ECLI:NL:GHSHE:2025:2058

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
20-003205-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige kinderen door stiefvader, meermalen gepleegd

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren op [geboortedag 1] 1977, werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige dochter [slachtoffer 1] en stiefdochter [slachtoffer 2]. De feiten vonden plaats tussen 2012 en 2023, waarbij de verdachte meermalen seksuele handelingen heeft gepleegd met beide slachtoffers, die op het moment van de feiten respectievelijk 7 en 12 jaar oud waren. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, maar zowel de verdachte als de officier van justitie gingen in hoger beroep. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten, maar sprak hem vrij van feit 1. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Het hof oordeelde dat de seksuele handelingen ernstige gevolgen hebben gehad voor de slachtoffers, die nog steeds psychische schade ondervinden. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, met schadevergoedingen van €5.000 voor [slachtoffer 1] en €10.000 voor [slachtoffer 2].

Uitspraak

Parketnummer : 20-003205-23
Uitspraak : 22 juli 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
’s-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 23 november 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-099147-23 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1977,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte ter zake van:
  • ‘met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd’ (feit 3); en
  • ‘ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind, meermalen gepleegd’ (feit 4),
veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van feit 1 en 2.
Voorts heeft de rechtbank beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Zowel de verdachte als de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vier tenlastegelegde feiten zal bewezen verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar, met aftrek van het voorarrest. Verder heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen worden toegewezen.
De raadsman heeft primair bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken van alle vier tenlastegelegde feiten en dat de vorderingen van de benadeelde partijen derhalve worden afgewezen, althans niet-ontvankelijk worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat de tenlastelegging in hoger beroep en aldus de grondslag van het onderzoek ter terechtzitting is gewijzigd. Verder komt het hof tot een andere bewezenverklaring dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 16 augustus 2012 tot en met 15 augustus 2018 te Bergen op Zoom, althans in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2005, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, en/of zijn kind en/of welk kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin en/of welke minderjarige aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd en/of bij welk persoon misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebben verdachte (telkens):
- een of meerdere vinger(s) in de vagina, in ieder geval tussen de schaamlippen, van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of vervolgens die een of meerdere vinger(s) een of meerdere malen heen en weer bewogen.
2.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 16 augustus 2012 tot en met 15 augustus 2018 te Bergen op Zoom, althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind en/of bij welk persoon misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2005, welke ontuchtige handeling(en) (telkens) bestond(en) uit
- het door verdachte met zijn hand(en) en/of vinger(s) betasten/aanraken en/of wrijven en/of strelen en/of kloppen van/over/op de clitoris en/of schaamstreek en/of de vagina en/of de billen van die [slachtoffer 1] (onder haar kleding en of over haar kleding) en/of
- het door [slachtoffer 1] laten vasthouden/betasten/aanraken/zoenen /aftrekken van zijn geslachtsdeel en/of laten wrijven over zijn geslachtsdeel.
3.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 15 februari 2020 tot en met 15 februari 2023 te Poortvliet, gemeente Tholen en/of te Bergen op Zoom, althans in Nederland, (telkens) met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 2007, die toen (telkens) de leeftijd van twaalf jaar maar niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, en/of welk kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin en/of welke minderjarige aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd en/of bij welk persoon misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte (telkens):
- een of meerdere vinger(s) in de vagina, in ieder geval tussen de schaamlippen, van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of vervolgens die een of meerdere vinger(s) een of meerdere malen heen en weer bewogen en/of
- zijn geslachtsdeel in de vagina, in ieder geval tussen de schaamlippen, van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of vervolgens dat geslachtsdeel in de vagina, in ieder geval tussen de schaamlippen, van die [slachtoffer 2] een of meerdere malen heen en weer bewogen en/of
- zijn geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer 2] gebracht en/of vervolgens dat geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer 2] een of meerdere malen heen en weer bewogen en/of dat geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer 2] een of meerdere malen heen en weer laten bewegen.
4.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 15 februari 2020 tot en met 15 februari 2023 te Poortvliet, gemeente Tholen en/of te Bergen op Zoom, althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, stiefkind of pleegkind, zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte en/of bij welk persoon misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt, te weten [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 2007, welke ontuchtige handeling(en) (telkens) bestond(en) uit
- het door verdachte betasten en/of aanraken en/of strelen van de borsten van die [slachtoffer 2] en/of
- het door verdachte met zijn hand(en) en/of vinger(s) betasten/aanraken en/of wrijven en/of strelen en/of kloppen van/over/op de clitoris en/of schaamstreek en/of de vagina en/of de billen van die [slachtoffer 2] (onder haar kleding en of over haar kleding) en/of
- het door verdachte zoenen/kussen/likken van de vagina en/of clitoris van die [slachtoffer 2] en/of
- het door [slachtoffer 2] laten vasthouden/betasten/aanraken/zoenen/aftrekken van zijn geslachtsdeel en/of laten wrijven over zijn geslachtsdeel.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten en/of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Blijkens de verklaring van [slachtoffer 1] is de verdachte niet seksueel bij haar binnengedrongen. Op de vraag of verdachte met zijn handen in de vagina van [slachtoffer 1] heeft gezeten antwoordt zij: “Nee, dit heeft hij niet gedaan” (p. 175 van het procesdossier). Ook overigens bevat het dossier geen bewijsmiddelen waaruit kan blijken dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van [slachtoffer 1] zodat de verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 1 is tenlastegelegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2.
hij op tijdstippen, in de periode van 16 augustus 2012 tot en met 15 augustus 2018 te Bergen op Zoom, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2005, welke ontuchtige handeling(en) (telkens) bestond(en) uit
- het door verdachte met zijn hand(en) en/of vinger(s) betasten/aanraken en/of wrijven van/over/op de vagina van die [slachtoffer 1] (onder haar kleding en of over haar kleding) en/of
- het door [slachtoffer 1] laten vasthouden/ aftrekken van zijn geslachtsdeel.
3.
hij op tijdstippen, in de periode van 15 februari 2020 tot en met 15 februari 2023 te Poortvliet, gemeente Tholen, en te Bergen op Zoom, (telkens) met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 2007, die toen (telkens) de leeftijd van twaalf jaar maar niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, en welk kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte (telkens):
- een of meerdere vinger(s) in de vagina, in ieder geval tussen de schaamlippen, van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of vervolgens die een of meerdere vinger(s) een of meerdere malen heen en weer bewogen en
- zijn geslachtsdeel in de vagina, in ieder geval tussen de schaamlippen, van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of vervolgens dat geslachtsdeel in de vagina, in ieder geval tussen de schaamlippen, van die [slachtoffer 2] een of meerdere malen heen en weer bewogen en
- zijn geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer 2] gebracht en/of vervolgens dat geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer 2] een of meerdere malen heen en weer bewogen en/of dat geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer 2] een of meerdere malen heen en weer laten bewegen.
4.
hij op tijdstippen, in de periode van 15 februari 2020 tot en met 15 februari 2023 te Poortvliet, gemeente Tholen, en/of te Bergen op Zoom, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, te weten [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 2007, welke ontuchtige handelingen (telkens) bestond(en) uit
- het door verdachte betasten en/of aanraken en/of strelen van de borsten van die [slachtoffer 2] en
- het door verdachte met zijn hand(en) en/of vinger(s) betasten/aanraken en/of wrijven en/of strelen van/over/op de clitoris en/of schaamstreek en/of de vagina van die [slachtoffer 2] (onder haar kleding en of over haar kleding) en
- het door verdachte zoenen/kussen/likken van de vagina en/of clitoris van die [slachtoffer 2] en
- het door [slachtoffer 2] laten vasthouden/aftrekken van zijn geslachtsdeel.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, Unit Zeden, registratienummers PL2000-2023040834 / PL2300-2022122943, gesloten d.d. 23 augustus 2023, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , inspecteur van politie, gecertificeerd zedenrechercheur, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 658). Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Feit 2:
1.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 30 augustus 2022, (dossierpagina’s 171-180), voor zover, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
[slachtoffer 1] deed aangifte van seksueel misbruik dat plaatsvond in Bergen op Zoom (camping [locatie] ) tussen 16 augustus 2012 en 16 augustus 2018.
V: Zeg eens in je eigen woorden waarvan je aangifte doet?
A: Seksueel misbruik.
V: Wat bedoel jij daarmee?
A: Dat mijn vader
[het hof begrijpt gelet op bewijsmiddel 4: [verdachte] ]op bepaalde plekken aan mij kwam terwijl ik dat niet wou.
V: Wanneer is dit gebeurd?
A: Het begon toen ik 7 of 8 jaar oud was, het stopte toen het contact met mijn vader
werd verbroken. Dus dat is van 2012 tot ongeveer 2019. Ik had toen klysma behandelingen, omdat ik chronische obstipatie heb. Mijn biologische vader zat dan aan mij.
V: Waar is dat gebeurd?
A: In Bergen op Zoom, op camping ' [locatie] ’.
V: Je doet aangifte van seksueel misbruik. Vertel eens over wat er is gebeurd.
A: Mijn vader zat jarenlang aan mij. Dat was op momenten voordat hij mijn stiefmoeder leerde kennen. Dan was hij met mij bezig en dan vroeg hij mij of ik hem wilde aftrekken. Dit is twee keer gebeurd. En hij zei: “Je mag dit niemand zeggen want dan komt papa in de gevangenis”.
V: Andere dingen?
A: Nee, dit gebeurde vanaf mijn 7e tot mijn 9e jaar. Hierna gebeurde het alleen maar als hij dacht dat ik lag te slapen, dan kwam hij aan mijn vagina. Dat was al toen hij met [betrokkene 1]
[het hof begrijpt: [betrokkene 1] , de moeder van [slachtoffer 2] ]samenwoonde.
V: Waar zat hij aan?
A: Aan mijn vagina.
V: Waarmee zat hij aan je?
A: Met zijn handen.
V: Hoe ging dat dan?
A: Met zijn handen en hij bukte voorover of zo. Hij had dan mijn broek uit of naar beneden getrokken. Hij raakte mij met zijn handen aan op mijn blote vagina.
V: Heeft hij met zijn handen in jouw vagina gezeten?
A: Nee, dit heeft hij niet gedaan.
V: Hoe vaak gebeurde dit?
A: Dat weet ik niet. We gingen om de twee weken naar hem voor de omgangsregeling. Dan
gebeurde het bijna elke keer. Zeker toen ik het klysma nog moest hebben. Dat was tot mijn 9e.
V: Dan gaan we het nu hebben over het aftrekken.
A: Dat is volgens mij twee keer geweest. Nadat de rest van de handelingen gebeurd was. Dat was ook in het eerste chalet.
V: Hoe begon dat?
A: Op dezelfde manier als de handelingen die ik net heb genoemd. En dan moest ik dat aftrekken tussendoor doen.
V: Je zei net dat het gebeurde nadat de andere handelingen waren gebeurd?
A: Ja het was tussendoor. Ik bedoel dat het gebeurde toen hij met zijn handen bij de vagina zat, dus na het klysma. Hij was met mijn vagina bezig, dan wilde hij dat ik dat met hem deed, dan stopte ik omdat ik het niet wilde en ging hij door.
V: Hoe wist jij dat je dat moest doen?
A: Hij was die handeling al bij zichzelf aan het doen. Hij vroeg dan of ik dat verder wilde doen.
V: Wat deed je dan?
A: Ik moest doorgaan met wat hij deed. Ik moest met mijn hand aan zijn piemel en dan op en neer gaan.
V: Je gaf aan dat het even is gestopt toen hij een relatie met [betrokkene 1] kreeg. Maar dat het daarna toch weer begon. Vertel.
A: Dit was in het tweede chalet. Dan dacht hij dat ik sliep en zat hij weer aan mij. Ik sliep op de slaapkamer met [betrokkene 2] , een van de dochters van [betrokkene 1] . We sliepen in een stapelbed. Ik sliep boven, [betrokkene 2] sliep onder.
V: Wat gebeurde er dan als jij boven in het stapelbed lag.
A: Dan kwam hij ook aan mijn vagina. Hij deed toen hetzelfde als wat er in het eerste chalet gebeurde. Hij kwam met zijn handen aan mijn vagina.
V: Hoe zat het met jouw kleren toen dat gebeurde?
A: Die trok hij omlaag.
V: Hoe vaak is dat gebeurd?
A: Dat weet ik niet. Ik weet dat het een stuk minder was.
2.
Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 9 april 2023, (dossierpagina’s 184-189), voor zover, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
V: In jouw eerdere aangifte vertel jij dat je vader, [verdachte] , met zijn vingers over jouw vagina wreef, als hij jou je klysma moest geven. Vertel eens hoe dat ging?
A: Dat heb ik niet op die manier gezegd. Het was meestal tot ik de klysma's kreeg, daar moest ik van naar de wc en daarna moest ik naar zijn slaapkamer komen voor een massage. Maar hij zat dan aan mij en wreef over mijn vagina. Ik moest naar zijn slaapkamer en op zijn bed gaan liggen Hij lag dan over mij heen. Ik weet niet of dat wij kleding aan hadden of niet. Ik lag op mijn rug.
V: Welke seksuele handelingen heb je nog meer moeten doen?
A: Hij heeft mij gevraagd om hem af te trekken. Ik heb toen een paar keer nee gezegd en daarna zei hij dat ik het gewoon moest doen.
A: Ik moest aan zijn piemel zitten en met mijn handen dan heen en weer.
V: Hoe wist je dat je dat moest doen?
A: Dat legde hij mij uit.
V: Wil jij nog dingen toevoegen?
A: Hij zei ook vaak dat wij, de kinderen, billenkoek kregen, hij trok dan echt onze broek naar beneden en sloeg ons op onze blote kont.
3.
Een schriftelijk bescheid als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een kopie van de akte van geboorte van [slachtoffer 1] (dossierpagina 183):
KIND
Geslachtsnaam : [slachtoffer 1]
Voornamen : [slachtoffer 1]
Dag van geboorte : [geboortedag 2] 2005
OUDERS
Geslachtsnaam vader : [verdachte]
Voornamen vader : [verdachte]
GEBOORTEGEGEVENS OUDERS
Plaats van geboorte vader : [geboorteplaats]
Dag van geboorte vader : [geboortedag 1] 1977
4.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 9 november 2023:
In 2015 heb ik [betrokkene 1] ontmoet en medio 2015 gingen wij samenwonen met haar dochters
[naar het hof begrijpt: [betrokkene 2] en [slachtoffer 2] ]op de camping [locatie]
[naar het hof begrijpt: te Bergen op Zoom]. De omgangsregeling met [slachtoffer 1] is in 2019 gestopt. In 2020 ben ik verhuisd naar de woning in Poortvliet.
Feit 3 en 4:
5.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 16 februari 2023, (dossierpagina’s 20-24), voor zover, inhoudende als verklaring van [aangever] :
A: Namens wie komt u aangifte doen?
V: Ik doe aangifte van seksueel misbruik namens [slachtoffer 2] . Ze is mijn kleindochter.
V: Tegen wie komt u aangifte doen?
A: [verdachte] .
V: Wanneer heeft het seksueel misbruik plaats gevonden?
A: [slachtoffer 2] heeft tegen mij verteld dat dit twee jaar geleden begonnen is. Het is toen gestart.
V: Hoe weet u dit?
A: Gisteren
[het hof begrijpt: op 15 februari 2023]is het uitgekomen. Mijn dochter belde mij op, [betrokkene 1] . Ze vroeg aan ons of [slachtoffer 2] bij ons was maar dat was niet zo. [slachtoffer 2] was weggelopen en had aangegeven dat ze naar opa en oma zou gaan. Op dat moment wisten wij er niks van. Ze was ook niet bij ons. [betrokkene 1] vertelde tegen mij dat [slachtoffer 2] tegen haar had gezegd dat [verdachte] haar had geneukt. Wij hebben toen gebeld naar [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] nam op en ze gaf aan waar ze op dat moment was. Wij zijn toen naar haar toe gegaan met de auto. [slachtoffer 2] was op dat moment niet ver van hun huis. Ergens in een landweg.
V: Hoe reageerde [slachtoffer 2] toen ze u zag?
A: [slachtoffer 2] wilde ons gelijk omarmen.
V: Even terug naar het moment dat u bij [slachtoffer 2] kwam.
A: Ze sprong bij mij en oma in de armen en daar ter plaatse heeft ze mij al wel wat verteld.
V: Hoe was [slachtoffer 2] zelf?
A: Ze was op van de zenuwen en ze was boos.
V: Hoe zag u dat?
A: Ja, hoe zie je dat. Ze keek boos en ze vertelde alles. Ik zag aan haar doen en laten dat ze zenuwachtig was. Ik zag dat haar handen trilden.
6.
Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 februari 2023, (dossierpagina’s 35-46), voor zover, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Opa heeft gisteren namens jou aangifte gedaan. Jij bent natuurlijk degene die alles heeft meegemaakt, dus jij kunt daar de details van vertellen.
O: We weten al dat je komt vertellen over [verdachte] en dat hij je stiefvader is.
V: Kun je met je eigen woorden aan ons vertellen wat jou is overkomen?
A: Ongeveer twee jaar geleden is het begonnen. We woonden nog op de camping in Bergen op Zoom. Ik lag toen te slapen en toen zat hij
[het hof begrijpt: de verdachte [verdachte] ]aan mijn borsten en vagina. Ik werd hier wakker van. Hij heeft toen gezegd dat ik mijn mond moest houden. We zijn toen verhuisd naar Poortvliet en daar ging het verder. Hij zat toen weer aan mijn vagina en tieten. Hij ging steeds verder. Hij deed mij vingeren en hij heeft mij zelfs geneukt. Ik moest hem ook aftrekken en pijpen.
V: Het is twee jaar geleden. Hoe weet je dit?
A: Wij wonen nu twee jaar in [adres 2].
V: Hoe vaak is gebeurd?
A: Het is op de camping 1 keer gebeurd.
V: Kan jij mij vertellen hoe dit ging?
A: Ik lag te slapen en ik schrok wakker. Ik voelde dat hij aan mijn vagina zat. Ik bedoel hiermee [verdachte] . Hij stopte wel gelijk toen ik wakker werd.
V: Wat voelde je van de aanraking?
A: Daardoor schrok ik wakker. Ik voelde wrijven. Ik voel dit bij mijn vagina.
V: Hoe oud was je toen?
A: Ik denk 12 of 13.
V: Jullie zijn verhuisd, en toen?
A: Na een tijdje begon het weer. En ook vaker.
V: Je zegt dat toen jullie in [adres 2] woonden het weer begon. Waar was je dan?
A: Op mijn slaapkamer.
V: Kun jij je nog een keer herinneren die je ons kunt vertellen?
A: Ik lag al op bed en toen kwam [verdachte] naar boven en toen ging hij eerst weg. Maar toen kwam hij weer terug, en begon hij mij te vingeren. En dan ging hij me neuken en ja, en dat is daarna nog veel vaker gebeurd. Ik vond het heftig. Ik heb een paar keer geprobeerd hem weg te duwen maar dat lukte niet.
V: En als je er nu aan terug denkt, hoe vaak is dat dan gebeurd?
A: Wel meer dan 10 keer.
V: Jij ligt in bed, wat heb je dan aan?
A: Een pyjama. Die doet hij dan uit.
V: Bedoel je dan volledig uit, of gedeeltelijk uit?
A: Gedeeltelijk, mijn broek en onderbroek.
V: Hoe is het dan met zijn kleren?
A: Hij had dan zijn badjas aan.
V: En verder?
A: Niks.
V: Dus als ik je goed begrijp, in zijn blootje onder zijn badjas?
A: Ja.
V: Dan begint hij jou te vingeren. Hoe doet hij dat?
A: Met zijn vingers.
V: En wat voor dingen doet hij dan met zijn vingers?
A: In mijn vagina.
V: En als hij dan met zijn vingers in je vagina is, wat doet hij dan?
A: Wrijven en op en neer gaan.
V: Hoe voelt dat voor jou?
A: Dat doet pijn.
V: Dus jouw slaapkamer is donker, hij komt binnen. Hij trekt jouw pyjamabroek en onderbroek naar beneden en gaat je dan vingeren. Hoe gaat het dan verder?
A: Dan gaat hij op mijn bed zitten en dan gaat hij neuken.
V: Wat doet hij dan?
A: Met zijn lul in mijn vagina.
V: Wat voor houding heb jij dan op dat moment?
A: Ik lig in bed, op mijn rug.
V: En hoe is dan de houding van [verdachte] ?
A: Die hangt over me heen.
V: Hoe komt hij dan met zijn lul in jouw vagina, hoe doet hij dat?
A: Mijn broek is uit en dan doet hij hem er in.
V: Hoe stopte dat?
A: Toen hij klaar was.
V: Maar hoe stopt het neuken dan, hoe gaat dat?
A: Het stopte toen hij klaar was, toen haalde hij zijn lul er uit.
V: Je zei daarnet al dat het een keer of 10 gebeurde en dat de eerste keer in Poortvliet vingeren en neuken was. Maar je had het ook over beffen, aftrekken en pijpen. Wanneer gebeurde dat dan?
A: Dat was naarmate dat hij meer kwam. Toen pakte hij mijn hand en legde die op zijn lul. Toen moest ik die op en neer bewegen. Dan stopte hij zijn lul in mijn mond en moest ik ook zo op en neer gaan.
V: Hoe wist je dan wat je moest doen?
A: Dat zei hij.
V: Wat zei hij dan, hoe dat dan moest?
A: Dat ik met mijn hand moest op en neer gaan en met pijpen met mijn hoofd op en neer.
V: Hoe vaak is dat gebeurd?
A: Pijpen 2 of 3 keer.
V: En het aftrekken?
A: Ook zoiets.
V: Je zei ook dat hij jou ging beffen. Hoe vaak is dat gebeurd?
A: Dat weet ik niet meer maar wel meerdere keren.
V: Waar gebeurde dat?
A: Ook op mijn slaapkamer.
V: Begrijp ik je dan goed dat alle seksuele dingen die zijn gebeurd tussen jou en [verdachte] altijd op jouw slaapkamer gebeurde?
A: Ja.
V: Op welke moment van de dag gebeurde dit?
A: 's Avonds.
V: Altijd 's avonds?
A: Ja.
V: En als [verdachte] jou dan neukte, gebruikte hij dan iets?
A: In het begin wel.
V: Hoe ging dat dan?
A: Dan gebruikte hij een condoom.
V: Hoe weet je dat?
A: Dat zei hij.
V: Heb je het dan ook over de allereerste keer dat hij je geneukt heeft?
A: Ja. Hij heeft gezegd dat hij een condoom gebruikte. Hij zei dat hij een condoom bij zich had. Maar hij zei ook een keer dat hij een condoom aan had.
V: Nu zeg je; in het begin met condoom, maar ook niet ?
A: Ja.
V: Wanneer veranderde dat?
A: Hij zei dat de condooms op waren.
V: Is het daarna ooit nog wel met condoom geweest?
A: Nee.
7.
Een schriftelijk bescheid als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een kopie van de akte van geboorte van [slachtoffer 2] (dossierpagina 25):
KIND
Geslachtsnaam : [slachtoffer 2]
Voornamen : [slachtoffer 2]
Dag van geboorte : [geboortedag 3] 2007
[geboortedag 3] tweeduizend zeven
OUDERS
Geslachtsnaam moeder : [betrokkene 1]
Voornamen moeder : [betrokkene 1]
8.
Proces-verbaal van bevindingen betreffende bevindingen telefoons d.d. 17 maart 2023 (dossierpagina’s 119-128), voor zover, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
WhatsApp conversatie met [verdachte]
Ik zag dat de WhatsApp conversatie met [verdachte] begint op 11 november 2021
omstreeks 08.37 uur en eindigt op 21 november 2022 omstreeks 16.18 uur.
Party houden, smileys met feestmutsjes
Ik zag dat [verdachte] op 28 februari 2022 omstreeks 20.29 uur schrijft of [slachtoffer 2] haar moeder al aan het snurken is. Volgens [slachtoffer 2] is ze klaar wakker. [verdachte] schrijft dat hij "party" wou houden.
[verdachte] mist [slachtoffer 2] nu al, zo meteen gelijk billenkoek
[verdachte] schrijft dat hij [slachtoffer 2] nu al mist. Ze is nog geen dag weggeweest, maar [verdachte] vindt het een dag te lang. Hij schrijft: "Zo meteen gelijk billenkoek voor jou".
[verdachte] vraagt of [slachtoffer 2] haar moeder al slaapt, ze moet even naar haar kamer voor straf
Ik zag dat [verdachte] op 6 juli 2022 omstreeks 18.50 uur vraagt of [slachtoffer 2] haar moeder al slaapt. [slachtoffer 2] schrijft “nee”. [verdachte] schrijft dat [slachtoffer 2] over 10 minuten even naar haar kamer moet gaan omdat ze straf heeft.
[slachtoffer 2] gaat billenkoek krijgen
Ik zag dat [verdachte] op 4 januari 2023 omstreeks 17.54 uur schrijft dat hij [slachtoffer 2] straks billenkoek gaat geven. Dit volgt op een conversatie tussen [verdachte] en [slachtoffer 2] als hij in bad zit en [slachtoffer 2] hem plaagt.
[verdachte] zou iets sturen, [slachtoffer 2] vindt het “geil” en moet haar muts wassen
Ik zag dat er op 20 januari 2023 omstreeks 17.46 uur een conversatie start tussen [slachtoffer 2] en
[verdachte] . Ik zag dat [slachtoffer 2] schrijft dat ze nog steeds wacht en [verdachte] schrijft “hij ook”. [slachtoffer 2] schrijft dat ze langer wacht en [verdachte] schrijft dat ze maar moet komen. [slachtoffer 2] schrijft dat [verdachte] wat zou sturen. [verdachte] reageert dat hij dat niet mag, omdat het stout is.
Volgens [slachtoffer 2] is [verdachte] stout aan het doen, dat ruikt zij. [verdachte] schrijft dat hij net gewassen is en vraagt of [slachtoffer 2] haar "muts" al gewassen heeft.
[slachtoffer 2] moet billenkoek, [slachtoffer 2] stuurt smileys met dubbele betekenis
[verdachte] vindt later, omstreeks 18.04 uur dat [slachtoffer 2] billenkoek moet krijgen. Hij schrijft dat hij in bad gaat en filmpjes gaat kijken.
9.
Proces-verbaal van bevindingen betreffende bevindingen telefoons d.d. 15 februari 2023 (dossierpagina’s 14-16), voor zover, inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
Op woensdag 15 februari 2023, omstreeks 17.15 uur, hoorde ik, [verbalisant 5] , het operationeel centrum een melding uitgeven over een meisje die in de berm zou zitten. De jongedame zou zich bevinden aan de Kadijk in Poortvliet. Omstreeks 17.30 uur was ik ter plaatse aan de Kadijk in Poortvliet. Ik zag daar een meisje in de berm zitten. Ik ging met de jongedame in gesprek.
Ik, [verbalisant 5] , hoorde de jongedame zeggen dat zij was weggelopen van haar ouderlijk huis. Ik zag dat de jongedame aan het huilen was. Ik vroeg haar naar haar naam. Ik hoorde haar zeggen dat zij [slachtoffer 2] heet. Ik vroeg haar waarom zij was weggelopen van huis. Ik hoorde haar zeggen dat zij zich daar niet meer veilig voelde. Ik vroeg haar waarom zij zich niet meer veilig voelde. Ik hoorde haar daarop zeggen dat zij wordt misbruikt door haar stiefvader. Ik hoorde haar zeggen dat haar opa en oma naar de Kadijk zouden komen.
10.
Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 maart 2023 (dossierpagina’s 53-58), voor zover, inhoudende als verklaring van [getuige] :
Vertel eens alles over het contact op woensdag 15 februari 2023 tussen u en [slachtoffer 2] .
- Ik was mijn lokaal aan het afsluiten en rond 16:45 uur belde [slachtoffer 2] via Teams via
videobellen. Ik zag dat ze helemaal in paniek was. Ze zei me dat ze was weggelopen. Ik denk dat [slachtoffer 2] niet in de gaten had dat ze aan het beeldbellen was. Ik zag dat ze aan het lopen was. Ze zei me: “ [verdachte] heeft me wat aangedaan. Hij heeft me geneukt.” Dat deed heel veel met mij, alarmbellen.
U vertelde dat u opmerkte dat [slachtoffer 2] heel gespannen was 15 februari 2023, toen ze contact opnam via Teams?
- Ja, ze was in paniek, haar stem sloeg over, ze was aan het rondlopen. Paniek, volledig.
11.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 9 november 2023:
Ik ging wel eens naar de kamer van [slachtoffer 2] als iedereen naar beneden was.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
II.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vier tenlastegelegde feiten bewezen verklaard kunnen worden. De advocaat-generaal meent dat de bewijsconstructie van de rechtbank ten aanzien van feit 3 en 4 gevolgd kan worden. Ten aanzien van 2 voert de advocaat-generaal aan dat er voldoende bewijs is en dat er wel degelijk sprake is van schakelbewijs, gezien het herkenbare en gelijksoortige patroon in de handelingen van verdachte bij zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] . Er zou sprake zijn van een door de verdachte gebruikte modus operandi die in de zaken van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op essentiële punten overeenkomt.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte voor alle vier tenlastegelegde feiten wordt vrijgesproken omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. Daaraan heeft de raadsman ten grondslag gelegd dat de verklaringen van de aangeefsters niet betrouwbaar zijn en dat er – naast deze verklaringen – onvoldoende steunbewijs is om tot een veroordeling te kunnen komen. De verklaringen van de twee aangeefsters zouden op essentiële punten niet overeenkomen, waardoor er geen gebruik kan worden gemaakt van hun verklaringen als schakelbewijs.
Het hof overweegt als volgt.
Juridisch kader
Verdachte ontkent dat hij de ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd. Het hof zal om deze reden allereerst per aangeefster beoordelen of haar verklaring betrouwbaar is en of deze gebruikt kan worden voor het bewijs. Vervolgens zal het hof per aangeefster
beoordelen of de verklaring in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Het hof overweegt, met de rechtbank, dat in het Nederlands strafprocesrecht de regel geldt dat een veroordeling voor een strafbaar feit niet gebaseerd mag worden op één getuigenverklaring. Het gaat in zedenzaken echter vaak om bepaalde seksuele handelingen, waar maar twee mensen bij aanwezig zijn geweest: de verdachte en degene bij wie de verdachte strafbare seksuele handelingen zou hebben gepleegd. Indien de verdachte ontkent, is er maar één getuige van de seksuele handelingen zelf. Bovendien wordt een verklaring van deze getuige over de strafbare seksuele handeling vaak pas enige tijd later afgenomen. In dergelijke gevallen is meestal objectief technisch bewijs, zoals het DNA-materiaal van een verdachte al verdwenen.
De Hoge Raad heeft beslist dat de hiervoor genoemde bewijsminimumregel van artikel 342,
tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering slechts geldt voor de gehele
tenlastelegging/bewezenverklaring. Onderdelen daarvan mogen wel degelijk slechts op één
enkele getuigenverklaring berusten. Dat geldt volgens de Hoge Raad ook voor de ten laste
gelegde gedragingen. In een zedenzaak is dus in principe voor het bewijs van de seksuele
handelingen één getuigenverklaring genoeg mits deze op bepaalde punten bevestigd wordt
door andere bewijsmiddelen. Die moeten afkomstig zijn uit een andere bron. Bovendien
mag er niet een te ver verwijderd verband bestaan tussen de getuigenverklaring en het
overige gebruikte bewijsmateriaal (Vgl. Hoge Raad 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717 en Hoge Raad 23 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2094).
Het hof kiest ervoor de feiten niet te beoordelen in de volgorde zoals ten laste is
gelegd, maar zal hierna eerst ingaan op de feiten met betrekking tot [slachtoffer 2] (feiten 3 en 4) en
vervolgens het feit dat betrekking heeft op [slachtoffer 1] (feit 2).
Feit 3 en 4:
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 2]
Allereerst zal het hof beoordelen of de verklaring van [slachtoffer 2] betrouwbaar is. Met de rechtbank stelt het hof vast dat uit het procesdossier is gebleken dat [slachtoffer 2] een belaste voorgeschiedenis heeft. Het enkele feit dat sprake is van een belaste voorgeschiedenis, maakt de verklaring van [slachtoffer 2] op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Wel is hierom extra behoedzaamheid geboden bij de beoordeling van haar verklaring.
Door de verdediging zijn in hoger beroep vraagtekens gezet bij de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 2] en over haar motief om belastend te verklaren over de verdachte. Het hof heeft, net als de rechtbank, in het dossier geen concrete aanwijzingen aangetroffen waaruit blijkt dat [slachtoffer 2] er enig belang bij heeft om in strijd met de waarheid te verklaren.
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij van mening is dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hun verklaringen met elkaar zouden hebben afgestemd. [slachtoffer 2] is door de raadsheer-commissaris gehoord en zij heeft verklaard dat zij voor de terechtzitting in eerste aanleg geen contact heeft gehad met [slachtoffer 1] . Pas op de terechtzitting in eerste aanleg kwam zij erachter dat er nog een ander slachtoffer was die aangifte had gedaan van seksueel misbruik tegen de verdachte en dat diegene [slachtoffer 1] was. [1] [slachtoffer 1] heeft bij de raadsheer-commissaris hetzelfde verklaard, namelijk dat zij pas vlak voor de inhoudelijke behandeling in eerste aanleg hoorde dat [slachtoffer 2] ook aangifte had gedaan. [2] Het hof vindt deze verklaringen hierover aannemelijk.
De verklaring van [slachtoffer 2] is voldoende concreet en bevat geen tegenstrijdigheden. [slachtoffer 2] heeft concreet kunnen aangeven wanneer het misbruik begonnen is, waar het heeft plaatsgevonden en welke ontuchtige handelingen de verdachte zou hebben gepleegd.
Steunbewijs
De verklaring van [slachtoffer 2] wordt in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen. In het dossier bevinden zich Whatsapp-conversaties tussen de verdachte en [slachtoffer 2] waaruit blijkt dat er ’s avonds – nadat de moeder van [slachtoffer 2] zou slapen – ontmoetingen zouden zijn [3] en deze berichten zijn naar het oordeel van het hof ook seksueel getint. [4]
Zowel de politie als de opa en de docent van [slachtoffer 2] hebben waargenomen dat [slachtoffer 2] in paniek was op het moment dat zij van huis was weggelopen op 15 februari 2023 en zij heeft toen gelijk (consistent) verklaard over het seksueel misbruik door de verdachte. Deze gemoedstoestand van [slachtoffer 2] kort na het weglopen biedt tevens steun aan haar verklaringen omtrent het misbruik.
De verdachte heeft daarnaast ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij weleens naar de slaapkamer van [slachtoffer 2] ging als iedereen beneden was.
Uit het voorgaande, zulks in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat er naar het oordeel van het hof voldoende steunbewijs is voor de verklaring van [slachtoffer 2] . Het hof acht bewezen dat de handelingen zoals vermeld in de tenlastelegging onder de feiten 3 en 4 hebben plaatsgevonden gedurende de ten laste gelegde periode.
Ten aanzien van de periode overweegt het hof dat [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de ontuchtige handelingen voor het eerst plaatsvonden in het chalet in Bergen op Zoom en deze na de verhuizing naar [adres 2] in 2020 [5] nog twee jaar zijn doorgegaan. Op 15 februari 2023 is zij van huis weggelopen, waarna het misbruik is gestopt. Het hof acht de ten laste gelegde periode dan ook bewezen.
Het hof acht gelet op het voorgaande bewezen dat verdachte de onder 3 en 4
tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Feit 2:
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 1]
Ook ten aanzien van [slachtoffer 1] geldt dat er sprake is van een belaste voorgeschiedenis. Zoals het hof ten aanzien van [slachtoffer 2] al heeft overwogen, maakt een belaste voorgeschiedenis op zichzelf nog niet dat de verklaring onbetrouwbaar moet worden geacht. Wel zal het hof haar verklaring hierdoor met extra behoedzaamheid beoordelen.
De verdediging heeft ook ten aanzien van [slachtoffer 1] aangevoerd dat haar verklaringen niet betrouwbaar zijn en dat zij een motief heeft om belastend te verklaren over de verdachte. Zo zou zij al jaren negatieve verhalen horen over haar vader, zou er al eerder zijn geopperd dat zij zou zijn misbruikt door haar vader. Zoals ook hierboven aangegeven ten aanzien van de betrouwbaarheid van [slachtoffer 2] , heeft de verdachte verklaard dat hij denkt dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hun verklaringen met elkaar hebben afgestemd. Zoals het hof hiervoor reeds heeft overwogen, ziet het daar geen enkele aanwijzing voor in het dossier noch in het verhandelde ter terechtzitting. Bovendien heeft [slachtoffer 1] in augustus 2022 zelf contact opgenomen met de politie om aangifte te doen tegen de verdachte, nadat zij bij een hulpverleningsgesprek aan haar moeder had verteld dat zij was misbruikt door haar vader. [6] Op dat moment had [slachtoffer 2] nog geen aangifte gedaan tegen de verdachte.
Het hof heeft ook ten aanzien van [slachtoffer 1] geen concrete aanwijzingen aangetroffen in het procesdossier dat zij enig belang zou hebben om haar verklaring over de verdachte te verzinnen.
Met de rechtbank stelt het hof vast dat [slachtoffer 1] specifiek verklaart over de aard van de handelingen, de frequentie daarvan en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden. Zij brengt duidelijk naar voren dat zij niet door verdachte is gepenetreerd, waardoor ook vastgesteld kan worden dat zij de aard en de ernst van de handelingen niet overdrijft. Het hof is dan ook van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar is en voor het bewijs kan worden gebruikt.
Steunbewijs
Het hof stelt vast dat de verklaring van [slachtoffer 1] in voldoende mate wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat het misbruik is begonnen toen zij klysma’s kreeg van de verdachte. Het feit dat zij klysma’s kreeg in de tenlastegelegde periode wordt bevestigd door de medische gegevens in het procesdossier. [7]
Voorts is het hof van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] steun vinden in de verklaringen van [slachtoffer 2] . De twee slachtoffers hebben onafhankelijk van elkaar verklaard dat zij zijn misbruikt door de verdachte. In hun verklaringen zijn overeenkomsten te vinden in onder andere de gezinssituatie, het feit dat het misbruik ’s avonds plaatsvond en het soort ontuchtige handelingen die de verdachte zou hebben gepleegd. Zowel [slachtoffer 1] [8] als [slachtoffer 2] [9] hebben verklaard dat het misbruik gebeurde als zij in bed lagen en dat zij lagen te slapen wanneer de verdachte in hun slaapkamer kwam en aan hun vagina zat. De wijze van misbruik vindt tevens steun in de verklaring van Aisha Verachtert die heeft verklaard dat zij een keer op de bank in slaap was gevallen in het bijzijn van de verdachte en dat zij wakker werd omdat hij zijn hand tussen haar benen had gestopt. [10] Beide aangeefsters hebben ook verklaard dat het begon met betasten van de vagina en dat zij later de verdachte ook moesten aftrekken. [11]
Tevens is er steun te vinden in de andere bewijsmiddelen ten aanzien van de wijze van het misbruik. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij werd misbruikt door de verdachte nadat haar stiefmoeder, [betrokkene 1] , naar bed was gegaan. [12] Uit de Whatsapp-conversaties tussen [slachtoffer 2] en de verdachte blijkt ook dat de verdachte bij [slachtoffer 2] navroeg of haar moeder (te weten, [betrokkene 1] ) al naar bed was gegaan en dat het misbruik daarna plaatsvond. Ook is er steun te vinden in de zin van omgangsvormen. Zo heeft [slachtoffer 1] op 9 april 2023 verklaard dat zij zich ongemakkelijk voelde bij het feit dat de verdachte vaak billenkoek gaf, op de blote billen van de kinderen van het gezin. [13] Uit de Whatsapp-conversaties blijkt dat de verdachte vaker sprak over billenkoek en dat dit een normale gang van zaken was in het gezin. [14]
Uit het voorgaande, zulks in onderlinge samenhang bezien, volgt dat er naar het oordeel van het hof voldoende steunbewijs is voor de verklaring van [slachtoffer 1] . Het hof acht bewezen dat de handelingen zoals vermeld in de tenlastelegging onder de feit 2 hebben plaatsgevonden en dat verdachte met [slachtoffer 1] ontuchtige handelingen heeft gepleegd.
Ten aanzien van de periode overweegt het hof dat het slachtoffer heeft verklaard dat zij vanaf haar 7e/8e jaar is misbruikt en dat het misbruik is gestopt toen het contact met haar vader werd verbroken in 2019.
[slachtoffer 1] is geboren op [geboortedag 2] 2005 [15] en is derhalve in (augustus) 2012 zeven jaar oud. Het misbruik zou hebben plaatsgevonden op de camping in Bergen op Zoom en [slachtoffer 1] zou nooit in de woning van de verdachte in Poortvliet zijn geweest.
Uit het proces-verbaal van bevindingen ten aanzien van de tijdslijn leidt het hof af dat de verdachte in 2012 is verhuisd naar Bergen op Zoom. [16] Voorts leidt het hof uit de tijdslijn af dat verdachte met [betrokkene 1] en haar dochters [slachtoffer 2] en [betrokkene 2] volgens de GBA-gegevens op 4 november 2020 naar [adres 2] zijn verhuisd. [17]
De tenlastegelegde ontuchtige handelingen vallen, gezien het bovenstaande, binnen de tenlastegelegde periode. Het hof acht de tenlastegelegde periode derhalve bewezen.
Conclusie
Het hof acht de tenlastegelegde feiten 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
ontucht plegen met zijn stiefkind, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen voor alle vier tenlastegelegde feiten en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar zal opleggen, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft bepleit dat het hof, bij een eventuele veroordeling, de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen. De voorlopige hechtenis van de verdachte is sinds 18 februari 2025 geschorst en hij heeft werk gevonden waarmee hij probeert zijn schulden af te betalen. De raadsman verzoekt derhalve om een eventuele onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk te stellen aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich gedurende een langere periode schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij zijn dochter en zijn stiefdochter. Ten aanzien van de stiefdochter bestonden die mede uit het seksueel binnendringen van het lichaam. De seksuele handelingen hebben bij beide slachtoffers meermalen en gedurende een langere periode plaatsgevonden. [slachtoffer 1] was zeven jaar oud toen het seksueel misbruik begon en [slachtoffer 2] was twaalf jaar oud. Zij zullen allebei moeten leven met het feit dat hun eerste seksuele ervaring met hun (stief)vader is geweest. Ten aanzien van [slachtoffer 2] is er ook sprake van de strafverzwarende grond zoals neergelegd in artikel 248, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, gezien [slachtoffer 2] deel uitmaakte van het gezin van verdachte en zij door verdachte werd verzorgd en opgevoed. Door zo te handelen heeft verdachte zijn eigen behoeften voorop gesteld en geen aandacht gehad voor de zorg die zijn kwetsbare dochter en stiefdochter nodig hadden en de schade die zijn gedrag heeft veroorzaakt voor hun (seksuele) ontwikkeling. Verdachte heeft daarmee in ernstige mate het vertrouwen geschonden dat zij in hem als (stief)vader mocht stellen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van feiten als deze gedurende lange
tijd nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Ook bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is dit het geval. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in het kader van het spreekrecht blijkt dat zij beiden nog veel last ondervinden door het handelen van de verdachte. Op zitting is tevens gebleken dat dit besef er bij verdachte niet is. Hij heeft geen enkele blijk gegeven van inzicht in de ernst van de feiten. Het hof rekent verdachte dit alles ernstig aan.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 4 april 2025, betreffende het justitiële verleden van de verdachte, waaruit naar voren komt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld.
Het hof heeft tevens kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft daarnaast kennis genomen van het reclasseringsadvies van 17 juli 2023, het rapport van 20 oktober 2023 van psychiater [psychiater] en het rapport van 25 oktober
2023 van psycholoog [psycholoog], alsmede het voortgangsrapport van de reclassering van 3 juli 2025. Uit de rapportages van de psycholoog en de psychiater blijkt dat een parafiele of pedofiele stoornis bij verdachte niet kan worden vastgesteld, maar dat deze ook niet geheel kunnen worden uitgesloten. Wel was er ten tijde van het delict sprake van een lichte stoornis in het gebruik van cannabis en alcohol. Uit het voortgangsverslag blijkt dat de verdachte meewerkt aan de bijzondere voorwaarden maar dat hij tijdens de behandel- en meldplichtgesprekken weigert vragen in het kader van seksualiteit te beantwoorden.
Het betreft in deze zaak drie ernstige feiten die naar oordeel van het hof de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur rechtvaardigen. Het hof zal afwijken van de door de advocaat-generaal gevorderde straf omdat het hof de verdachte vrijspreekt van het onder feit 1 tenlastegelegde.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden waarbij de in het dictum genoemde bijzondere voorwaarden zullen worden opgelegd.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte
Ter terechtzitting van het hof van 11 februari 2025 is de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 18 februari 2025 geschorst tot de datum van de uitspraak van heden. Het hof acht termen aanwezig om het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden op te heffen.
Vorderingen van de benadeelde partijen
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, primair betoogd dat het hof de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zal verklaren in de vorderingen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat het hof de vorderingen niet-ontvankelijk zal verklaren. Ten aanzien van [slachtoffer 1] blijkt bovendien onvoldoende van de predispositie en in hoeverre de immateriële schade zou zijn veroorzaakt door het handelen van de verdachte.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde is aangetast in de persoon op andere wijze. Van aantasting in de persoon op andere wijze is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen, dat naar objectieve maatstaven is vastgesteld. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de in artikel 6:106 aanhef en onder b BW bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze sprake is.
Het hof is in navolging van de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen zozeer voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon reeds kan worden aangenomen indien het bestaan van geestelijk letsel als hiervoor bedoeld niet zou kunnen worden vastgesteld. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat seksuele delicten een ernstige inbreuk op de integriteit en persoonlijke levenssfeer van slachtoffers kunnen opleveren en dat slachtoffers nog geruime tijd met de psychische gevolgen daarvan te kampen kunnen hebben, waardoor reeds op die grond kan worden gesproken van schending van een persoonlijkheidsrecht. Het hof overweegt voorts als volgt.
Ten aanzien van de benadeelde [slachtoffer 1]
Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich op tijdstippen in de periode van 16 augustus 2012 tot en met 15 augustus 2018 schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij zijn dochter [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] was ten tijde van het plegen van deze feiten tussen de 7 en 13 jaar oud.
Uit de namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] gegeven toelichting op de vordering tot schadevergoeding blijkt dat zij als gevolg van het seksuele misbruik door de verdachte opgenomen is geweest bij de Stichting [stichting] , waar zij onder andere werd behandeld voor PTSS en depressie. Uit deze toelichting en de door [slachtoffer 1] ter terechtzitting in hoger beroep voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat zij nog steeds angst en stress ervaart en (psychologische) hulp nodig heeft.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, zoals hiervoor omschreven, en gelet op de bedragen die door Nederlandse rechter in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, begroot het hof de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 5.000,-. Nu het misbruik op verschillende momenten gedurende een langere periode is gepleegd, ligt het voor de hand om aan te nemen dat de schade die het gevolg is van die handelingen op meer tijdstippen is ontstaan c.q. vergroot en niet reeds volledig is ingetreden op de eerste dag van de bewezenverklaarde periode. Het hof zal de ingangsdatum van de wettelijke rente bepalen in het midden van bewezenverklaarde periode (op 16 augustus 2015). De schade wordt geacht op die datum te zijn geleden.
Ten aanzien van het overige deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding is het hof op basis van de thans in het dossier aanwezige medische informatie onvoldoende in staat een afgewogen beslissing te geven over de gestelde schade die door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte zou zijn veroorzaakt. Het inwinnen van de benodigde informatie op dat punt zou tot een onevenredige belasting van het strafgeding leiden. Het hof zal daarom bepalen dat de vordering ten dele niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De verdachte zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten, op de wijze als in het dictum van dit arrest is vermeld.
Ten aanzien van de benadeelde [slachtoffer 2]
Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich op tijdstippen in de periode van 15 februari 2020 tot en met 15 februari 2023 schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij zijn stiefdochter [slachtoffer 2] , die mede bestonden uit seksueel binnendringen. [slachtoffer 2] was ten tijde van het plegen van deze feiten tussen de 12 en 16 jaar oud.
Uit de namens de benadeelde partij [slachtoffer 2] gegeven toelichting op de vordering tot schadevergoeding en de medische stukken blijkt onder meer dat zij als gevolg van het seksuele misbruik door de verdachte in 2023 een behandeltraject is gestart bij de GGZ. Er zou toen sprake zijn van onder meer stemmingsklachten, suïcidale gedachten en automutilatie. Uit de door [slachtoffer 2] ter terechtzitting in hoger beroep voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat zij de gevolgen van de daden van de verdachte nog elke dag bij zich draagt.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, zoals hiervoor omschreven, en gelet op de bedragen die door Nederlandse rechter in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, begroot het hof de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 10.000,00. Nu het misbruik op verschillende momenten gedurende een langere periode is gepleegd, ligt het voor de hand om aan te nemen dat de schade die het gevolg is van die handelingen op meer tijdstippen is ontstaan c.q. vergroot en niet reeds volledig is ingetreden op de eerste dag van de bewezenverklaarde periode. Het hof zal de ingangsdatum van de wettelijke rente bepalen in het midden van bewezenverklaarde periode (op 15 augustus 2022). De schade wordt geacht op die die datum te zijn geleden.
Ten aanzien van het overige deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding is het hof op basis van de thans in het dossier aanwezige medische informatie onvoldoende in staat een afgewogen beslissing te geven over de gestelde schade die door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte zou zijn veroorzaakt. Het inwinnen van de benodigde informatie op dat punt zou tot een onevenredige belasting van het strafgeding leiden.
Het hof zal daarom bepalen dat de vordering ten dele niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De verdachte zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten, op de wijze als in het dictum van dit arrest is vermeld.
Schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van de benadeelde [slachtoffer 1]
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer 1] is toegebracht tot een bedrag van € 5.000,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van de benadeelde [slachtoffer 2]
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer 2] is toegebracht tot een bedrag van € 10.000,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals hiervoor is vermeld tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 245, 248 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan;
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Verklaart het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Bijzondere voorwaarden:
- Verdachte meldt zich binnen drie werkdagen dagen na het onherroepelijk worden van dit arrest bij [verslavingskliniek] op het adres [adres 2] , [telefoonnummer] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- Verdachte neemt actief deel aan de gedragsinterventie Leefstijltraining 24/7 of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
- Verdachte laat zich behandelen door de Forensische Zorg [verslavingskliniek] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
- Verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
- Verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
- Verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
- Verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
- Verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt dat de vordering ten dele niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij het deel van de vordering dat niet-ontvankelijk is slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 60 (zestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 16 augustus 2015.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 3 en 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.000,00 (tienduizend euro) ter zake van immateriële schade,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt dat de vordering ten dele niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij het deel van de vordering dat niet-ontvankelijk is slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het onder 3 en 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.000,00 (tienduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 85 (vijfentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 15 augustus 2022.
Aldus gewezen door:
mr. K.J. van Dijk, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr S. Riemens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E. Vogelvang, griffier,
en op 22 juli 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] bij de raadsheer-commissaris d.d. 29 november 2024 (los gevoegd), p. 2.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] bij de raadsheer-commissaris d.d. 29 november 2024 (los gevoegd), p. 2.
3.Proces-verbaal van bevindingen betreffende bevindingen telefoons van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 17 maart 2023, dossierpagina 120.
4.Proces-verbaal van bevindingen betreffende bevindingen telefoons van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 17 maart 2023, dossierpagina’s 121, 124-126.
5.Volgens het proces-verbaal van bevindingen tijdlijn onderzoek van verbalisant [verbalisant 6] d.d. 12 juli 2023, dossierpagina’s 641, zouden ze op 4 november 2020 naar [adres 2] zijn verhuisd.
6.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 30 augustus 2022, dossierpagina 178. Zie ook: het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 3 december 2022, dossierpagina’s 363-364, over telefonisch contact met mevr. [betrokkene 3] .
7.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] d.d. 20 oktober 2022, met bijlagen, dossierpagina’s 235-275, 285, 288-298. Zie ook: het proces-verbaal van bevindingen tijdlijn onderzoek van verbalisant [verbalisant 6] d.d. 12 juli 2023, dossierpagina’s 634-637.
8.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 30 augustus 2022, dossierpagina 177.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] d.d. 17 februari 2023, dossierpagina 36.
10.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] d.d. 9 juni 2023, dossierpagina 551.
11.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 30 augustus 2022, dossierpagina 175 en proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] d.d. 17 februari 2023, dossierpagina 36.
12.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 9 april 2023, dossierpagina 188.
13.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 9 april 2023, dossierpagina 187.
14.Proces-verbaal van bevindingen betreffende bevindingen telefoons van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 17 maart 2023, dossierpagina’s 121-122 en 124-125.
15.Akte van geboorte van [slachtoffer 1] d.d. 17 augustus 2005, dossierpagina 183.
16.Proces-verbaal van bevindingen tijdlijn onderzoek van verbalisant [verbalisant 6] d.d. 12 juli 2023, dossierpagina 639.
17.Proces-verbaal van bevindingen tijdlijn onderzoek van verbalisant [verbalisant 6] d.d. 12 juli 2023, dossierpagina’s 641.