ECLI:NL:GHSHE:2025:2039

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
20-003045-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing na Hoge Raad in ontnemingszaak met wederrechtelijk verkregen voordeel uit de verkoop van beschermde vogels

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep na verwijzing door de Hoge Raad. De zaak betreft een ontnemingsvordering tegen de betrokkene, die werd beschuldigd van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de verkoop van beschermde vogels. De rechtbank Oost-Brabant had eerder een bedrag van € 19.970,22 vastgesteld als wederrechtelijk verkregen voordeel, maar het gerechtshof vernietigde dit vonnis en stelde het bedrag vast op € 13.667,14. Na cassatie door de betrokkene heeft de Hoge Raad het arrest van het gerechtshof vernietigd en de zaak terugverwezen voor herbehandeling.

Tijdens de zitting heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 10.035,00 had gedaan. De verdediging pleitte voor afwijzing van de ontnemingsvordering, onder andere vanwege een schending van de redelijke termijn. Het hof heeft echter geoordeeld dat de ontnemingsvordering gegrond is en heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 3.224,16. Na rekening te houden met de redelijke termijn, is de betalingsverplichting aan de Staat vastgesteld op € 2.579,00. Tevens is de duur van de gijzeling bepaald op 51 dagen, conform de wetgeving.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003045-24
Uitspraak : 17 juli 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen, na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 12 februari 2019, in de ontnemingszaak met parketnummer 01-997012-16 tegen:
[betrokkene],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] ,
wonende te 5391 AE [plaats] , [adres] .
Procesverloop
De rechtbank Oost-Brabant heeft bij vonnis van 12 februari 2019 het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vastgesteld op een bedrag van € 19.970,22 en aan de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling van dit geldbedrag aan de Staat.
Van de zijde van de betrokkene is op 14 februari 2019 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank.
Bij arrest van 26 april 2023 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch het vonnis van de rechtbank vernietigd en het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vastgesteld op een bedrag van € 13.667,14. Aan de betrokkene is de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van € 12.000,00, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Op 26 april 2023 is van de zijde van de betrokkene cassatieberoep ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 12 november 2024 voornoemd arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch vernietigd en de zaak terug gewezen naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de betrokkene naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, dat het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden geschat op een bedrag van € 10.035,00 en dat aan hem de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een geldbedrag van € 8.500,00.
De verdediging heeft primair bepleit dat de ontnemingsvordering zal worden afgewezen. Subsidiair heeft de verdediging een substantiële matiging van de ontnemingsvordering bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen [1]
1.
Het rapport van verbalisant [verbalisant I] , d.d. 25 oktober mei 2016, p. 1-17, voor zover inhoudende:

1.Inleiding

Naar aanleiding van proces-verbaal met nummer [onderzoek 2]/ [onderzoek 1] ) heb ik in opdracht van de officier van justitie een onderzoek ingesteld naar het wederrechtelijk verkregen voordeel van:
Voornamen: [betrokkene]
Achternaam: [betrokkene]
Geboortedatum: [geboortedatum]
Geboorteplaats: [plaats]

5.Onderzoeksresultaten

5.1
Beschrijving strafbare handelingen
Uit het opsporingsonderzoek is het volgende gebleken: [betrokkene] maakt zich vermoedelijk schuldig aan heling van uit de vrije natuur in-en uitheemse beschermde vogels. Hij heeft deze voorhanden en biedt deze te koop aan, wel of niet valselijk geringd. Deze handelingen verricht hij in eerste instantie vanuit zijn woning en vanaf 1 november 2015 vanuit zijn Vogelspeciaalzaak.
Verkoopsites:
Uit raadpleging van openbare bronnen op internet bleek dat op de verkoopsites www. Marktplaats.nl in februari en maart 2016 en www.vogelmarkt.net in januari 2016 een aantal advertenties was geplaatst door Vogelspeciaalzaak [betrokkene] , gevestigd te [plaats] , [adres II] .
KvK:
Uit de registers van de Kamer van Koophandel bleek dat Vogelspeciaalzaak [betrokkene] een eenmanszaak betrof, met de startdatum 1 november 2015, ingeschreven onder dossiernummer [nummer] . Genoemde verdachte [betrokkene] stond geregistreerd als eigenaar. Het in de advertenties vermelde telefoonnummer stond eveneens in de inschrijving vermeld.
Diefstal amazonepapegaaien [dierentuin] :
Tussen 11 april 2016, 21.00 uur en 12 april 2016, 08.00 uur werden er vijftien amazonepapegaaien gestolen bij papegaaienpark “ [dierentuin] ”. Deze vijftien amazonepapegaaien werden later door [betrokkene] van Vogelspeciaalzaak [betrokkene] aangeboden en verkocht. Hij wist niet meer voor hoeveel hij de papegaaien had ingekocht. Een vogelhandelaar, de heer [getuige I] , kocht deze papegaaien. De afspraak met [betrokkene] was € 200,00 per stuk, dus € 3.000,00 in totaal.
Diefstal hyacintara’s [dierentuin] :
Tussen 12 april 2016, 17.00 uur en 13 april 2016, 08.30 uur, werd weer ingebroken bij papegaaienpark “ [dierentuin] ”. Nu ging het om hyacintara’s. [betrokkene] van Vogelspeciaalzaak [betrokkene] bood één hyacintara aan en verkocht deze voor
€ 4.000,00 aan de heer [getuige I] .
5.2
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
Transactieberekening:
Er hebben zowel in de woning als in de Vogelspeciaalzaak [betrokkene] doorzoekingen plaatsgevonden. De administratie van beide locaties is in beslag genomen. In de woning werd een hoeveelheid administratieve bescheiden inbeslaggenomen, waaronder een kasboek, agenda, memo’s, ordner met belastingbescheiden en insteekmappen met bescheiden over vogels van de Vogelspeciaalzaak [betrokkene] . In de winkel, de Vogelspeciaalzaak [betrokkene] , werden diverse aankoopbewijzen, overdrachtsverklaringen, herkomstverklaringen, nota’s, memo’s, agenda, notities, prijskaartjes, gsm, harddisk mcl voeding en ordners met administratieve bescheiden inbeslaggenomen. Om tot een zo volledig mogelijke berekening te komen van het wederrechtelijk verkregen voordeel heb ik gebruik gemaakt van de volgende gegevens:
- Alle administratieve bescheiden uit de woning en winkel die betrekking hebben op de vogelhandel;
- De bevindingen uit de TAP-gesprekken waarbij inkoop- en verkoop afspraken werden gemaakt;
- Door deze te vergelijken met gelijksoortige vogels op de website: www. vogelmarkt.net;
- De prijzen die terug te lezen waren in de Whatsapp-berichten;
- De advertentiehistorie van de verdachte [betrokkene] bij Marktplaats.nl, gedurende de periode van 1 januari 2015 tot 8 juli 2016;
- De verklaringen van de verdachte [betrokkene] ;
- De verklaringen van de verdachte [getuige I] en de getuige [getuige II] en aangever [getuige III] ;
- De verklaringen van de afnemers [getuige IV] , [getuige V] en [getuige VI] ;
- De pseudokopen van 24 mei en 16 juni 2016.
Het overzicht (overzicht WW-berekening, zie bijlage 42) voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel bestaat uit de volgende kolommen:
- Kolom soort vogel: de ingekochte of verkochte vogelsoort, met de opmerking dat wanneer er 1-0 vermeld staat, dit betekent dat het gaat om 1 man en 0 pop(vrouw). Wanneer er 1-2 vermeld staat, dit betekent dat het gaat om 1 man en 2 poppen;
- Kolom inkoopprijs: de inkoopprijs zoals die bekend was uit de verklaringen van de verdachte/marktplaats/pseudokoop/afnemers/website vogelrnarkt.net. Wanneer deze niet bekend was heb ik de gemiddelde winstmarge van 38,73% aangehouden. De winstmarge is het voordeel per koppel gedéeld door de verkoopprijs per koppel;
- Kolom verkoopprijs: de verkoopprijs zoals die bekend was uit de verklaringen van de verdachte/marktplaats/pseudokoop/afnemers. Wanneer deze niet bekend was geldt hier ook de omrekening van bovenstaande gemiddelde winstmarge;
- Kolom aantal: het aantal ingekochte of verkochte vogels;
- Kolom voordeel: het voordeel van de transactie, het verschil van de verkoop en de inkoopprijs;
- Kolom opmerkingen: de opmerkingen, voor eventueel extra informatie;
- Kolom bron: de bron waar de informatie vandaan komt;
- Kolom beschermd: deze vogels betreffen beschermde diersoorten als bedoeld in artikel 4 en 5 van de Flora- en fauna wet;
- Kolom datum: de datum die vermeld stond op de nota, memo, overdrachtsverklaring, plaatsing op marktplaats e.d., wanneer deze bekend was.
Uit de verklaringen van de heren [getuige I] , [getuige III] en [getuige II] en de latere verklaring van de verdachte [betrokkene] bleek dat de gestolen amazones en de hyacintara in zijn bezit zijn geweest en zijn doorverkocht aan [getuige I] en zijn broers. De afspraak voor de verkoop van de amazones was € 2.000,00 (
het hof begrijpt: € 200,00) per stuk, dus € 3.000,00 in totaal. De inkoopprijs van de amazones was niet bekend. Deze is berekend met toepassing van de gemiddelde winstmarge. De hyacintara was ingekocht door [betrokkene] voor een bedrag van € 2.000,00 (verklaring verdachte [betrokkene] ) en verkocht voor
€ 4.000,00 aan [getuige I] en zijn broers (verklaring getuige verklaring [getuige I] ). Dit resulteert in de volgende berekening:
Soort vogel
Inkoopprijs
Verkoopprijs
Aantal
amazones
€ 1.837,99
€ 3.000,00
15
hyacintara
€ 2.000,00
€ 4.000,00
1
5.2.2
Kosten
De aftrekbaarheid van de kosten wordt bepaald door het feit of het om extra kosten gaat; met andere woorden, kosten die niet zouden zijn gemaakt als de illegale activiteiten niet waren gepleegd. De kosten van de dagelijkse verzorging van de inheems of uitheems beschermde vogels die meegenomen zijn in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel komen in aanmerking als aftrekbare kosten. Vermoedelijk werden vogels door verdachte een korte tijd gehouden, voor dat ze werden verkocht. In onderstaande berekening houd ik rekening met een stelpost van 4 weken. Alle aangetroffen vogels betroffen zaadeters. Een volgroeide zaadeter eet 5 gram voeder per dag. Bij raadplegen op internet (www.broekhuizens.nl//vogelvoer) werd wildzangzaad, merk Versele Laga, te koop aangeboden. Versele Laga Wildzangzaad is volledig voer voor alle wildzangvogels zoals onder andere putters, goudvinken en sijsjes. De verkoopprijzen waren als volgt: 20 kilogram voor € 23,95 + € 2,95 verzendkosten € 1,35 per kilogram. De kosten aan voer per vogel, per 28 dagen € 1,35: 1.000 gram x 5 gram x 28 = € 0,19. Ten behoeve van medische kosten, ringen, water lijkt een stelpost van € 1,00 per vogel meer dan acceptabel. De kosten in verband met het houden van de vogels worden beraamd op € 1,19 per vogel.
2.
Een geschrift, te weten een overzicht betreffende de inkoopprijs en verkoopprijs van verschillende vogels (bijlage 42 bij voornoemd rapport), p. 320, voor zover inhoudende:
Soort vogel
Inkoopprijs
Verkoopprijs
Aantal
putters koppel
€ 79,65
€ 130,00
2
Europese kanaries
€ 52,08
€ 85,00
2
pimpel-mezen
€ 45,95
€ 75,00
2
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige I] d.d. 2 mei 2016, p. 181-190, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige I] :
V: We gaan je nu wat vragen stellen over de zaken waarom je hier zit. We willen beginnen met de amazones. Wat kan je daarover verklaren?
A: Er werden mij eerst 5 of 7 amazones aangeboden door [betrokkene] , van vogelspeciaalzaak [betrokkene] . Vervolgens werden dit er 15. Ik kocht ze terug.
V: Hoe kreeg je de amazones aangeboden?
A: Dit was van [betrokkene] . Er zijn er 15 terug.
V: Wat is er afgesproken over geld?
A: Van tevoren spraken we 200 euro per stuk af, dus 3.000 euro totaal.
V: We gaan je nu wat vragen stellen over de hyacintara. Wat kan je daarover verklaren?
A: Wij kwamen bij [betrokkene] in de winkel. [betrokkene] zei dat hij de ara kwijt moest. [betrokkene] vroeg 4.000 euro. [broer I] betaalde direct 4.000 euro contant aan [betrokkene] om de vogel te kopen.
V: Hoe kreeg je de hyacintara aangeboden?
A: Bij [betrokkene] in de winkel.
V: Wie waren er allemaal bij jou?
A: Mijn twee broers, [broer I] en [broer II] .
V: Hoeveel heb je betaald aan [betrokkene] ?
A: 4.000 euro.
V: Hoe kwam je aan dit geld?
A: Van [broer I] .
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 april 2016, p. 175-176, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant II] :
Op 16 april 2016 heeft aangever [getuige III] telefonisch contact opgenomen met een medewerkster van het Regionaal Communicatiecentrum van politie Oost Brabant. In het kort meldde hij dat [getuige I] (
het hof begrijpt hier en hierna: [getuige I]een hyacintara heeft gekocht voor 4.000 euro bij handelaar [betrokkene] . Op 17 april 2016 omstreeks 09.30 uur heb ik telefonisch contact opgenomen met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Ik kreeg een persoon aan de lijn die zich kenbaar maakte als zijnde [getuige III] , de eigenaar van het papagaaiencentrum in [plaats II] . Hij vertelde mij dat hij telefonisch was benaderd door een bekende van hem, [getuige I] uit [plaats III] . [getuige I] zou hem verteld hebben dat hij een van de papagaaien, een hyacintara, had gekocht voor 4.000 euro.
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige II] d.d. 9 mei 2016, p. 191-194, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige II] :
V: Weet u iets van de diefstal van twee ara’s een aantal amazone papegaaien van [dierentuin] ?
A: Ik heb gehoord dat de amazone papegaaien werden aangeboden. Dat hoorde ik van [getuige I] , die belde mij hierover op. Over de ara’s weet ik verder niets behalve dat ze waren gestolen. Ik heb naderhand gehoord van [getuige I] dat hij een hyacintara had terug gekocht. Dit had [getuige I] mij via de app laten weten. Hij stuurde via de app dat de vogel voor 4.000,00 euro werd gekocht.
6.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene] d.d. 4 juni 2016, p. 144-148, voor zover inhoudende als verklaring van de betrokkene:
V: Wat kan je ons vertellen over de amazone papegaaien?
A: Die amazones heb ik gehad.
V: Hoeveel amazones waren het?
A: 15.
A: Ik heb toen [getuige I] geappt. [getuige I] heeft ze gekocht.
V: Dat is [getuige I] uit [plaats III] ?
A: Ja.
A: Ik heb de hyacintara aan [getuige I] aangeboden. Hij heeft 1 hyacintara bij mij gekocht. Ik heb 2.000,00 voor die hyacintara betaald.
7.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige IV] d.d. 3 juni 2016, p. 274, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige IV] :
Ongeveer een maand geleden heb ik een advertentie gezien op marktplaats van [betrokkene] . Dit ging over een advertentie met vogels. Ik heb toen meteen [betrokkene] gebeld en ben vervolgens naar de winkel van [betrokkene] gegaan in [plaats] . Ik heb een koppel putters gekocht. Ik heb daar 65 euro per vogel voor betaald.
8.
Het proces-verbaal van pseudokoop d.d. 26 mei 2016, p. 215-218, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten ‘ [verbalisant III] ’ en [verbalisant IV] , voor zover inhoudende:
In opdracht van [verbalisant V] , inspecteur van politie, ben ik verbalisant [verbalisant III] , in het kader van het opsporingsonderzoek [onderzoek 1] , op maandag en dinsdag 23 en 24 mei 2016 ingezet als pseudokoper.
Ik had de opdracht contact op te nemen met de aanbieder van Europese cultuurvogels, welke werden aangeboden op de internetsite marktplaats.nl onder advertentienummer [advertentienummer] . De aanbieder noemde zich in de advertentie: Vogelspeciaalzaak [betrokkene] , nummer [telefoonnummer 2] .
Verder kreeg ik als opdracht om een koppeltje Europese kanaries en een koppeltje fraters te kopen.
Op dinsdag 24 mei 2016, omstreeks 13.10 uur was ik, na daartoe bekomen opdracht, op de [adres II] te [plaats] alwaar ik vogelspeciaalzaak [betrokkene] ben ingelopen.
Ik, verbalisant [verbalisant III] , zag dat er een man in de winkel aanwezig was die ik herkende als [betrokkene] .
Ik zei tegen [betrokkene] dat we elkaar telefonisch gesproken hadden en voor het koppeltje Europese kanaries en de frater pop kwam. Ik hoorde dat hij zei dat dat klopte.
Ik zag dat [betrokkene] achter de balie uitkwam en richting een wand met vogelkooitjes liep. Ik hoorde dat hij zei: “Dit zijn de Europese kanaries”. Ik zag dat hij het koppeltje Europese kanaries in het transportkistje deed. Ik zag dat hij de frater pop uit een ander kooitje pakte en ook in het kistje deed. Ik hoorde dat hij zei: “85 euro (
het hof begrijpt: voor de Europese kanaries) en 35 euro (
het hof begrijpt: voor de frater)”. Ik gaf [betrokkene] 150 euro. Ik zag dat [betrokkene] mij 30 euro terug gaf.
9.
Het proces-verbaal van pseudokoop d.d. 17 juni 2016, p. 305-307, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten ‘ [verbalisant III] ’ en [verbalisant IV] , voor zover inhoudende:
In opdracht van [verbalisant V] , inspecteur van politie, ben ik verbalisant [verbalisant III] , in het kader van het opsporingsonderzoek [onderzoek 1] , op donderdag 16 juni 2016 ingezet als pseudokoper.
Ik had de opdracht contact op te nemen met de aanbieder van “Groot assortiment vogels”, welke werden aangeboden op de internetsite marktplaats.nl onder advertentienummer [advertentienummer II] . De aanbieder noemde zich in de advertentie: Vogelspeciaalzaak [betrokkene] , nummer [telefoonnummer 2] . Het adres betrof [adres II] te [plaats] . Verder kreeg ik als opdracht om boomklevers te kopen, en/of pimpelmezen. Op donderdag 16 juni 2016 was ik, na daartoe bekomen opdracht, op de [adres II] te [plaats] alwaar ik vogelspeciaalzaak [betrokkene] ben ingelopen.
Ik, verbalisant [verbalisant III] , zag dat er een man in de winkel aanwezig was die ik herkende als [betrokkene] .
Ik zag dat [betrokkene] achter de kassa zat. Ik kende [betrokkene] van een eerdere pseudokoop van vogels op dinsdag 24 mei 2016.
Ik vroeg aan [betrokkene] of hij een koppeltje pimpelmezen kon leveren. [betrokkene] zei tegen mij dat dit geen probleem was. Ik vroeg aan [betrokkene] wat de pimpelmezen moesten kosten. [betrokkene] zei dat hij normaal 90 euro vraagt voor een koppeltje pimpelmezen maar dat ik de pimpelmezen nu voor 75 euro mocht hebben. Ik gaf [betrokkene] 80 euro voor de pimpelmezen. Ik zag dat [betrokkene] mij 5 euro terug gaf.
De veroordeling in de hoofdzaak
Bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 26 juni 2019 is de betrokkene – kort gezegd – veroordeeld wegens:
  • ‘schuldheling’ in de periode van 14 april 2016 tot en met 17 april 2016 ten aanzien van vijftien amazonepapegaaien en een hyacintara (het onder 1 bewezenverklaarde);
  • ‘opzetheling’ op 29 januari 2016 ten aanzien van negen Europese bijeneters (het onder 2 bewezenverklaarde);
  • ‘overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de Flora- en faunawet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd’ in de periode van 1 maart 2016 tot en met 16 juni 2016 ten aanzien van onder andere een putter, twee Europese kanaries en twee pimpelmezen (het onder 3 bewezenverklaarde).
De wettelijke grondslag
Het hof ontleent aan de inhoud van de bewijsmiddelen het oordeel dat de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het onder 1 en onder 3 bewezenverklaarde handelen, te weten het overdragen/verkopen van de genoemde vogels.
Schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat de ontnemingsvordering dient te worden afgewezen. Daartoe is – kort gezegd – naar voren gebracht dat sprake is van een flagrante schending van de redelijke termijn. Voorts zou hantering van de opgemaakte ontnemingsrapportage gelet op een eerlijk proces ex artikel 6 EVRM in strijd zijn met een goede procesorde. Wegens een gebrek aan administratie en wegens een gebrek aan controleerbaarheid van welke vogels in het verleden door de betrokkene zijn verkocht met de vraag of deze op de juiste wijze waren geringd en/of voorzien waren van al dan niet beoogde papieren heeft het Openbaar Ministerie haar toevlucht genomen tot de grondslag ‘andere strafbare feiten’, omdat de berekening anders niet rond zou komen. Het was immers duidelijk dat enkele, al dan niet gestolen vogels, terug waren naar de rechtmatige eigenaar waarvoor de betrokkene concreet is veroordeeld. Dat heeft echter geen althans gering wederrechtelijk verkregen voordeel opgeleverd. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2024 en de overwegingen van de Hoge Raad ten aanzien van de eerder door het hof gehanteerde grondslag ‘andere strafbare feiten’ dient de vordering te worden afgewezen. De ontnemingsrapportage is (dan ook) niet bruikbaar voor het bewijs c.q. kan geen basis vormen voor een ‘schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel’, zodat niet tot het opleggen van enig te ontnemen bedrag kan worden gekomen, aldus de verdediging. Subsidiair heeft de verdediging een substantiële matiging bepleit.
Oordeel van het hof
Voor zover van de zijde van de verdediging naar voren is gebracht dat gebruikmaking van de opgemaakte ontnemingsrapportage gelet op een eerlijk proces ex artikel 6 EVRM in strijd is met een goede procesorde, omdat sprake is van een gebrek aan administratie en controleerbaarheid van verkochte vogels, wordt dat verweer verworpen nu die opvatting geen steun vindt in het recht.
Voor zover de verdediging heeft aangevoerd dat de ontnemingsvordering dient te worden afgewezen omdat sprake is van een schending van de redelijke termijn wordt dat verweer eveneens verworpen. Indien en voor zover sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn dient met die omstandigheid rekening te worden gehouden bij het bepalen van de hoogte van een op te leggen betalingsverplichting, ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het hof overweegt voorts als volgt.
Op basis van de inhoud van de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de betrokkene door middel van of uit de baten van het onder 1 en onder 3 bewezenverklaarde handelen de volgende opbrengsten heeft verkregen:
  • de verkoop van vijftien amazonepapegaaien à € 200,00 per stuk en aldus € 3.000,00 in totaal;
  • de verkoop van een hyacintara, ad € 4.000,00;
  • de verkoop van een putter, ad € 65,00;
  • de verkoop van twee Europese kanaries, ad € 85,00;
  • de verkoop van twee pimpelmezen, ad € 75,00.
Het hof stelt de opbrengsten vast op een bedrag van in totaal € 7.225,00.
Bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient acht te worden geslagen op de door de betrokkene naar voren gebrachte en aannemelijk geworden kosten. In dit verband neemt het hof in de eerste plaats de inkoopprijs van de desbetreffende vogels in aanmerking, te weten van:
  • vijftien amazonepapegaaien, ad € 1.837,99;
  • een hyacintara, ad € 2.000,00;
  • een putter, ad € 39,83 (€ 79,62/2);
  • twee Europese kanaries, ad € 52,08;
  • twee pimpelmezen, ad € 45,95.
Gelet op het vorenstaande stelt het hof het totaalbedrag van de desbetreffende gekochte vogels vast op een bedrag van € 3.975,85.
Voorts houdt het hof rekening met de kosten in verband met de verzorging/het houden van de vogels. Blijkens het rapport van verbalisant [verbalisant I] zijn deze kosten begroot op € 1,19 per vogel. Nu het in totaal gaat om 21 vogels bedragen deze kosten in totaal € 24,99 (21 x
€ 1,19).
Het hof stelt de kosten vast op een bedrag van in totaal € 4.000,84 (€ 3.975,85 + € 24,99).
Conclusie
Het hof schat het totale wederrechtelijk verkregen voordeel op
€ 3.224,16(€ 7.225,00 -
€ 4.000,84).
Op te leggen betalingsverplichting
Redelijke termijn
In ontnemingszaken kan op het recht op een beslissing op een ontnemingsvordering binnen een redelijke termijn inbreuk worden gemaakt door het tijdsverloop, te rekenen vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht, waaraan hij in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aanhangig zal worden gemaakt. Voor een ontnemingsprocedure geldt de termijn vanaf het moment waarop het de betrokkene duidelijk wordt dan hem wederrechtelijk voordeel zal worden ontnomen.
Het hof gaat daarbij in deze zaak – met de verdediging – uit van het moment waarop de vordering strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is aangekondigd, te weten op 30 maart 2018. De rechtbank heeft op 12 februari 2019 – en aldus binnen een termijn van twee jaren na voornoemde datum – uitspraak gedaan. Daarmee is de redelijke termijn in eerste aanleg niet overschreden.
Van de zijde van de betrokkene is vervolgens op 14 februari 2019 hoger beroep ingesteld.
Het hof stelt vast dat in die fase van de procedure niet binnen een periode van twee jaren nadat hoger beroep was ingesteld arrest is gewezen. Immers, het gerechtshof heeft eerst op 26 april 2023 arrest gewezen. In zoverre is dan ook sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met een periode van twee jaren en ruim twee maanden. Bijzondere omstandigheden die de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn in die fase van de procedure rechtvaardigen zijn het hof niet gebleken. Naar het oordeel van het hof is het recht op een behandeling binnen een redelijke termijn in zoverre dan ook geschonden.
Vervolgens is van de zijde van de betrokkene op 26 april 2023 cassatieberoep ingesteld en heeft de Hoge Raad binnen een periode van twee jaren nadien, namelijk op 12 november 2024 arrest gewezen. Gelet hierop stelt het hof vast dat in zoverre de redelijke termijn niet is overschreden. Het gerechtshof wijst ook binnen een periode van twee jaren na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad arrest, zodat ook in deze fase van de procedure de redelijke termijn niet is overschreden.
Gelet op de hierboven genoemde aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn (in de eerste fase van het hoger beroep) ziet het hof aanleiding de betalingsverplichting – in deze zaak naar bevind van zaken – te verminderen met 20% en aldus met € 644,83. Het hof ziet geen aanleiding om – zoals door de verdediging is bepleit – de betalingsverplichting (nog) verder te matigen.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande zal het hof op het hiervoor geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 3.224,16 een bedrag van € 644,83 in mindering brengen en de betalingsverplichting bepalen op (afgerond)
€ 2.579,00.
Gijzeling
Met ingang van 1 januari 2020 heeft het nieuwe elfde lid van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht kracht van wet gekregen. Het hof zal daarom bij het opleggen van de ontnemingsmaatregel tevens de duur van de gijzeling bepalen die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering in de onderhavige zaak ten hoogste kan worden gevorderd indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt.
Het hof hanteert, overeenkomstig de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde uitgangspunten, bij de berekening van de duur van deze gijzeling voor elke volle € 50,00 van de betalingsverplichting één dag. De maximale duur van de gijzeling bedraagt ingevolge artikel 36e, elfde lid, van het Wetboek van Strafrecht drie jaren.
Gelet op de hoogte van de op te leggen betalingsverplichting zal het hof mitsdien de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd hierna bepalen op 51 dagen.
Toepasselijk wettelijk voorschrift
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens geldt.
BESLISSING
Het hof:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
3.224,16 (drieduizend tweehonderdvierentwintig euro en zestien cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 2.579,00 (tweeduizend vijfhonderdnegenenzeventig euro).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 51 dagen.
Aldus gewezen door:
mr. C.A. van Roosmalen, voorzitter,
mr. J.T.F.M. van Krieken en mr. C.P.J. Scheele, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.H.J. Menting, griffier,
en op 17 juli 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. C.P.J. Scheele is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar het doorgenummerde rapport, met bijlagen, van verbalisant [verbalisant I] , sluitingsdatum 25 oktober 2016, pagina 1 t/m 17 (bijlagen pagina 18 t/m 323). Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.