ECLI:NL:GHSHE:2025:2097

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
20-000518-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte rechtspersoon in milieuzaken met betrekking tot ammoniakemissie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, een rechtspersoon, was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 2.000,00 voor het opzettelijk overtreden van artikel 8.40 van de Wet milieubeheer, met betrekking tot het niet direct afvoeren van mest. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk de wet heeft overtreden. Het hof heeft daarbij gekeken naar de omstandigheden waaronder de mest was opgeslagen en de logistieke afhankelijkheid van de verdachte van het transportbedrijf dat de mest afvoert. De verdediging heeft betoogd dat de term 'direct' niet zo strikt moet worden geïnterpreteerd en dat de tijdelijke opslag van mest op het bedrijf niet in strijd is met de wetgeving. Het hof heeft deze argumenten gevolgd en vastgesteld dat de mest die op 6 juli 2022 was aangetroffen, afkomstig was van kuikens die die nacht waren afgevoerd. Gezien deze omstandigheden heeft het hof het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000518-24
Uitspraak : 25 juli 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de economische kamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 20 februari 2024, in de strafzaak met parketnummer 82-014643-23 tegen:

[verdachte rechtspersoon] ,

statutair gevestigd te [vestigingsplaats] , [adres] ,
vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de verdachte rechtspersoon] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte rechtspersoon ter zake:
opzettelijk overtreden van het bepaalde in artikel 8:40, eerste lid, van de Wet
milieubeheer
veroordeeld tot een geldboete van € 2.000,00.
Namens de verdachte rechtspersoon is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte rechtspersoon naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de economische politierechter zal bevestigen.
Namens de verdachte rechtspersoon is primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd en is verzocht het bepaalde van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel) toe te passen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte rechtspersoon is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 06 juli 2022 te Poortvliet, in de gemeente Tholen, in elk geval in Nederland, als degene die een inrichting, te weten [verdachte rechtspersoon] , gelegen aan of nabij de [adres] , dreef, al dan niet opzettelijk, toen, daar, in strijd met artikel 3.123, tweede lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer, het huisvestingssysteem niet heeft uitgevoerd overeenkomstig de bij dat huisvestingssysteem behorende technische beschrijving zoals bedoeld in de bijlage bij de regeling op grond van artikel 1 van de Wet ammoniak en veehouderij, immers heeft zij, verdachte, de (kippen)mest afkomstig uit het huisvestingssysteem RAV E 5.9.1.2.3 niet conform de daarbij behorende technische beschrijving BWL 2009.07.V1 direct van het bedrijf afgevoerd en/of (voor maximaal 14 dagen) opgeslagen in een afgedekte container.
Vrijspraak
Door de verdediging is aangevoerd, op gronden als in de pleitnota weergegeven, dat het tenlastegelegde begrip ‘direct’ niet zo strikt moet worden uitgelegd dat het gedurende enkele uren opslaan van bij het afvoeren van de vleeskuikens vrijgekomen mest niet past binnen de leaflet die behoort bij het door de verdachte rechtspersoon toegepaste huisvestingssysteem voor vleeskuikens (RAVE 5.9.1.2.3).
De vertegenwoordiger van de verdachte rechtspersoon heeft ter terechtzitting in hoger beroep een nadere toelichting gegeven over de bedrijfsvoering en de te volgen werkwijze voor het afvoeren van de mest van de kuikens zodra deze zijn opgehaald voor de slacht. Kort gezegd komt deze werkwijze er op neer dat de verdachte rechtspersoon voorafgaand aan het transportbedrijf, dat de mest afvoert naar een afvalverwerkingsbedrijf, bericht wanneer er kuikens in de nachtelijke uren worden afgehaald, zodat de mest diezelfde ochtend kan worden opgehaald. Echter, de verdachte rechtspersoon is afhankelijk van de logistiek van het transportbedrijf dat de mest ophaalt en daarom wordt de mest voor een korte periode (tussen een uur en enkele uren) opgeslagen op een daartoe ingerichte mestplaat met een vloeistofdichte vloer en wanden er omheen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Wettelijk kader
Het hof stelt voorop dat de tenlastelegging is gebaseerd op een verdenking van overtreding van artikel 8.40 Wet milieubeheer. Deze wet is bedoeld om het milieu te beschermen en geeft algemene regels voor het milieubeheer. Zo biedt artikel 8.40, eerste lid, van de Wet Milieubeheer de grondslag voor het bij of krachtens algemene maatregel van bestuur stellen van regels ter bescherming van het milieu tegen nadelige gevolgen die door inrichtingen, zoals pluimveehouderijen, kunnen worden veroorzaakt.
Naast genoemde wet bestond tot 31 december 2023 tevens de Wet ammoniak en veehouderij (verder: Wav), in werking getreden op 8 mei 2002. De Wav is een op emissie gerichte benadering van de ammoniakproblematiek. De Wav geeft het beoordelingskader voor de ammoniakemissie afkomstig van tot veehouderijen behorende dierverblijven. Samen met de emissie-eisen die op grond van de Wet milieubeheer aan de huisvesting van dieren werden gesteld, vormde deze wet het wettelijke instrumentarium voor het aspect ammoniak.
Artikel 1, derde lid, van de Wav – voor zover relevant – bepaalde dat totdat een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 8:40 van de Wet Milieubeheer, waarbij maximale emissiewaarden zijn vastgesteld, van kracht is, voor de toepassing van de Wav als maximale emissiewaarde geldt de waarde die als zodanig is vastgesteld bij ministeriële regeling.
De maximale emissiewaarde is vastgelegd in de ministeriële regeling, luidende ‘Regeling ammoniak en veehouderij’ (verder: Rav). Deze regeling bevat onder meer een lijst met huisvestingssystemen en bijbehorende emissiefactoren die het bevoegd gezag bij het verlenen van milieuvergunningen moet hanteren om de ammoniakemissie uit dierenverblijven te berekenen. De wet en de regeling kunnen dan ook als instrumenten voor het ammoniakbeleid worden beschouwd. Dit beleid is erop gericht om de voor ammoniak kwetsbare natuur zo veel mogelijk te beschermen door middel van een generiek emissiebeleid om het plafond dat voor Nederland geldt op grond van Europese wetgeving (de Nitraatrichtlijn), niet te overschrijden.
Reactie op standpunt advocaat-generaal
Het standpunt van de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat het doel van de aan de orde zijnde wetgeving is gericht op het voorkomen van ziektes, deelt het hof derhalve niet. Immers, de Wav en de daarmee samenhangende Rav, betreft een (aanvullende) regeling op het generieke ammoniakinstrumentarium, waarmee een verdere verslechtering van de zeer kwetsbare natuur moet worden voorkomen.
Feiten
Op grond van het dossier stelt het hof vast dat in de ochtend van 6 juli 2022 is geconstateerd dat mest lag opgeslagen op het terrein van het bedrijf van de verdachte rechtspersoon, te weten op een mestplaat met een vloeistofdichte vloer en wanden er omheen.
Blijkens het in Bijlage 1 bij de Rav omschreven huisvestingssysteem als door de verdachte wordt gebruikt (E 5.9.1.2.3) geldt de aldaar aangegeven emissiefactor van 0,013 NH3 per dierplaats per jaar in gevallen waarin de mest
direct(
onderstreping hof) van het bedrijf wordt afgevoerd of gedurende een periode van ten hoogste twee weken op het bedrijfsterrein wordt opgeslagen in een afgedekte container. Ook op grond van de systeembeschrijving behorende bij het door de verdachte rechtspersoon gehanteerde huisvestingssysteem (BWL 2009.07.V1) – de zogenaamde ‘leaflet’ – dient de mest dan ook direct te worden afgevoerd van het bedrijf of te worden opgeslagen in een afgedekte container voor maximaal 14 dagen. Van deze tweede optie is door de verdachte rechtspersoon geen gebruik gemaakt.
De onderhavige casus draait aldus om de vraag of de verdachte rechtspersoon de mest direct van het bedrijf heeft afgevoerd. Voor wat betreft de term “direct” is het hof met de economische politierechter van oordeel dat vanzelfsprekend enige ruimte mag zitten tussen het uit de stal verwijderen van de mest en het vervolgens tijdelijk plaatselijk opslaan hiervan in afwachting van de afvoer enerzijds en het afvoeren van de mest anderzijds. Het hof overweegt daarbij dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het afvoeren van de mest van het bedrijfsterrein geschiedt door een destructiebedrijf, dat dat bedrijf zijn eigen bedrijfsvoering heeft waar de verdachte rechtspersoon geen invloed op heeft en de verdachte rechtspersoon voor wat betreft het tijdstip van de afvoer van de mest dus ook afhankelijk is van de planning van het destructiebedrijf. Er zit aldus noodzakelijkerwijs enige tijd tussen het verwijderen uit de stal en het afvoeren van de mest, gedurende welke tijd de mest kort opgeslagen moet kunnen worden op het bedrijf van de verdachte rechtspersoon. Naar het oordeel van het hof staat het om deze reden tijdelijk opslaan van de mest, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval waarbij niet alleen de duur maar ook de wijze waarop de mest tijdelijk wordt opgeslagen van belang zijn, in beginsel dan ook niet in de weg aan de mogelijke conclusie dat de mest direct is afgevoerd in vorenbedoelde zin.
In dit geval is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de mest die in de ochtend van 6 juli 2022 op de mestplaat is aangetroffen, afkomstig is van die direct voorafgaande nacht afgevoerde kuikens. Weliswaar maakt de toezichthouder van de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) Zeeland, [inspecteur] , in het inspectierapport d.d. 8 juli 2022 melding van een met een drone eerder op 5 juli 2022 geconstateerde substantie op de mestplaat op het bedrijfsterrein van de verdachte rechtspersoon, maar of dit dezelfde mest betreft als die op 6 juli 2022 op de mestplaat is aangetroffen kan het hof aan de hand van het dossier niet met zekerheid vaststellen. De foto die door de drone op 5 juli zou zijn gemaakt, ontbreekt in het dossier en het dossier geeft ook verder onvoldoende aanknopingspunten voor deze aanname. Namens de verdachte rechtspersoon is toegelicht dat gedurende een week meerdere keren kuikens worden afgevoerd en daarmee ook mest en niet uit te sluiten is dat de eventuele substantie die middels de drone op 5 juli 2022 op de mestplaat gezien zou zijn, een eerdere afvoer van mest betreft. Het hof kan dan ook niet vaststellen dat de in de ochtend van 6 juli 2022 aangetroffen mest er al sinds 5 juli 2022 zou hebben gelegen.
Voorts vindt de stelling van de vertegenwoordiger van de verdachte rechtspersoon dat als de toezichthouder op 6 juli 2022 een uur later was verschenen, namelijk om 11.00 uur, de mest zou zijn opgehaald door het destructiebedrijf, geen weerlegging in het dossier. Onder deze omstandigheden moet het hof het er voor houden dat de mest afkomstig was van de in die nacht afgevoerde kuikens, die in afwachting van de afvoer op het bedrijf op een mestplaat met een vloeistofdichte vloer en wanden is opgeslagen en diezelfde ochtend om 11.00 uur is opgehaald door het destructiebedrijf. Naar het oordeel van het hof kan onder deze omstandigheden nog worden gesproken van het
directafvoeren van de mest conform de systeembeschrijving BWL 2009.07.V1 behorende bij het door de verdachte rechtspersoon gebruikte huisvestingssysteem E 5.9.1.2.3, zoals omschreven in Bijlage 1 bij de Rav.
Gelet op al deze omstandigheden is het hof van oordeel dat, mede gelet op de strekking van de wet, inhoudende het terugdringen van ammoniak ter bescherming van de kwetsbare natuur, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk de Wet milieubeheer heeft overtreden.
Het hof zal derhalve de verdachte rechtspersoon vrijspreken van het tenlastegelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 16 augustus 2023 onder CJIB nummer 7132 5420 0516 2468.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door:
mr. M.M. Koevoets, voorzitter,
mr. A.R. Hartmann en mr. G.J. Hanssen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 25 juli 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.