ECLI:NL:GHSHE:2025:2079

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
200.350.663_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag na jarenlange geweldsproblematiek en de impact op minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van ouders over hun kinderen. De vader, die momenteel in voorlopige hechtenis zit, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 31 oktober 2024 aangevochten, waarin was bepaald dat het gezag over de kinderen voortaan alleen aan de moeder toekomt. De rechtbank had geoordeeld dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden, onder andere door een patroon van geweld van de vader tegen de moeder, waar de kinderen getuige van waren. Het hof heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen, waaronder de eerdere veroordelingen van de vader voor geweld en de impact daarvan op de kinderen. Het hof concludeert dat de moeder in haar verzoek om eenhoofdig gezag terecht is ontvangen, gezien de onveiligheid en instabiliteit die de kinderen hebben ervaren. De vader heeft onvoldoende blijk gegeven van inzicht in de situatie en de behoeften van de kinderen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarbij het gezamenlijk gezag is beëindigd en het gezag aan de moeder is toegewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de veiligheid van de kinderen en de moeder te waarborgen, in lijn met het Verdrag van Istanbul.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 24 juli 2024
Zaaknummer: 200.350.663/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/423375 / FA RK 24-2674
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting te [plaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A. Ramsaroep,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. L.A.E. Bregonje-Voermans.
Deze zaak gaat over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2011;
  • [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2014;
  • [minderjarige 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2019.
In deze zaak is als belanghebbende aangemerkt:
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
vestiging: [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de GI.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
locatie: [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 31 oktober 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 31 januari 2025, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende alle verzoeken van de moeder af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 maart 2025, heeft de moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, dan wel het hoger beroep ongegrond en onbewezen te verklaren, nu de door de vader opgeworpen grieven falen
.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 juni 2025. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Ramsaroep;
-de moeder, bijgestaan door mr. Bregonje-Voermans, waarbij de moeder heeft deelgenomen via een videoverbinding;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
2.3.1.
De GI heeft het hof op 23 juni 2025 bericht dat namens de GI niemand tijdens de mondelinge behandeling aanwezig zal zijn.
2.3.2.
Het hof heeft de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken.
Zij hebben hiervan gebruik gemaakt door ieder het hof een brief te sturen, die ter griffie zijn ingekomen op 22 mei 2025. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van die brieven zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 1 april 2025;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 12 juni 2025;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 14 juni 2025;
- het e-mailbericht met vier bijlagen (ontbrekende producties eerste aanleg) van de advocaat van de vader d.d. 17 juni 2025;
- de tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van de vader overgelegde en voorgedragen pleitnotitie.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Tussen partijen is bij beschikking van 2 december 2022 de echtscheiding uitgesproken. Op 17 maart 2023 is de echtscheidings-beschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Uit het huwelijk van partijen zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] (hierna tezamen ook genoemd: de kinderen) geboren.
Partijen waren van rechtswege belast met het gezamenlijk gezag over de kinderen.
3.2.
Partijen hebben ook een meerderjarige zoon, [meerderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , die tijdens de relatie tussen partijen voorgaand aan het huwelijk van partijen is geboren.
3.3.
Bij vonnis van 13 december 2007 is de vader veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden en 12 dagen, waarvan 12 maanden voorwaardelijk en een werkstraf voor de duur van 240 uren, wegens verkrachting en mishandeling van de moeder in de periode van 1 januari 2007 tot en met 30 mei 2007.
In hoger beroep is de vader door het hof Arnhem-Leeuwarden bij arrest van 2 maart 2010 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk.
In cassatie heeft de Hoge Raad, bij arrest van 17 januari 2012, deze beslissing in stand gelaten; de straf is daarbij verminderd tot 23 maanden en 1 week, waarvan 12 maanden voorwaardelijk.
3.4.
Bij beschikking van 1 september 2022 heeft de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht gesteld tot 1 september 2023. De ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd, laatstelijk tot 31 augustus 2025. De GI is thans belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van de kinderen.
3.5.
Bij de echtscheidingsbeschikking van 2 december 2022 is tevens het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder bepaald. Verder is bepaald dat de contactregeling tussen de vader en de kinderen wordt ingericht en uitgevoerd onder de regie van de GI en dat partijen gehouden zijn de aanwijzingen van de GI daarover op te volgen.
3.6.
In de periode van november 2023 tot februari 2024 was de vader opnieuw gedetineerd, ditmaal wegens het overtreden van de reclasseringsvoorwaarden.
3.7.
Op 7 mei 2024 heeft zich een incident voorgedaan dat ertoe heeft geleid dat de vader in afwachting van een strafrechtelijk proces in voorlopige hechtenis zit. De moeder is met de kinderen wederom verhuisd naar een andere veilige opvang op een geheime locatie elders in het land.
De procedure in eerste aanleg
3.8.
Bij de bestreden beschikking van 31 oktober 2024 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat het gezag over de kinderen voortaan alleen de moeder toekomt.
3.9.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.10.
De vader voert - kort samengevat - het volgende aan.
De vader betwist dat sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden. Hetgeen de moeder heeft gesteld is een voortzetting van hetgeen reeds aan de orde was tijdens het huwelijk. Voor zover er sprake is van nieuwe feiten, betreffen dit feiten die door de moeder zelf zijn gecreëerd. Niet elke wijziging van omstandigheden kan leiden tot een wijziging van het gezag. Het enkele tijdsverloop levert geen relevante wijziging van omstandigheden op. Een conflict tussen gezag dragende ouders over de verzorging en opvoeding van de kinderen, levert als zodanig geen grond op voor wijziging van het gezamenlijk gezag. De vader mag een eigen visie hebben op hetgeen hij in het belang van de kinderen vindt.
Ten onrechte heeft de rechtbank geoordeeld dat sprake is van de wettelijke gronden om het gezag te beëindigen.
De vader betwist nogmaals, zoals reeds in eerste aanleg aangegeven, dat hij het adres van de moeder zou hebben achterhaald en haar vervolgens zou hebben mishandeld, verkracht en gegijzeld. De moeder heeft de vader gebeld. Zij heeft hem zelf de adresgegevens verteld en buiten de Gl om een omgangsafspraak gemaakt. Wat de vader betreft heeft de moeder een valse aangifte bij de politie gedaan. In de lopende strafzaak is er nog geen einduitspraak gegeven. De door de moeder gedane aangifte kan niet als waarheid worden aangenomen. De vader heeft in eerste aanleg zijn contra-aangifte inclusief onderliggende producties overgelegd. In dit kader is van belang dat de moeder ook in het verleden valse aangiften heeft gedaan.
De vader betwist sprake is van een onaanvaardbaar risico is dat bij instandhouding van het gezamenlijk gezag van beide ouders, de kinderen klem of verloren zouden geraken tussen die ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, en/of dat de wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is. De vader is bereikbaar voor de moeder voor het nemen van gezags-beslissingen. Dat hoeft niet per se fysiek maar kan ook telefonisch. De moeder doet er alles aan om de vader in een kwaad daglicht te zetten. De vader mag een andere mening hebben dan die van de moeder. Dat betekent niet dat er geen overleg mogelijk is.
De vader stelt dat de moeder labiel is en een geschiedenis kent van mentale gezondheids-problemen. Tijdens de relatie zorgde de vader altijd voor de kinderen omdat de moeder daar vaak niet toe in staat was. De moeder heeft steeds aangegeven dat ze terug wil naar de vader. Door haar ambivalente houding richting de vader, creëert zij zelf de onduidelijkheid en vele wisselingen voor de kinderen. Het is haar eigen keuze geweest om met de kinderen te verhuizen. Dat kan de vader niet worden tegengeworpen. De vader wil dat de kinderen bij hem komen wonen zodra hij vrijkomt.
De vader beroept zich voor het overige op de vaste jurisprudentie met betrekking tot het klem- en verlorencriterium en de uitspraak van de Hoge Raad van 27 maart 2020: “
Hoewel gezamenlijk gezag het risico in zich bergt dat het kind klem komt te zitten tussen de
twee ouders, leidt eenhoofdig gezag ertoe dat de andere ouder geheel uit het leven van het
kind wordt geweerd. De rechter moet dan de ruimte hebben om, uitgaande van de situatie
ten tijde van zijn beslissing, in te schatten welke van de twee kwaden het belang van het
kind vermoedelijk het minst zal schaden." Door de beslissing in de bestreden beschikking dreigt de vader geheel uit het leven van de kinderen te worden geweerd of te verdwijnen. Temeer nu de moeder noch de GI de vader over de kinderen informeert.
3.11.
De moeder voert - kort samengevat - het volgende aan.
De moeder is van mening dat sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden. Ten tijde van de echtscheiding probeerden partijen nog te werken aan de communicatie door middel van ouderschapsbemiddeling. Omdat de vader de echtscheiding echter niet erkende, kwam dit niet van de grond. Vervolgens is er dusdanig veel voorgevallen tussen partijen, met als dieptepunt het voorval in mei 2024, dat de GI partijen heeft geadviseerd niet meer met elkaar te communiceren. Nu iedere communicatie ontbreekt en de verstandhouding tussen partijen is verstoord, is het onwaarschijnlijk dat de communicatie nog kan worden hersteld. De vader is al sinds mei 2024 gedetineerd. Hij weigert telkens zijn toestemming voor noodzakelijke behandelingen voor de kinderen te geven. Alle aangevoerde feiten en omstandigheden, te weten dat de pogingen om tot communicatie te komen volledig zijn gestrand en er ook geen enkel zicht is op verbetering, zijn door de rechtbank in eerste aanleg terecht aangemerkt als een relevante wijzigingen van omstandigheden. Het oordeel van de rechtbank is derhalve niet slechts gegrond van het voorval in mei 2024 gebaseerd. De moeder betwist dat zij valse aangiften bij de politie heeft gedaan. De relatie tussen partijen kenmerkte zich door manipulatie en geweld. Onder druk van de vader heeft de moeder haar eerdere aangiften ingetrokken, maar de verkrachtingen hebben wel degelijk plaatsgevonden.
Hoewel de vader aangeeft dat hij, ondanks dat hij in detentie is, bereikbaar is voor de moeder, laat de praktijk anders zien. De gezinsvoogd heeft de vader meerdere malen benaderd voor zijn toestemming voor hulpverlening voor een onderzoek van de kinderen om te bekijken wat zij aan hulpverlening nodig hebben. De vader heeft dit geweigerd omdat hij van mening is dat het onderzoek naar de hulpvraag van de kinderen voortvloeit uit het incident van mei 2024. Nu de vader zich op het standpunt stelt dat er niets is gebeurd, althans geen stafbare feiten, heeft hij zijn medewerking aan het onderzoek geweigerd. Met een dergelijke houding geeft de vader dus weinig blijk van inzicht in de behoefte van de kinderen. De vader heeft ook totaal geen inzicht getoond in de gevolgen die zijn gedrag hebben op de moeder en dus ook op de kinderen, zoals de vele wisselingen en verhuizingen. De standpunten die de vader inneemt ten aanzien van de toekomst van de kinderen en de moeder staan ver van de werkelijkheid. De moeder is van mening dat zij onder die omstandigheden niet met de vader kan overleggen en samen beslissingen ten behoeve van de kinderen kan nemen. De vader heeft ook geen aansluiting meer bij de kinderen. Tussen de vader en de kinderen is al sinds mei 2024 geen contact meer geweest. Hij heeft sindsdien ook geen interesse meer getoond in de kinderen door bijvoorbeeld bij de gezinsvoogd over hen te informeren.
Het is overduidelijk dat de vader reeds vóór de escalatie in mei 2024 beperkt en onder begeleiding contact had met de kinderen. Hierbij kwam de vader de omgangsafspraken niet structureel na. Er is dus geen sprake van dat de vader door de beslissing over het gezag uit het leven van de kinderen wordt geweerd of dreigt te verdwijnen.
3.12.
De raad heeft als volgt geadviseerd.
De raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank in de bestreden beschikking.
De raad heeft veel zorgen over de situatie. De geschiedenis van partijen en de kinderen kenmerkt zich door een permanente onveiligheid en instabiliteit.
De ouders hebben verschillende lezingen van de gebeurtenissen, maar feit is dat de moeder en de kinderen meerdere keren noodgedwongen verhuisd zijn. Verschillenden keren hebben zij opnieuw een leven moeten opbouwen. Het verschil in visie tussen de ouders is zo groot dat er geen basis is voor communicatie om samen beslissingen te nemen in het belang van de kinderen. Daar is geen praktische oplossing voor.
De vader is steeds verder van de kinderen af komen te staan. Dat kan de vader niet aan de moeder toeschrijven. De vader heeft daarin zelf een aandeel.
De vader heeft geen zicht op hoe het met de kinderen gaat. Aangezien de moeder de vader niet informeert en de GI heeft aangegeven dat er geen communicatie met de vader is, gaat de raad ervan uit dat de vader niet in staat is om in het belang van de kinderen beslissingen te nemen.
Het oordeel van het hof
3.13.
Het hof overweegt het volgende.
3.13.1.
Vast staat dat de moeder en de vader na de echtscheiding gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen zijn blijven uitoefenen.
Wettelijk kader
3.13.2.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.13.3.
Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren is het van belang dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, tenminste in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. Indien bovengenoemde omstandigheden aanwezig zijn, ligt gezamenlijk gezag in de rede, tenzij andere redenen eenhoofdig gezag noodzakelijk maken.
Wijziging van omstandigheden
3.13.4.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank terecht en op de juiste gronden heeft geoordeeld dat sprake is van een wijziging van omstandigheden sinds de echtscheiding van partijen. De rechtbank heeft dat oordeel niet slechts gebaseerd op het incident in mei 2024. De rechtbank heeft gewezen op álle incidenten en escalaties die hebben plaatsgevonden tussen de ouders na de scheiding.
In hoger beroep stelt het hof vast dat, in aanvulling op de door de rechtbank geschetste situatie, de vader inmiddels al ruim een jaar in voorlopige hechtenis zit, in afwachting van een strafproces. Dit betekent dat er richting de vader sprake is van een sterke verdenking van een strafbaar feit. Feit is ook dat de moeder na het incident in mei 2024 abrupt met de kinderen voor de vierde keer is verhuisd, dat zij sindsdien op een geheime locatie elders in het land verblijven en dat de GI naar aanleiding van het incident de ouders heeft geadviseerd niet meer met elkaar te communiceren. De moeder heeft verder gemotiveerd aangevoerd dat zij in de uitoefening van het gezag over de kinderen wordt belemmerd door de niet-meewerkende houding van de vader.
Partijen kunnen ieder een andere lezing hebben van de gebeurtenissen maar dat neemt niet weg dat als gevolg van die gebeurtenissen de omstandigheden tussen partijen zijn gewijzigd, in een mate die een herbeoordeling van de gezagssituatie rechtvaardigt. Er is immers niet “slechts” sprake van tijdsverloop of (aanhoudende) communicatieproblemen tussen de ouders, zoals de vader stelt.
Het hof concludeert dat de rechtbank de moeder terecht in haar verzoek heeft ontvangen.
Inhoudelijke beoordeling
3.13.5.
De rechtbank heeft de geschiedenis van partijen in de bestreden beschikking zorgvuldig uiteen gezet. Het hof verwijst in dit kader kort naar de veroordeling van de vader voor verkrachting en mishandeling van de moeder, de vele incidenten van grens-overschrijdend gedrag van de vader jegens de moeder en de kinderen na de scheiding en het feit dat de moeder en kinderen meerdere malen zijn gevlucht naar een (andere) veilige opvanglocatie. Illustratief is het feit dat de vader door middel van het verstoppen van een tracker in de jas van een van zijn kinderen tijdens een begeleid omgangsmoment heeft getracht de geheime locatie van de vrouw te achterhalen en dat hij tijdens belmomenten met de kinderen bedreigingen heeft geuit naar de moeder.
Door een fout bij de gemeente [gemeente] is de vader achter het adres van de moeder gekomen, zo staat in de door de moeder overgelegde brief van 19 april 2024 van de gemeente [gemeente] . Volgens de moeder heeft de vader haar op 7 mei 2024 opgezocht en is zij toen verkracht en mishandeld door de vader en is zij met de kinderen door hem ontvoerd. Hoewel de vader dit stellig ontkent, volgens hem hadden partijen met elkaar afgesproken, verblijft de vader sinds dit voorval al geruime tijd in voorlopige hechtenis en verblijven de vrouw en de kinderen opnieuw in een (andere) veilige opvang respectievelijk een woning op een geheim adres.
3.13.6.
Het hof is van oordeel dat tussen partijen sprake is van een patroon van geweld van de vader jegens de moeder. Het hof wijst in dit verband naar artikel 3 aanhef en sub a van het Verdrag van Istanbul [1] , waar als ‘geweld tegen vrouwen’, wordt omschreven: “
alle vormen van gendergerelateerd geweld die leiden of waarschijnlijk zullen leiden tot fysiek, seksueel of psychologisch letsel of leed of economische schade voor vrouwen, met inbegrip van bedreiging met dit soort geweld, dwang of willekeurige vrijheidsberoving, ongeacht of dit in het openbaar of in de privésfeer geschiedt.” en op welk geweld het Verdrag aldus van toepassing is. Voorts vermeldt het Verdrag dat slachtoffers van ‘geweld tegen vrouwen’ alle natuurlijke personen zijn die worden blootgesteld aan deze gedragingen (sub b). De kinderen, die getuige zijn geweest van de gedragingen van de vader, zijn derhalve ook slachtoffer van het geweld van de vader tegen de moeder.
Ingevolge het Verdrag moet bij het nemen van beslissingen over gezag en omgang rekening worden gehouden met de rechten en de veiligheid van slachtoffers van geweld. In de Nederlandse wetgeving op het gebied van gezag en omgang wordt niet expliciet genoemd dat geweld tegen vrouwen/mannen of huiselijk geweld een factor is waarmee de rechter rekening houdt bij het nemen van zijn beslissing, maar het is vanzelfsprekend dat de veiligheid van de ouder en het kind de eerste en belangrijkste voorwaarde is waaraan moet worden voldaan. Voor het hof betekent dit dat mede-gezag van de vader in strijd is met de uitgangspunten van het Verdrag van Istanbul en in strijd is met de rechten en belangen van de moeder en de kinderen. Zij moeten immers in hun veiligheid worden beschermd tegen de vader. Het dwingen van de vrouw tot overleg met de man over beslissingen die van belang zijn voor de kinderen is hiermee onverenigbaar.
Ook zonder dat de vader strafrechtelijk is of wordt veroordeeld voor de gebeurtenissen in mei 2024 komt het hof tot deze conclusie, gelet op voormelde geschiedenis tussen partijen. Het indienen en later weer intrekken van de aangiftes jegens de vader door de moeder, moet worden gezien in de context van de ongelijke machtsverhouding tussen de vader en de moeder. Enkel op grond van de blote ontkenning van de vader dat al deze gebeurtenissen hebben plaatsgevonden en zijn stelling dat het de moeder is die labiel en ambivalent is, komt het hof niet tot een ander oordeel.
3.13.7.
De moeder moet in haar kracht blijven staan als ouder met gezag. Zij dient, als de ouder die alleen met de dagelijkse verzorging en opvoeding van de drie kinderen is belast, beslissingen in het belang van de kinderen voortvarend te kunnen nemen, zonder het risico te lopen weer in de invloedsfeer van de vader terecht te komen. Bovendien dient voorkomen te worden dat de vader (wederom) het gezag zal misbruiken om achter de verblijfplaats van de moeder en de kinderen te komen.
Van belang is ook dat de GI heeft overwogen om ten aanzien van de vader een verzoek tot een gezagsbeëindigende maatregel in te dienen, maar gezien het verzoek van de moeder heeft zij daarvan afgezien. De GI staat, evenals de raad, achter het verzoek van de moeder.
3.13.8.
Door te stellen dat de moeder erop uit is om de vader zwart te maken en hem uit het leven van de kinderen te weren, neemt de vader geen verantwoordelijkheid voor zijn rol in de gebeurtenissen van de afgelopen jaren en voor de impact van zijn handelen op de kinderen, die getuige zijn geweest van zijn grensoverschrijdende gedrag. Het kan niet anders dan dat de kinderen daar veel angst, onveiligheid en spanning door hebben ervaren. Zij hebben ook telkenmale een nieuw leven moeten opbouwen. De kinderen zijn vier keer verhuisd en vier keer van school gewisseld.
3.13.9.
Ook gaat de vader voorbij aan de dringende behoefte van de kinderen om de gebeurtenissen uit het verleden een plek te geven. Door het standpunt in te nemen dat diagnostiek en behandeling van de trauma’s van de kinderen niet nodig is, omdat er naar zijn visie geen traumatische gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, neemt de vader geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn eigen handelen en neemt hij de problemen van de kinderen niet serieus. Het hof acht een dergelijk houding schadelijk voor de kinderen en het illustreert dat de vader het belang van de kinderen niet voorop weet te zetten.
De moeder heeft, nadat haar in de bestreden beschikking het eenhoofdig gezag was toegekend, de noodzakelijke hulpverlening voor de kinderen kunnen regelen. Uit de nagekomen (intake)verslagen blijkt dat er bij de kinderen, met name bij [minderjarige 1] en [minderjarige 3] , het nodige aan de hand is. Bij [minderjarige 1] zijn trauma-/PTSS-klachten, depressieve klachten en een vermijdende coping gezien, onder meer voortkomend uit het huiselijk geweld en de fysieke mishandeling. Ook zijn er aanwijzingen voor een verstoorde hechtingsrelatie. Voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt de hulp van [instantie] ingezet, voor onder meer psycho-educatie. [minderjarige 3] wordt gezien als een jongen die overmatig veel bezig is zijn moeder te beschermen. Zo benoemt hij dat hij later sterker en een politieagent wil worden om de moeder te kunnen beschermen, wil hij deuren beter op slot doen en heeft hij het vaak over ontvoering en gijzeling. [minderjarige 3] heeft veel meegekregen van het (seksueel) geweld in huis, omdat hij als jongste altijd bij moeder was en sliep. Er zijn ook bij hem signalen van hechtingsproblematiek. Voor [minderjarige 3] zal EMDR middels story telling worden ingezet.
De hiervoor beschreven, bij de kinderen door professionele hulpverlening vastgestelde problematiek kan redelijkerwijs niet aan beïnvloeding door de moeder worden toegeschreven, zoals vader doet.
3.13.10.
Tot slot heeft de vader weinig intrinsieke interesse in de kinderen getoond. Eén keer, in december 2024, heeft de vader via zijn casemanager in de penitentiaire inrichting de GI benaderd en gevraagd naar omgang met de kinderen. Voor het overige heeft de vader in dat kader geen enkel initiatief genomen. Sinds de vader in voorlopige hechtenis verblijft, heeft hij in ieder geval niet (aantoonbaar) naar het wel en wee van de kinderen geïnformeerd.
De vader is dientengevolge al zeker anderhalf jaar niet actief betrokken in het leven van de kinderen. Hij mist daardoor de belangrijke informatie die nodig is om beslissingen in het belang van de kinderen te kunnen nemen.
3.14.
Op grond van het vorenstaande concludeert het hof, evenals de rechtbank, dat sprake is van de gronden genoemd in artikel 1:253n BW. Daarom zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 31 oktober 2024;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M. van der Linden, J.C.E. Ackermans-Wijn en K.A. Boshouwers en is op 24 juli 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Verdrag van Istanbul, op 1 maart 2016 in werking getreden Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.