ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Gelet hierop zal het hof de vordering tot vergoeding van immateriële schade toewijzen en deze overeenkomstig de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid schatten op een bedrag van € 2.000,-. De vordering wordt voor het meerdere afgewezen.

Wettelijke rente

Het hof zal de wettelijke rente voor wat betreft de materiële schade op een andere wijze toekennen dan de rechtbank. Ten aanzien van de eigen bijdrage rechtsbijstandverzekering zal het hof de wettelijke rente toekennen vanaf 10 oktober 2023 (zie factuur op pagina 13 van de vordering) en ten aanzien van het herstel van het beschadigde voertuig vanaf 17 augustus 2023. Voor wat betreft de immateriële schade zal het hof de wettelijke rente toekennen vanaf 17 augustus 2023.

Proceskosten

Reiskosten
Ten aanzien van de gevorderde reiskosten in verband met het bijwonen van de zitting overweegt hof allereerst dat deze kosten niet als materiële schade zijn aan te merken maar als proceskosten.
Ten aanzien van deze post overweegt het hof dat uit bestendige rechtspraak (HR 28 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:414) volgt dat het wettelijk stelsel geen ruimte biedt voor vergoeding van de hier bedoelde reiskosten van de benadeelde partij als zij met een gemachtigde procedeert. Nu de benadeelde partij met een gemachtigde in eerste aanleg en in het hoger beroep heeft geprocedeerd is er geen grond voor toewijzing van deze reiskosten en zal de vordering voor wat betreft deze post worden afgewezen.
De verdachte wordt veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij. Deze proceskosten worden tot aan de datum van dit arrest op nihil gesteld.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht ter zake materiële schade voor een bedrag van € 9.721,54 en ter zake immateriële schade voor een bedrag van € 2.000,-, derhalve in totaal een bedrag van
€ 11.721,54. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente
-vanaf 17 augustus 2023 over een bedrag van € 9.471,54 ter zake van herstel beschadigd voertuig en
-vanaf 10 oktober 2023 over een bedrag van € 250,00 ter zake van eigen bijdrage rechtsbijstandverzekering
en voor wat betreft de immateriële schade vanaf 17 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 11.721,54 (elfduizend zevenhonderdeenentwintig euro en vierenvijftig cent) bestaande uit € 9.721,54 (negenduizend zevenhonderdeenentwintig euro en vierenvijftig cent) materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente
-vanaf 17 augustus 2023 over een bedrag van € 9.471,54ter zake van herstel beschadigd voertuig en
-
vanaf 10 oktober 2023 over een bedrag van € 250,00ter zake van eigen bijdrage rechtsbijstandverzekering
en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2023 tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 11.721,54 (elfduizend zevenhonderdeenentwintig euro en vierenvijftig cent)bestaande uit
€ 9.721,54 (negenduizend zevenhonderdeenentwintig euro en vierenvijftig cent) materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente
-vanaf 17 augustus 2023 over een bedrag van € 9.471,54ter zake van herstel beschadigd voertuig en
-
vanaf 10 oktober 2023 over een bedrag van € 250,00ter zake van eigen bijdrage rechtsbijstandverzekering
en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2023 tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 93 (drieënnegentig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. A.C. Bosch en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. van der Meijs, griffier,
en op 3 juli 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.