ECLI:NL:GHSHE:2025:2070

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
20-002781-22OWV
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming en procesafspraak in zaak tegen oud-wethouder gemeente Helmond

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, dat op 2 december 2022 was gewezen. De zaak betreft een oud-wethouder van de gemeente Helmond, die werd beschuldigd van verduistering en oplichting. De rechtbank had vastgesteld dat de betrokkene een wederrechtelijk verkregen voordeel had van € 140.855,85 en had hem een betalingsverplichting opgelegd voor dat bedrag. De betrokkene ging in hoger beroep tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die in het kader van een procesafspraak tussen het openbaar ministerie en de verdediging, vroeg om de betalingsverplichting te verlagen naar € 34.000,-. De verdediging heeft zich gerefereerd aan deze vordering. Het hof heeft de procesafspraak besproken en vastgesteld dat de betrokkene vrijwillig en met voldoende informatie had ingestemd met de gemaakte afspraken.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd met uitzondering van de opgelegde betalingsverplichting, die werd verlaagd. Daarnaast heeft het hof de duur van de gijzeling vastgesteld op 680 dagen, conform artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing van het hof houdt in dat de betrokkene de verplichting heeft om € 34.000,- te betalen aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002781-22 OWV
Uitspraak : 24 juli 2025
TEGENSPRAAK
(Art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 2 december 2022 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 01-880229-15 tegen:

[betrokkene],

geboren te [geboortegegevens],
wonende te [adresgegevens].
Hoger beroep
De rechtbank heeft het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op
€ 140.855,85 en heeft aan betrokkene een betalingsverplichting opgelegd voor dat bedrag.
Van de zijde van de betrokkene is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de betrokkene naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft, in het verlengde van de hierna te bespreken tussen het openbaar ministerie en de verdediging overeengekomen procesafspraak, gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde betalingsverplichting en aan betrokkene een betalingsverplichting zal opleggen van
€ 34.000,-.
De verdediging heeft in het verlengde van de hierna te bespreken tussen het openbaar ministerie en de verdediging overeengekomen procesafspraak zich gerefereerd aan het door de advocaat-generaal gevorderde.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de redengeving waarop dit berust behoudens de opgelegde betalingsverplichting en onder bepaling van het aantal dagen gijzeling dat met toepassing van artikel 6:6:25 Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd.
Op te leggen betalingsverplichting
Procesafspraak
Het openbaar ministerie heeft op 18 februari 2025 een mail aan het hof verzonden met daarin opgenomen een procesafspraak over de afdoening van de onderhavige ontnemingszaak.
De procesafspraak houdt in dat het openbaar ministerie en de verdediging het hof verzoeken het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel overeenkomstig de rechtbank vast te stellen op een bedrag van € 140.855,85 en in zoverre het vonnis van de rechtbank te bevestigen. Ten aanzien van de op te leggen betalingsverplichting wordt verzocht dit te verminderen met de door betrokkene aan de gemeente Helmond terugbetaalde APPA-gelden ten bedrage van € 97.585,96 en de representatiekosten ten bedrage van € 5.585,16 en daarmee de betalingsverplichting vast te stellen op (€ 140.855,85 -/- € 97.585,96 -/-
€ 5.585,16=) € 37.684,73.
De raadsman van betrokkene heeft bij mail van 28 februari 2025 het hof laten weten in te stemmen met deze gemaakte procesafspraak.
Bij mail van 4 juli 2025 heeft de raadsman van betrokkene het hof verzocht de betrokkene toe te staan niet ter terechtzitting van 10 juli 2025 te hoeven verschijnen in verband met gezondheidsproblemen. Bij diezelfde mail heeft de raadsman gevoegd de mail van het openbaar ministerie van 18 februari 2025 met daarin de procesafspraak welke op 4 juli 2025 door betrokkene voor akkoord is ondertekend. Verder is bij de mail gevoegd een op dezelfde datum door betrokkene voor akkoord ondertekende “verklaring van betrokkene inzake procesafspraken” waarin door betrokkene – kort gezegd – wordt aangegeven dat er van zijn zijde sprake is van “informed consent” ten aanzien van de gemaakte procesafspraken.
Het hof heeft de verdediging gelet op deze mail met bijlagen laten weten er mee in te kunnen stemmen wanneer betrokkene ter terechtzitting van 10 juli 2025 niet zou verschijnen.
Ter terechtzitting van 10 juli 2025 is in het bijzijn van de raadsman van betrokkene en de advocaat-generaal de mail van het openbaar ministerie van 18 februari 2025 met daarin neergelegd de procesafspraak besproken evenals de mail van de verdediging van 4 juli 2025 met bijlagen.
Het hof is gelet op de mail van de verdediging van 4 juli 2025 met bijlagen van oordeel dat daaruit afdoende volgt dat betrokkene vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige conclusie mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en het daarmee gepaard gaande afzien van het beroep doen op bepaalde aan de betrokkene toekomende verdedigingsrechten.
Gelet hierop en gelet op de omstandigheid dat het hof geen reden ziet anders te beslissen bevestigt het hof het vonnis van de rechtbank ten aanzien van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel en zal het aan betrokkene een betalingsverplichting opleggen van
€ 34.000,-.
Gijzeling
Het hof bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 680 dagen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde betalingsverplichting en bepaalt het aantal dagen gijzeling dat met toepassing van artikel 6:6:25 Wetboek van Strafvordering kan worden gevorderd.
Legt de betrokkene de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 34.000,00 (vierendertigduizend euro).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op
680 dagen.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen
Aldus gewezen door:
mr. J.T.F.M. van Krieken, voorzitter,
mr. C.A. van Roosmalen en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. van der Meijs, griffier,
en op 24 juli 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.