ECLI:NL:GHSHE:2025:2127

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
20-000556-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake valsheid in geschrift en witwassen door feitelijke leidinggevende

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1947, was beschuldigd van het medeplegen van valsheid in geschrift en het plegen van witwassen, waarbij hij feitelijke leiding gaf aan een rechtspersoon. De zaak betreft de verkoop van oogst op stam door tuinders aan een aan de verdachte gelieerde vennootschap, waarbij de prijzen in de koopcontracten kunstmatig laag waren gehouden. Dit leidde tot een papieren werkelijkheid die de werkelijke nabetalingen aan de tuinders verhulde. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrift door valse koopcontracten in de administratie van de vennootschap te verwerken. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden en een geldboete van € 100.000,00. Het hof overwoog dat de verdachte een centrale rol speelde in de opgezette constructie en dat er sprake was van grootschalige en langdurige fraude. De verdachte werd vrijgesproken van het tweede feit, het witwassen, omdat het hof onvoldoende bewijs vond dat de gelden uit een misdrijf afkomstig waren.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000556-19
Uitspraak : 31 juli 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 19 februari 2019, in de strafzaak met parketnummer 01-997511-09 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1947,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het ‘medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd’ (feit 1) en het ‘medeplegen van van het plegen van witwassen een gewoonte maken, meermalen gepleegd en/of van het plegen van witwassen een gewoonte maken’ (feit 2) veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaren, met een proeftijd van 2 jaren, tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest en tot een geldboete van € 134.000,-, subsidiair 365 dagen hechtenis.
De officier van justitie en de verdachte hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 6 februari 2025, 13 februari 2025 en 3 juli 2025 en het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen ten aanzien van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.
De verdediging heeft bepleit de verdachte van het onder feit 1 tenlastegelegde integraal, en van het tenlastegelegde onder het zesde gedachtestreepje van feit 2 vrij te spreken. Ten aanzien van het tenlastegelegde onder feit 2, eerste tot en met vijfde gedachtestreepje, is primair aangevoerd dat het Openbaar Ministerie in de strafvervolging niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, en subsidiair is daarvan de vrijspraak bepleit. Meer subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging van feit 2
De verdediging heeft ten aanzien van het onder feit 2, eerste tot en met vijfde gedachtestreepje, tenlastegelegde betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de strafvervolging van de verdachte. Daartoe is – op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – in de kern aangevoerd dat op de onder feit 2, eerste tot en met vijfde gedachtestreepje, tenlastegelegde momenten het vermeende witwassen in Luxemburg geen strafbaar feit opleverde en dat Nederland deswege geen rechtsmacht toekomt.
Aangezien het hof de verdachte van het onder feit 2 tenlastegelegde zal vrijspreken, wordt op het verweer van de verdediging, dat in zoverre strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging van de verdachte, niet gereageerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Feit 1:
[bedrijf 3] , verder te noemen ‘de B.V.’, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van de maand december 2007 tot en met de maand november 2008, althans in of omstreeks de periode van de maand december 2005 tot en met 5 juli 2010 te [plaats 1] in de [gemeente 1] , althans in Nederland en/of te [plaats 2] , althans in België, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een deel van) de (bedrijfs- en/of object-)administratie van de B.V. en/of van [bedrijf 1] , zijnde (dat deel van) die (bedrijfs- en/of object-)administratie (telkens) (een) (samenstel van) geschrift(en) die/dat bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt, althans heeft vervalst, hebbende de B.V. en/of (een of meer van) haar medeverdachte(n) toen daar (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven - in (dat deel van) die (bedrijfs- en/of object-)administratie voornoemd opgenomen en/of verwerkt, althans doen of laten opnemen en/of verwerken:
  • 15, in elk geval een of meer koopovereenkomst(en) tussen [tuinderbedrijf 1] als verkoper en [bedrijf 1] als koper, (telkens) terzake de verkoop en/of levering door [tuinderbedrijf 1] aan [bedrijf 1] van zogenaamde oogst op stam tegen een/de in die koopovereenkomst(en) vermelde (ver)koopprijzen/ (ver)koopprijs (DOC-046-02, p. 011817 t/m p. 011846 p.v. en AMB-089, p. 005762 p.v.) en/of
  • 13, in elk geval een of meer koopovereenkomst(en) tussen [tuinderbedrijf 2] als verkoper en [bedrijf 1] als koper, (telkens) terzake de verkoop en/of levering door [tuinderbedrijf 2] aan [bedrijf 1] van zogenaamde oogst op stam tegen een/de in die koopovereenkomst(en) vermelde (ver)koopprijzen/(ver)koopprijs (DOC-046-02, p. 011723 t/m p. 011748 p.v. en AMB-089, p. 005762 p.v.),
zulks terwijl (een) verko(o)p(en) en/of levering(en) van oogst op stam, door voornoemde verkoper(s) aan [bedrijf 1] , zoals (telkens) in die koopovereenkomst(en) waren/was vermeld, in werkelijkheid (telkens) niet hebben/heeft plaatsgevonden, in elk geval (telkens) niet hebben/heeft plaatsgevonden tegen (een) in die koopovereenkomst(en) vermelde (ver)koopprijzen/(ver)koopprijs en/of aan de in die koopovereenkomst(en) vermelde koper, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander of anderen te doen gebruiken, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
Feit 2:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van de maand maart 2006 tot en met 5 juli 2010 te Luxemburg, althans in het land Luxemburg en/of in de gemeente(n) [gemeente 2] en/of [gemeente 3] en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
* van (een) voorwerp(en) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat voorwerp(en) was en/of wie die/dat voorwerp(en) voorhanden had, en/of
* (een) voorwerp(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van (een) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
hebbende hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) (telkens) - zakelijk weergegeven -:
  • op een tijdstip in of omstreeks de periode van 3 maart 2006 tot en met 8 maart 2006, een contant geldbedrag groot EURO 8.327.387,96 of daaromtrent gestort op, althans doen of laten storten op de bankrekening nummer [rekeningnummer 1] ten name van klant [klantnummer 1] bij de VP Bank (p. 001386 en p. 001387 pv) en/of
  • op twee, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 januari 2007 tot en met 2 maart 2007, twee, althans een geldbedrag(en) tot een totaalbedrag groot EURO 9.500.000,- of daaromtrent (telkens) gestort op, althans doen of laten storten op de bankrekening nummer [rekeningnummer 2] ten name van klant [klantnummer 2] bij de VP Bank (p. 001389, p. 001390, p. 001393 en p. 001394 pv) en/of
  • op een tijdstip in of omstreeks de periode van 28 februari 2008 tot en met 29 februari 2008, een geldbedrag groot EURO 4.664.134,84 of daaromtrent contant opgenomen, althans contant doen of laten opnemen vanaf de bankrekening nummer [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 5] bij de Banque de Luxembourg (p. 001399 en p. 001400 pv) en/of
  • op een tijdstip in of omstreeks de periode van 28 februari 2008 tot en met 29 februari 2008, een geldbedrag groot EURO 2.819.907,- of daaromtrent contant opgenomen, althans contant doen of laten opnemen vanaf de bankrekening [rekeningnummer 4] ten name van [bedrijf 1] bij de Banque de Luxembourg (p. 001401 en p. 001402 pv),
  • op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 mei 2008 tot en met 7 juli 2008, een of meer geldbedrag(en) tot een totaalbedrag groot $ 2.963.805,- of daaromtrent (telkens) overgeboekt, althans doen of laten overboeken vanaf de bankrekening nummer [rekeningnummer 5] ten name van [bedrijf 6] naar de bankrekening nummer [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 7] (p. 010391, p. 010393 en p. 010394 pv) en/of
  • op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf de maand juli 2008 tot en met 5 juli 2010, althans op of omstreeks 5 juli 2010, een vliegtuig, model Socata TBM 700 in gebruik en/of in bezit, in elk geval voorhanden gehad,
terwijl hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) (telkens) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) (telkens) - onmiddellijk of middellijk -, geheel of gedeeltelijk, afkomstig waren/was uit enig misdrijf, en aldus van het plegen van witwassen al dan niet een gewoonte heeft gemaakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder feit 2 tenlastegelegde
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Aan de verdachte is onder feit 2 kort samengevat tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte)witwassen van diverse contante geldbedragen (eerste tot en met vijfde gedachtestreepje) en een vliegtuig (zesde gedachtestreepje). Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van dit medeplegen van (gewoonte)witwassen met als gronddelict het onder feit 1 tenlastegelegde valsheid in geschrift. Volgens het Openbaar Ministerie zijn de koopcontracten oogst op stam vals, in die zin dat daarin opzettelijk niet is vermeld dat de verkopende tuinders via een omweg de beschikking kregen over een deel van de opbrengst van de verkoop van de oogstproducten aan de eindafnemers (het “surplus”). Deze gang van zaken, waarbij de opbrengst via contante opnames en stortingen door de verdachte van en op Luxemburgse bankrekeningen terugvloeide naar de tuinders, dan wel werd gebruikt voor de financiering van een vliegtuig, levert volgens het Openbaar Ministerie (gewoonte)witwassen op. Bovendien getuigt de wijze waarop de opbrengsten telkens op coderekeningen in Luxemburg werden overgeboekt duidelijk van het verhullen van die geldstromen, aldus het Openbaar Ministerie.
Het hof overweegt als volgt.
Voorwerpen kunnen in beginsel slechts worden aangemerkt als ‘afkomstig (…) uit enig misdrijf’ in de zin van de artikelen 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht indien zij
afkomstig zijnuit een misdrijf gepleegd voorafgaand aan de in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht genoemde delictsgedragingen. Voorwerpen ‘met behulp waarvan’ een misdrijf is begaan, zijn bovendien niet reeds daardoor ‘afkomstig’ uit enig misdrijf (Hoge Raad 21 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:572, r.o. 2.3). Dat de koopcontracten oogst op stam zijn opgemaakt met het kennelijke doel de onderliggende geldstromen te verhullen, impliceert dat het opmaken van de koopcontracten oogst op stam ten dienste stond van het overmaken van de geldbedragen en daarvan niet de oorzaak was (Vgl. Hoge Raad 21 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:572, r.o. 2.4). Het hof is gelet hierop van oordeel dat op basis van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat de in het tenlastegelegde onder feit 2, eerste tot en met vijfde gedachtestreepje, genoemde geldbedragen
afkomstig zijnuit valsheid in geschrift, zoals tenlastegelegd bestaande uit het valselijk opmaken of vervalsen van – kort gezegd – de bedrijfsadministratie van [bedrijf 3] en/of van [bedrijf 1] Dit maakt naar het oordeel van het hof dat het onder feit 1 tenlastegelegde valsheid in geschrift in het onderhavige geval niet kan dienen als gronddelict voor het tenlastegelegde (gewoonte)witwassen.
Het hof is daarnaast van oordeel dat in het dossier geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te kunnen vaststellen dat de in het tenlastegelegde onder feit 2, eerste tot en met vijfde gedachtestreepje, genoemde geldbedragen uit een ander misdrijf afkomstig zijn. Het hof stelt namelijk vast dat die geldbedragen in essentie een legale herkomst hebben, te weten de verkoop van oogstproducten. De opbrengst van die verkoop werd, na aftrek van onkosten, binnen de door de verdachte opgezette constructie doorgestoten naar diverse buitenlandse bankrekeningen van aan de verdachte gelieerde buitenlandse vennootschappen. Vervolgens werd dit “surplus” contant opgenomen en direct contant gestort op Luxemburgse bankrekeningen waarover de verdachte de beschikkingsmacht had. Hierop werd door de verdachte opdracht gegeven (een deel van) het “surplus” over te maken op de Luxemburgse subrekeningen van de tuinders. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep erkend dat hij hiermee de zogenoemde paper trail probeerde te doorbreken met als doel deze geldstromen buiten het zicht van de Nederlandse overheidsdiensten te houden. Daarmee is naar het oordeel van het hof echter nog geen sprake van de situatie dat die geldbedragen ‘afkomstig (…) uit enig misdrijf’ zijn in de zin van artikelen 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht. Evident is dat nog steeds sprake is van geldbedragen die afkomstig zijn uit een legale bron, te weten de verkoop van oogstproducten. Een bewezenverklaring ter zake van (gewoonte)witwassen kan naar het oordeel van het hof dan alleen aan de orde zijn indien wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is van een ander misdrijf, waardoor de uit de verkoop van oogstproducten afkomstige gelden zijn vermengd met uit een illegale bron afkomstige gelden, bijvoorbeeld doordat sprake is van belastingontduiking, gepleegd voor de gewraakte handelingen. Het hof is echter van oordeel dat uit het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende duidelijk is geworden door wie, waar en hoeveel belasting betaald had moeten worden over de werkzaamheden die gepaard gingen met het oogsten van de op stam gekochte producten. Dat sprake is van belastingontduiking door de verdachte en/of één van de vennootschappen waaraan hij feitelijke leiding heeft gegeven, hetgeen tot gevolg zou kunnen hebben dat sprake is van (gewoonte)witwassen door de verdachte, is het hof dus niet gebleken. Dit betekent dat de verdachte van het onder feit 2, eerste tot en met vijfde gedachtestreepje, tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder feit 2, zesde gedachtestreepje, tenlastegelegde is het hof van oordeel dat (gewoonte)witwassen evenmin bewezenverklaard kan worden. De financiering van het vliegtuig vindt immers haar oorsprong in het onder feit 2, vijfde gedachtestreepje, tenlastegelegde geldbedrag. Aangezien het hof van oordeel is dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat dit geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf, kan het met dit geldbedrag gefinancierde vliegtuig evenmin als afkomstig uit enig misdrijf worden beschouwd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[bedrijf 3] , verder te noemen ‘de B.V.’, op tijdstippen in de periode van de maand december 2005 tot en met 5 juli 2010 in Nederland en/of in België, telkens tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk de bedrijfsadministratie van de B.V. en/of van [bedrijf 1] , zijnde die bedrijfsadministratie telkens een samenstel van geschriften dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, telkens valselijk heeft opgemaakt, hebbende de B.V. toen daar telkens opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - in die bedrijfsadministratie voornoemd verwerkt:
  • 15 koopovereenkomsten tussen [tuinderbedrijf 1] als verkoper en [bedrijf 1] als koper, telkens terzake de verkoop en levering door [tuinderbedrijf 1] aan [bedrijf 1] van zogenaamde oogst op stam tegen de in die koopovereenkomsten vermelde verkoopprijzen,
  • 13 koopovereenkomsten tussen [tuinderbedrijf 2] als verkoper en [bedrijf 1] als koper, telkens terzake de verkoop en levering door [tuinderbedrijf 2] aan [bedrijf 1] van zogenaamde oogst op stam tegen de in die koopovereenkomsten vermelde verkoopprijzen,
zulks terwijl verkoop van oogst op stam, door voornoemde verkopers aan [bedrijf 1] , zoals in die koopovereenkomsten was vermeld, in werkelijkheid niet heeft plaatsgevonden tegen in die koopovereenkomsten vermelde verkoopprijzen, zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander of anderen te doen gebruiken, aan welke verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bewijsoverwegingen
A. Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde bepleit. Daartoe is – op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – in de kern het volgende aangevoerd.
A.1. Geen sprake van valselijk opgemaakte dan wel vervalste geschriften
De verdediging heeft aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat er een (contractuele) overeenkomst zou hebben bestaan tussen de verdachte en de tuinders omtrent de betaling van een aanvullend geldbedrag in verband met de eerder gesloten koopcontracten oogst op stam. Het tegendeel volgt uit het feit dat uit de variërende betalingen aan [tuinder 1] en [tuinder 2] geen eenduidige, op voorhand gemaakte afspraak is af te leiden. Daarnaast wordt door het Openbaar Ministerie ten onrechte het bestaan verondersteld van een (contractuele) bepaling die slechts één partij (de tuinder) bevoordeelt en het risico van de andere partij onverlet laat. In dat kader heeft de verdediging gewezen op de tuinder [tuinder 3] , op wie de verdachte fors geld zou hebben verloren.
Indien er, quod non, wel sprake zou zijn van aanvullende afspraken in de tenlastegelegde periode, brengt dit volgens de verdediging nog niet de positieve verplichting met zich mee om dit in de jaarlijks gebruikte standaardcontracten op te nemen. Het sluiten van overeenkomsten is vormvrij en er bestaat geen verplichting om eventuele aanvullende afspraken in bestaande standaardcontracten op te nemen, op straffe van het etiket ‘valselijk opgemaakt’.
A.2. Geen bewijs daderschap [bedrijf 3]
Onder feit 1 is tenlastegelegd dat [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ) de bedrijfs- of objectadministratie van [bedrijf 3] en/of [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) valselijk heeft opgemaakt, althans heeft vervalst door daarin de in de tenlastelegging genoemde koopcontracten oogst op stam op te nemen. De verdediging heeft aangevoerd dat [bedrijf 3] geen partij is bij de betreffende koopcontracten oogst op stam en dat deze contracten daarom niet tot de (bedrijfs)administratie van [bedrijf 3] kunnen worden gerekend. Die koopcontracten oogst op stam zijn daarin ook niet aangetroffen, aldus de verdediging. Deze zijn aangetroffen op het adres [adres 2] te [plaats 2] (België), hetgeen niet het officiële bedrijfsadres van [bedrijf 3] was. De verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij het (kantoor)pand op het adres [adres 2] te [plaats 2] (België) in privé huurde. Dat het pand door de verdachte werd gebruikt om werkzaamheden voor [bedrijf 3] te verrichten en/of een deel van de administratie van [bedrijf 3] te bewaren, wil volgens de verdediging niet zeggen dat al hetgeen daar werd aangetroffen tot de (bedrijfs)administratie van [bedrijf 3] behoorde. Verder is er volgens de verdediging geen bewijs voor de stellingen van het Openbaar Ministerie dat [bedrijf 3] diverse administratieve handelingen zou verrichten voor de andere aan de verdachte gelieerde vennootschappen, waaronder [bedrijf 1] . De enige handeling die [bedrijf 3] verrichtte voor een andere vennootschap was de facturering aan zichzelf namens [bedrijf 1] . Voor het overige was volgens de verdediging sprake van gescheiden gevoerde administraties. Dat de verdachte zowel bij [bedrijf 3] , [bedrijf 1] als de andere aan hem gelieerde partijen de gang van zaken bepaalde, kan er niet toe leiden dat al zijn handelingen aan ieder van die bedrijven wordt toegeschreven.
De koopcontracten oogst op stam maakten volgens de verdediging voorts geen onderdeel uit van de objectadministratie, waarmee volgens de verdediging kennelijk de informatie wordt bedoeld die is opgenomen in het programma “Objadmin” dat is aangetroffen op de server bij [bedrijf 4] (hierna: [bedrijf 4] ). Het overnemen van informatie uit een vals geschrift levert, zonder dat men daarbij beoogt om die informatie opnieuw valselijk te gebruiken, geen valsheid in geschrift op. De objectadministratie is bovendien ook niet door [bedrijf 3] gevoerd, omdat de “Objadmin” met betrekking tot de opbrengst van de geoogste producten evident behoort tot de administratie van [bedrijf 1] .
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
B. Bewijsoverwegingen van het hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn de volgende feiten en omstandigheden naar voren gekomen. [1] Het hof zal tevens ingaan op de door de verdediging gevoerde verweren.
B.1. Inleiding
De werkwijze met betrekking tot de verkoop van oogst op stam hield kort samengevat het volgende in. De Nederlandse tuinder verkocht zijn oogst op stam (met name aardbeien, champignons, prei en frambozen) aan een aan de verdachte gelieerde buitenlandse vennootschap (hierna: [bedrijf 1] / [bedrijf 2] ). Deze verkoop werd geformaliseerd in een koopcontract oogst op stam tussen de tuinder als verkoper en [bedrijf 1] / [bedrijf 2] als koper. Hiervoor werd gebruik gemaakt van een vast model-koopcontract oogst op stam. In dat koopcontract werd de prijs vermeld waarvoor [bedrijf 1] / [bedrijf 2] de oogst (op stam) van de tuinder kocht. De tekst in alle contracten is gelijk, behoudens de (vetgedrukte) variabelen, zoals de aard van de oogst, de locatie en grootte van het perceel, de prijs en de vermoedelijk te verwachten omvang van de oogst in kilo’s. De tuinders die een perceel oogst op stam wilden verkopen namen via fax contact op met de verdachte.
Wanneer de oogst op stam oogstrijp was, kwam [bedrijf 1] / [bedrijf 2] met eigen en/of door die vennootschap ingeleend oogstpersoneel de oogst van het land van de tuinder halen. Dit oogstpersoneel was met name uit Polen afkomstig. Het geoogste product werd vervolgens door [bedrijf 1] / [bedrijf 2] , middels tussenkomst van een aan de verdachte gelieerde Nederlandse vennootschap (hierna: [bedrijf 3] ) en al dan niet door tussenkomst van de veiling, verkocht aan eindafnemers in Nederland. De eindafnemers betaalden de eindprijs van het geoogste product middels storting op een Luxemburgse bankrekening van [bedrijf 3] . De eindprijs van het oogstproduct was doorgaans aanzienlijk hoger dan de in het koopcontract opgenomen prijs waarvoor de tuinder zijn oogst op stam had verkocht aan [bedrijf 1] / [bedrijf 2] .
[bedrijf 3] stortte de van de eindafnemers ontvangen betaling voor het oogstproduct één op één door naar de Luxemburgse bankrekening(en) op naam van [bedrijf 1] / [bedrijf 2] . Vervolgens betaalde [bedrijf 1] / [bedrijf 2] , middels gebruikmaking van diverse andere aan de verdachte gelieerde buitenlandse vennootschappen en/of buitenlandse bankrekeningen, van dat bedrag:
  • De contractueel met de tuinder overeengekomen prijs voor de oogst op stam (eventueel vermeerderd met een bedrag betrekking hebbende op het zogenoemde landbouwforfait) – dit bedrag werd gedurende het jaar in delen aan de tuinders betaald;
  • De totale loonkosten van de ingehuurde arbeidskrachten;
  • De kosten gelieerd aan het in stand houden en uitvoeren van de constructie (“marge”).
Het geld wat daarna overbleef op de Luxemburgse bankrekening(en) van [bedrijf 1] / [bedrijf 2] , het zogenoemde “surplus”, werd grotendeels door de verdachte in contanten opgenomen en direct contant gestort op een door de verdachte geopende Luxemburgse bankrekening op naam van een op de Britse Maagdeneilanden gevestigde vennootschap. Ook deze vennootschap stond onder de beschikkingsmacht van de verdachte. Vervolgens gaf de verdachte opdracht om vanaf deze Luxemburgse bankrekening bedragen over te boeken op verschillende Luxemburgse subrekeningen van een trust waarvan de verdachte de begunstigde was. Deze subrekeningen waren door de verdachte samen met de tuinders geopend en telkens aan een tuinder gekoppeld. De tuinders waren de ultimate beneficial owners van deze subrekeningen.
Uit de inbeslaggenomen administratie blijkt dat aan iedere tuinder een objectnummer was gekoppeld. Dit objectnummer is steeds vermeld in de koopcontracten oogst op stam. In de gedigitaliseerde administratie aangetroffen bij [bedrijf 4] (de “Objadmin”) werd voor elk objectnummer, per kalenderjaar, een totaaloverzicht bijgehouden van de omzet behaald met de verkoop van de oogstproducten, de onkosten, de contractueel overeengekomen prijs voor de oogst op stam en het saldo daarvan. Deze totaaloverzichten hebben in ieder geval betrekking op de jaren 2005 tot en met 2008. Uit onderzoek is gebleken dat het saldo, zoals opgenomen in deze totaaloverzichten, 100% overeenkwam met de overboekingen op voornoemde subrekeningen waarvan de tuinders ultimate beneficial owners waren. Ten aanzien van het kalenderjaar 2005 werd in nagenoeg alle gevallen niet het gehele saldo, maar 95% daarvan overgemaakt.
B.1.1. Periode vóór 2004
Reeds in de jaren ’90 van de vorige eeuw is het contact tussen de verdachte en de tuinders ontstaan. Uit die periode dateert ook de grondslag voor de gekozen werkwijze en het gebruik van contracten voor de verkoop van oogst op stam. [2]
Op grond van de Associatieovereenkomst mochten Poolse bedrijven binnen de Europese Unie werkzaamheden verrichten. Gelet hierop heeft de verdachte in de jaren ’90 van de vorige eeuw meerdere vennootschappen in Polen opgericht, waaronder [bedrijf 8] (hierna: [bedrijf 8] ). [3] In die vennootschappen werd zowel de arbeid als het opkopen van de oogst op stam ondergebracht. De oogst werd verkocht aan [bedrijf 9] , die de oogst op haar beurt aan de Nederlandse eindafnemers leverde. [4]
Op 19 juni 1996 is [bedrijf 10] (hierna: [bedrijf 10] ) opgericht en toegetreden aan de structuur om de arbeidscomponent en het opkopen van de oogst op stam van elkaar te scheiden: [bedrijf 10] nam de oogst op stam af en de arbeid bleef in [bedrijf 8] . De verdachte is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 10] . [5] Op 6 april 2000 is [bedrijf 11] (hierna: [bedrijf 11] ) door de verdachte, als enig aandeelhouder en bestuurder, opgericht. [bedrijf 11] heeft de rol van [bedrijf 8] overgenomen en leverde het personeel voor oogstwerkzaamheden in Nederland. [6]
Op 15 juni 1995 is [bedrijf 6] , gevestigd op de Britse Maagdeneilanden (hierna: [bedrijf 6] ), opgericht. [7] De verdachte leidde [bedrijf 6] middels de verkrijging van diverse volmachten. [8] [bedrijf 6] beschikte vanaf 1995 over een Luxemburgse bankrekening bij de VP-bank met nummer [rekeningnummer 2] . Deze Luxemburgse bankrekening is geopend door de verdachte en hij had daarover de beschikkingsmacht. [9] De rekeningen met nummers [rekeningnummer 7] , [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 8] zijn subrekeningen van de (hoofd)rekening [rekeningnummer 2] . [10]
Op 1 februari 2003 is [bedrijf 3] door de verdachte opgericht, statutair gevestigd in [plaats 1] . De verdachte is enig aandeelhouder en alleen en zelfstandig bevoegd bestuurder van [bedrijf 3] . [11] [bedrijf 3] nam de rol van [bedrijf 9] over. [12] De verdachte maakte gebruik van [bedrijf 3] voor het inkopen en verkopen van oogstproducten. [13] Op 27 juli 2003 heeft de verdachte een bankrekening op naam van [bedrijf 3] geopend bij Kredietbank Luxembourg, alsmede op 17 april 2007 een bankrekening bij Banque de Luxembourg. [14]
B.1.2. Periode tussen 2004 en 2008
Polen is in 2004 toegetreden tot de Europese Unie, waarna de structuur werd verhuisd naar Cyprus. [15] Op 8 maart 2004 is in opdracht van de verdachte [bedrijf 1] , gevestigd in Cyprus, opgericht. [16] Op 18 maart 2004 is in opdracht van de verdachte [bedrijf 5] (hierna: [bedrijf 5] ), gevestigd in Cyprus, opgericht. [17] De werkzaamheden van [bedrijf 1] bestonden voornamelijk uit het sluiten van koopcontracten oogst op stam met de betrokken tuinders en/of de door hen geleide ondernemingen in Nederland. [bedrijf 5] zag op de arbeidscomponent. [18]
Op 7 juli 2004 zijn door de verdachte ten behoeve van [bedrijf 1] twee bankrekeningen geopend bij Kredietbank Luxembourg en op 17 april 2007 een bankrekening bij Banque de Luxembourg. [19] Op 7 juli 2004 zijn door de verdachte ten behoeve van [bedrijf 5] drie bankrekeningen geopend bij Kredietbank Luxembourg en op 17 april 2007 een bankrekening bij Banque de Luxembourg. [20]
Wanneer de aan [bedrijf 1] verkochte oogst op stam oogstrijp was, werd de oogst met behulp van (voornamelijk) uit Polen afkomstige arbeidskrachten van het land gehaald. Deze arbeidskrachten werden door [bedrijf 1] , middels tussenkomst van [bedrijf 10] en [bedrijf 5] , ingeleend van [bedrijf 11] . [bedrijf 1] verkocht de oogst voor de (al dan niet op de veiling) gerealiseerde prijs aan [bedrijf 3] , die als verkopende partij optrad naar de in Nederland gevestigde eindafnemers. De eindafnemers betaalden op de Luxemburgse bankrekening(en) van [bedrijf 3] en [bedrijf 3] betaalde dit bedrag vervolgens één op één door op de Luxemburgse bankrekening(en) van [bedrijf 1] . [21]
[bedrijf 1] betaalde van de opbrengst de contractuele verkoopprijs voor de oogst op stam aan de tuinders, eventueel vermeerderd met een bedrag betrekking hebbende op het zogenoemde landbouwforfait. Dit bedrag werd gedurende het jaar in delen aan de tuinders betaald. Daarnaast betaalde [bedrijf 1] van de opbrengst de facturen van [bedrijf 10] en [bedrijf 5] , zijnde de kosten voor het inlenen van het Poolse personeel. Wat daarna overbleef is aangeduid als “marge”. Met die marge werden de kosten gelieerd aan het uitvoeren en in stand houden van de constructie betaald. Het geld dat hierna nog overbleef op de Luxemburgse bankrekening(en) van [bedrijf 1] is aangeduid als “surplus”. [22]
[bedrijf 5] betaalde de lonen aan de Poolse werknemers. Het geld dat na het betalen van de kosten gelieerd aan het uitvoeren en in stand houden van de constructie nog overbleef op de Luxemburgse bankrekening(en) van [bedrijf 5] is eveneens aangeduid als “surplus”. [23]
Op 1 maart 2005 is [bedrijf 12] (hierna: de trust) opgericht door [bedrijf 6] (als settlor) en [bedrijf 13] en [bedrijf 14] (als trustees). De verdachte is de begunstigde van de trust. [24] De verdachte heeft in maart 2005 een bankrekening met nummer [rekeningnummer 9] op naam van de trust geopend bij de VP-bank te Luxemburg. [25] Aan deze (hoofd)rekening zijn circa 27 subrekeningen met nummers [rekeningnummer 10] e.v. gekoppeld. [26] Een aantal van deze subrekeningen zijn in maart 2005 door de verdachte samen met de tuinders geopend. Van deze subrekeningen waren deze tuinders (en in sommige gevallen tevens hun familieleden) de “ultimate beneficial owner”. [27]
De bedragen die na afloop van het kalenderjaar overbleven op de Luxemburgse bankrekeningen van [bedrijf 1] en [bedrijf 5] (het “surplus”) werden door verdachte contant opgenomen van die bankrekeningen en kort daarna contant gestort op de Luxemburgse bankrekening op naam van [bedrijf 6] . Ten aanzien van het kalenderjaar 2008 werden de saldi op de bankrekeningen van [bedrijf 1] en [bedrijf 5] niet contant opgenomen, maar in de loop van het laatste kwartaal 2008 door de verdachte in deelbetalingen doorgestort naar de bankrekeningen van [bedrijf 1] en de opvolger van [bedrijf 5] bij de BGZ-bank in Polen. Vervolgens werden in maart 2009 vanuit die Poolse bankrekeningen, al dan niet middels tussenkomst van een tweede Poolse bankrekening, deze bedragen alsnog gestort op de Luxemburgse bankrekening van [bedrijf 6] . [28]
Nadat de bedragen op de Luxemburgse bankrekening van [bedrijf 6] waren gestort, gaf de verdachte opdracht om bedragen over te boeken naar de voornoemde Luxemburgse subrekeningen op naam van de trust. [29] De bedragen die in opdracht van de verdachte werden overgeboekt op de Luxemburgse subrekeningen van de tuinders komen in nagenoeg alle gevallen exact overeen met 100% (2006 tot en met 2008) ofwel 95% (2005) van de saldi uit de jaaroverzichten per tuinder zoals opgenomen in de gedigitaliseerde administratie op de server bij [bedrijf 4] . Over de jaren 2006 tot en met 2008 gaat dit om ruim 15 miljoen euro. [30] De tuinders hebben deze ontvangsten niet in hun Nederlandse boekhouding verwerkt. [31]
B.1.3. Periode na 2008
Vanaf januari 2009 is de structuur gewijzigd met de oprichting van de Cypriotische vennootschappen [bedrijf 15] (hierna: [bedrijf 15] ) en [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ) door de verdachte. [bedrijf 15] diende ter vervanging van [bedrijf 5] en [bedrijf 2] ter vervanging van [bedrijf 1] . [32] Verder is het landbouwforfait niet meer toegepast en fungeerde [bedrijf 10] niet meer als tussenstation voor de lonen van het oogstpersoneel. [33]
B.2. Geen wettig en overtuigend bewijs schijnconstructie
Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te kunnen vaststellen dat de koopcontracten oogst op stam valselijk zijn opgemaakt, in die zin dat sprake was van een schijnconstructie waarbij de verkoop en/of levering van oogst op stam door de tuinders aan [bedrijf 1] in werkelijkheid niet heeft plaatsgevonden. Het hof zal de verdachte in zoverre vrijspreken.
B.3. Het daderschap van [bedrijf 3]
Het verwijt dat de verdachte wordt gemaakt is het feitelijke leiding dan wel opdracht geven aan valsheid in geschrift begaan door [bedrijf 3] , door valselijk opgemaakte of vervalste koopcontracten oogst op stam in de bedrijfsadministratie van [bedrijf 3] en/of [bedrijf 1] op te nemen en/of te verwerken. De verdediging heeft verweer gevoerd met betrekking tot het daderschap van [bedrijf 3] .
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op 5 juli 2010 heeft een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden in het (kantoor)pand gelegen aan het adres [adres 2] te [plaats 2] (België). [34] Bij deze doorzoeking zijn diverse documenten aangetroffen die te relateren zijn aan [bedrijf 3] en andere aan de verdachte gelieerde vennootschappen. Daarnaast kan uit die aangetroffen documenten worden afgeleid dat het (kantoor)pand op het adres [adres 2] te [plaats 2] (België) werd gebruikt om administratieve werkzaamheden ten behoeve van de diverse vennootschappen te verrichten. Zo is in het (kantoor)pand correspondentie aangetroffen dat is gericht aan [bedrijf 3] , ter attentie van de verdachte, geadresseerd op het adres ‘ [postadres] [plaats 2] ’ [35] , ofwel correspondentie van de verdachte, namens [bedrijf 3] , met vermelding van het adres ‘ [postadres] [plaats 2] ’ [36] . [bedrijf 3] maakte gebruik van bankrekeningen bij ING en Banque de Luxembourg met opgegeven postadres ‘ [postadres] [plaats 2] (B)’ ofwel ‘ [postadres] [plaats 2] (België)’ [37] . Ook is gebleken dat op de facturen die [bedrijf 3] stuurde naar de eindafnemers [38] en op de facturen die [bedrijf 1] stuurde aan [bedrijf 3] [39] voor [bedrijf 3] het adres te [plaats 2] werd gebruikt. Daarnaast heeft de verdachte bankrekeningen geopend ten behoeve van [bedrijf 1] en [bedrijf 5] met als postadres ‘ [bedrijf 9] [40] , [postadres] te [plaats 2] ’ (bij Kredietbank Luxembourg) ofwel ‘ [bedrijf 3] , [postadres] te [plaats 2] , Belgium’ (bij Banque de Luxembourg). [41] Bij de doorzoeking te [plaats 2] zijn onder meer rekeningafschriften van [bedrijf 1] met betrekking tot het jaar 2008 van de Banque de Luxembourg aangetroffen. [42] Ook voor de bankrekeningen van [bedrijf 10] en [bedrijf 16] werd ‘ [bedrijf 3] te [plaats 2] België’ als postadres aangehouden. [43] Op het adres [adres 2] te [plaats 2] (België) zijn, naast documenten die zien op [bedrijf 3] , diverse ordners aangetroffen met de opschriften die wijzen op andere aan de verdachte gelieerde vennootschappen, zoals [bedrijf 1] , [bedrijf 5] , [bedrijf 17] en [bedrijf 18] [44] In die ordners zijn stukken aangetroffen die betrekking hebben op genoemde vennootschappen, alsmede op [bedrijf 9] [bedrijf 10] , [bedrijf 8] , [bedrijf 15] en [bedrijf 2] . Voor wat betreft [bedrijf 1] betreft dit onder meer de origineel ondertekende koopcontracten oogst op stam met betrekking tot de jaren 2006 tot en met 2008 (totaal 1.215 exemplaren) tussen [bedrijf 1] en de tuinders, gesorteerd op basis van de toegekende objectnummers. De contracten zijn namens [bedrijf 1] getekend door de directeur. [45] Tot deze inbeslaggenomen koopcontracten oogst op stam behoren ook de tenlastegelegde koopcontracten tussen [bedrijf 1] en [tuinderbedrijf 1] en tussen [bedrijf 1] en [tuinderbedrijf 2] Daarnaast zijn originele en gekopieerde exemplaren van een ‘Power of Attorney’, afgegeven door [bedrijf 1] ten gunste van de verdachte, over de jaren 2004 tot en met 2008 aangetroffen [46] , alsmede een debiteuren- en crediteurenadministratie van [bedrijf 1] over het jaar 2008 [47] . Dit alles dus naast diverse documenten, correspondentie en bankafschriften die zijn te relateren aan diverse andere door de verdachte opgerichte en beheerde vennootschappen.
Op 5 juli 2010 heeft verder een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden in het pand [adres 3] te [plaats 3] alwaar [bedrijf 4] gevestigd is. [48] Bij deze doorzoeking werd een server aangetroffen met daarop de gedigitaliseerde administratie van [bedrijf 3] . Op deze server, volgens de verklaring van de directeur-eigenaar van [bedrijf 4] in eigendom van en uitsluitend in gebruik bij [bedrijf 3] , [49] zijn Microsoft Acces applicaties en een Cash-Win (financiële) administratie aangetroffen. Cash-Win betreft een commercieel boekhoudpakket. Vanuit dit pakket zijn door de SIOD over de jaren 2005 tot en met 2010 audit-files gemaakt. Binnen de Microsoft Acces applicatie werden onder andere gegevens met betrekking tot de omzet, onkosten, contracten en verrichte betalingen aan de tuinders geregistreerd. Dit werd aangeduid als “Objadmin”. Op de server werd de “Objadmin” aangetroffen voor de jaren 2005 tot en met 2010. [50] Uitdraaien van dergelijke (totaal)overzichten uit Cash-Win zijn eveneens aangetroffen in de fysieke administratie in het (kantoor)pand op het adres [adres 2] te [plaats 2] . [51] Daarnaast werd in de applicatie de facturering betreffende de in- en verkoop van oogstproducten door [bedrijf 3] gegenereerd. Dit wordt aangeduid als “Facturen”. Op de server werd facturering aangetroffen over de jaren 2005 tot en met 2010. [52] Tot slot werd daarin onder andere de productie en verloning van de pluk-medewerkers geregistreerd. Deze applicatie is aangeduid als “LP-2”. Op de server werd LP aangetroffen over de jaren 2002 tot en met 2010. In de tabel factuur waren zowel de facturen van [bedrijf 1] (na 2009 [bedrijf 2] ) aan [bedrijf 3] als van [bedrijf 3] aan haar afnemers opgenomen. Geconstateerd is dat er facturen geprint werden met het briefhoofd van [bedrijf 1] (na 2009 [bedrijf 2] ) gericht aan [bedrijf 3] . Gebleken is dat in LP/LP-2 facturen gegenereerd konden worden ten behoeve van [bedrijf 8] aan [bedrijf 5] , [bedrijf 10] aan [bedrijf 1] , [bedrijf 5] aan [bedrijf 10] , [bedrijf 15] aan [bedrijf 2] . Deze facturen hadden betrekking op de kosten van pluk-medewerkers. Verder werd er een bedrag van 40% genaamd marge in rekening gebracht. [53] De applicaties LP, het factuurprogramma en het objectadministratie programma zijn volgens de verklaring van de directeur-eigenaar van [bedrijf 4] speciaal voor de verdachte ontwikkeld. [54] De kosten voor de server werden gefactureerd aan [bedrijf 3] te [plaats 2] . [55]
Het hof leidt uit het voornoemde af dat [bedrijf 3] binnen de constructie de noodzakelijke administratieve handelingen verzorgde voor het in stand houden en laten functioneren van de structuur. Dit hield onder meer in dat [bedrijf 3] verantwoordelijk was voor het verzorgen van de financiële administratie met betrekking tot de uitvoering van de koopcontracten oogst op stam, dit zowel ten behoeve van de tuinders als ten behoeve van de kopende partijen van de oogst op stam ( [bedrijf 1] / [bedrijf 2] ). Dit hield onder meer het verzorgen van de noodzakelijke facturatie voor de tuinders en de kopende partijen van de oogst op stam ( [bedrijf 1] / [bedrijf 2] ) in. Daarnaast stelt het hof vast dat [bedrijf 3] verantwoordelijk was voor het verzorgen van de administratie van diverse, aan de verdachte gelieerde vennootschappen die binnen de structuur werden gebruikt, zoals [bedrijf 1] , [bedrijf 5] , [bedrijf 2] en [bedrijf 15] . Ten behoeve van het uitvoeren van deze administratieve werkzaamheden werd gebruik gemaakt van het (kantoor)pand op het adres [adres 2] te [plaats 2] (België). Daarnaast werd ten behoeve van het voeren van de financiële administratie door [bedrijf 3] gebruik gemaakt van het boekhoudpakket Cash-Win op de server van [bedrijf 4] . De informatie uit de koopcontracten oogst op stam tussen de tuinders en [bedrijf 1] / [bedrijf 2] is door [bedrijf 3] verwerkt in Cash-Win, hetgeen resulteerde in de totaaloverzichten per tuinder en per kalenderjaar. Gelet hierop concludeert het hof dat [bedrijf 3] de bedrijfsadministratie van [bedrijf 3] en/of [bedrijf 1] valselijk heeft opgemaakt door daarin opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid de tenlastegelegde koopcontracten oogst op stam te verwerken. Het hof acht niet relevant dat de kosten van de server door [bedrijf 3] werden doorbelast aan [bedrijf 5] en evenmin dat [bedrijf 3] de koopcontracten oogst op stam niet heeft opgemaakt en/of daarbij geen partij was. Het hof acht immers bewezen dat [bedrijf 3] de koopcontracten oogst op stam in de bedrijfsadministratie van [bedrijf 3] en/of [bedrijf 1] heeft verwerkt. Wie uiteindelijk de kosten van de server heeft betaald en/of de koopcontracten oogst op stam heeft opgemaakt, doet dan naar het oordeel van het hof niet ter zake. Het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging wordt in zoverre verworpen.
Het verweer van de verdediging dat het overnemen van informatie uit een valselijk opgemaakt geschrift, geen valsheid in geschrift kan opleveren, wordt eveneens door het hof verworpen. De valsheid zit immers niet in de informatie die wel in de administratie werd opgenomen, maar in hetgeen daar juist buiten werd gehouden, te weten de betalingen aan de tuinders via de Luxemburgse subrekeningen, welke betalingen naar het oordeel van het hof verdisconteerd hadden moeten worden in de verkoopprijzen van de oogst op stam zoals opgenomen in de koopcontracten.
Het hof zal hierna in meer detail ingaan op de valsheid van de koopcontracten.
B.4. Valsheid koopcontracten oogst op stam
B.4.1. Algemeen
Het hof stelt voorop dat met ‘valselijk opmaken’ in de zin van artikel 225, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht wordt bedoeld het opstellen van een nieuw, vals geschrift. Er zijn in dat verband twee categorieën van valsheid te onderscheiden, te weten ‘materiële valsheid’ en ‘intellectuele valsheid’. Bij ‘materiële valsheid’ bestaat de valsheid in het voorwenden dat het geschrift door een ander is opgemaakt of van een ander afkomstig is. ‘Intellectuele valsheid’ doet zich voor ingeval de inhoud van het geschrift niet overeenstemt met de werkelijkheid en het geschrift dus een met de waarheid strijdige c.q. onjuiste voorstelling van zaken geeft.
Het hof stelt vast dat in de onderhavige zaak sprake is van ‘intellectuele valsheid’. Het hof acht de koopcontracten oogst op stam (intellectueel) vals ten aanzien van de in die koopcontracten opgenomen prijs voor de oogstproducten. Het hof leidt uit de hierna in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen af dat in de tenlastegelegde koopcontracten oogst op stam niet alle gemaakte prijsafspraken tussen de verdachte en de tuinders zijn opgenomen en de bedrijfsadministratie aldus een onjuiste want incomplete voorstelling van (financiële) zaken gaf. Tussen de verdachte en de tuinders bestond immers een afspraak die inhield dat de tuinders jaarlijks aanspraak maakten op een deel van de eventuele meeropbrengst van hun oogstproduct. De prijs in de koopcontracten oogst op stam is dus kunstmatig (te) laag gehouden, zulks met het kennelijke doel een deel van de eventuele daadwerkelijk verkregen meeropbrengst via nabetalingen op de Luxemburgse subrekeningen bij VP-bank belastingvrij en buiten het zicht van de Nederlandse overheidsinstanties terug te laten vloeien aan de tuinders. Deze meeropbrengst was evenmin in de financiële administratie van de tuinders opgenomen. Dit maakt naar het oordeel van het hof dat de verkoopprijzen die in de koopcontracten oogst op stam waren opgenomen niet de werkelijke verkoopprijzen vertegenwoordigden en dat de koopcontracten oogst op stam dus valselijk zijn opgemaakt.
De verklaring van de verdachte dat het zou gaan om incidentele giften aan de tuinders, als een blijk van waardering voor de prettige samenwerking, acht het hof evenals de rechtbank niet geloofwaardig. Die verklaring van de verdachte vindt zijn weerspreking in de hierna in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen. Daaruit volgt immers dat door de verdachte ten behoeve van diverse tuinders Luxemburgse subrekeningen bij VP-bank zijn geopend, dat die subrekeningen reeds in maart 2005 zijn geopend, terwijl de betalingen aan de tuinders voor het eerst in maart 2006 hebben plaatsgevonden, dat de tuinders persoonlijk hebben getekend voor het openen van die subrekeningen, dat de subrekeningen waren gekoppeld aan het specifieke objectnummer van de betreffende tuinder dat ook in de gedigitaliseerde objectadministratie van [bedrijf 3] werd gebruikt, dat het telkens ging om een omstreeks februari/maart verrichte betaling met betrekking tot het voorafgaande kalenderjaar en dat de betalingen aan de tuinders in nagenoeg alle gevallen tot op de cent nauwkeurig overeenkomen met 100% (2006 tot en met 2008) ofwel 95% (2005) van de saldi uit de jaaroverzichten per tuinder zoals opgenomen in de gedigitaliseerde administratie objectadministratie van [bedrijf 3] . Het hof vermag ook niet in te zien waarom de verdachte, indien het zou gaan om incidentele giften vanuit privé en de verdachte - zoals hij zelf heeft verklaard - zich niet bekommerde over de fiscale consequenties aan de zijde van de tuinders, de betalingen aan de tuinders verrichtte via nieuw geopende Luxemburgse subrekeningen die ook overigens niet op naam van de tuinders maar op code waren gesteld. Daaruit volgt naar het oordeel van het hof dat de verdachte bewust heeft getracht één en ander onopgemerkt te laten plaatsvinden. Daarnaast bevinden zich aanwijzingen in het dossier die erop duiden dat bewust is gezocht naar een werkwijze waarop de verdachte de tuinders belastingvrij en buiten het zicht van de Nederlandse overheidsinstanties kon laten meedelen in de eventuele meeropbrengst. Hieruit volgt naar het oordeel van het hof dat één en ander willens en wetens is gebeurd.
Het hof zal hierna in meer detail ingaan op het bovenstaande.
B.4.2. Ten aanzien van [tuinderbedrijf 1]
In de op 5 juli 2010 in het (kantoor)pand op het adres [adres 2] te [plaats 2] (België) in beslag genomen administratie bevonden zich vijftien koopcontracten oogst op stam 2008 met als verkoper [tuinderbedrijf 1] en als koper [bedrijf 1] voor een totaalbedrag van € 1.325.600,--. De koopcontracten zijn ondertekend door de directeur van [bedrijf 1] als kopende partij en door [tuinder 1] te [plaats 3] als verkopende partij. [56]
Aan de aan de constructie deelnemende tuinder, de verdachte [tuinder 1] en/of de door hem geleide onderneming [tuinderbedrijf 1] is binnen [bedrijf 3] ten behoeve van de administratieve verwerking objectnummer “109” toegekend. [57]
In de gedigitaliseerde administratie van [bedrijf 3] werden onder objectnummer 109, over het jaar 2008, de volgende gegevens [58] aangetroffen:
  • Als opbrengstprijs bij de eindafnemer van de door [bedrijf 1] opgekochte oogsten, op basis van de gesloten koopovereenkomsten oogst op stam, een bedrag van € 2.014.995,58.
  • De aan de constructie deelnemende tuinder [tuinderbedrijf 1] heeft in 2008 oogsten op stam verkocht aan [bedrijf 1] voor een bedrag van € 1.325.600,--. Dit bedrag is inclusief de toepassing van het landbouwforfait.
  • Aan [tuinderbedrijf 1] is in dit verband in 2008 door [bedrijf 1] een bedrag van € 1.325.600,-- uitbetaald.
  • De loonkosten plus marge (de toeslag voor bijkomende kosten zijnde 30% van de loonsom over 2008) met betrekking tot deze oogsten bedroegen € 477.905,-- plus € 143.371,50 (30%); totaalbedrag € 621.276,50.
  • Onder saldo werd met betrekking tot object 109 een bedrag van € 68.119,08 vermeld.
Door [bedrijf 1] werden, onder vermelding van “part. prod. 2008”, over het jaar 2008 deelbetalingen gedaan van in totaal € 1.076.000,- (inclusief landbouwforfait) op de rekening met rekeningnummer [rekeningnummer 11] van de Banque de Luxembourg ten name van [tuinderbedrijf 1] Tevens komt op voornoemde rekeningafschriften naar voren dat de ontvangen bedragen van [bedrijf 1] door werden gestort naar een bankrekening van de Rabobank met nummer [rekeningnummer 12] ten name van [tuinderbedrijf 1] De in de koopcontracten oogst op stam genoemde prijzen, verhoogd inclusief het landbouwforfait voor object 109, van € 1.325.600,-- was beduidend lager dan het bedrag van de verkochte oogst aan de eindafnemer, namelijk voor object 109 € 2.014.995,58. [59]

Resumé totstandkoming saldobedrag (“surplus”) over 2008

Op basis van hetgeen hiervoor is beschreven leidt dat voor het jaar 2008 tot de volgende opstelling:
€ 2.014.995,58 Omzet netto [feitelijke oogstopbrengst 2008 object 109]
€ 1.325.600,---/- Contracten/ Uitbetaald [koopovereenkomsten oogst op stam incl. landbouwforfait]
€ 689.395,58 Blijft
€ 621.276,50-/- Onkosten [loonkosten oogstpersoneel plus marge]
€ 68.119,08 Saldo [blijft als “surplus” over]
De gelden welke op de bankrekeningen van [bedrijf 1] en [bedrijf 5] achterbleven na betaling van de overeengekomen contractprijzen alsmede de kosten voor het in stand houden van de constructie, werden via twee Poolse bankrekeningen van [bedrijf 1] en [bedrijf 15] op 10 maart 2008 gestort op de Luxemburgse bankrekening van [bedrijf 6] . [61]
In de aangeleverde bancaire gegevens van de VP-bank met betrekking tot rekening [rekeningnummer 8] , op naam van [bedrijf 6] , bevond zich een document “totaaloverzicht 2008”. Daarop stond als saldo voor object 109 vermeld € 68.119,08. Het document is gedateerd 18 maart 2009. Op het document staat de handtekening van [verdachte] . [62] Tevens is op de server van [bedrijf 3] in [plaats 3] een document getiteld “totaaloverzicht 2008” aangetroffen. Daarop stond als saldo voor object 109 vermeld € 68.119,08. [63]
Uit de aangeleverde bancaire gegevens van de VP-bank met betrekking tot rekening [rekeningnummer 8] , op naam van [bedrijf 6] , kwam naar voren dat op 23 maart 2009 vanaf deze bankrekening € 68.119,08 is gestort op een onbekende rekening binnen deze VP-bank te Luxemburg. [64] De onbekende rekening waarop het bedrag van € 68.119,08 is overgemaakt betreft een rekening bij de VP-bank te Luxemburg, nummer [rekeningnummer 13] , op naam van [bedrijf 12] . Op de interne overboeking is tevens de code 109 vermeld, zijnde het aan [tuinderbedrijf 1] toegewezen objectnummer binnen de constructie. [65] Voornoemde bankrekening was op 10 maart 2005 geopend door de verdachte [verdachte] met toestemming van de beneficial owners [tuinder 1] en diens echtgenote [echtgenote] . [66] Tekeningsbevoegd met betrekking tot deze bankrekening waren [tuinder 1] en zijn echtgenote [echtgenote] . [67]
In de aangeleverde bancaire gegevens van de VP-bank met betrekking tot rekening [rekeningnummer 1] , op naam van [bedrijf 6] , bevond zich een document met als aanhef ‘T.a.v. de Heer [naam] ’ en de handgeschreven tekst ‘Gelieve over te maken naar de volgende rekeningen [rekeningnummer 1] ’. Bij objectnummer 109 staat een saldo van € 27.504,43. Het document is gedateerd 3 maart 2006 en er staat een handtekening van [verdachte] op. [68] Tevens is op de server van [bedrijf 3] in [plaats 3] een document getiteld “totaaloverzicht 2005” aangetroffen. Daarop staat als saldo voor object 109 vermeld € 28.952,03. [69] Op 8 maart 2006 is een bedrag van € 27.504,49 overgemaakt van rekening [rekeningnummer 1] , op naam van [bedrijf 6] , naar rekening nummer [rekeningnummer 13] van [tuinder 1] en [echtgenote] bij VP-bank te Luxemburg. [70]
In de aangeleverde bancaire gegevens van de VP-bank met betrekking tot rekening [rekeningnummer 2] , op naam van [bedrijf 6] , bevond zich een document getiteld “Totaaloverzicht”. Bij objectnummer 109 staat een saldo van € 45.004,10. Verder staat op dit document met pen geschreven: ‘ [rekeningnummer 2] Gelieve over te boeken tot nr. 137’. Het document is gedateerd 27 februari 2007 en er staat een handtekening van [verdachte] op. [71] Tevens is op de server van [bedrijf 3] in [plaats 3] een document getiteld “totaaloverzicht 2006” aangetroffen. Daarop staat als saldo voor object 109 vermeld € 45.004,10. [72] Op 28 februari 2007 is een bedrag van € 45.004,10 overgemaakt van rekening [rekeningnummer 2] , op naam van [bedrijf 6] , naar rekening nummer [rekeningnummer 13] van [tuinder 1] en [echtgenote] bij VP-bank te Luxemburg. [73]
Tevens is op de server van [bedrijf 3] in [plaats 3] documenten getiteld “totaaloverzicht 2007” en “totaaloverzicht 2009” aangetroffen. Daarop staat als saldo voor object 109 vermeld € 0,00. [74] Over de jaren 2007 en 2009 is op de rekening nummer [rekeningnummer 13] van [tuinder 1] en [echtgenote] bij VP-bank te Luxemburg geen betaling ontvangen. [75]
Saldo jaar
Saldo object 109 op totaaloverzicht [bedrijf 4]
Ontvangen op account [rekeningnummer 13]
Percentage uitbetaling
2005
€ 28.952,03
€ 27.504,49
95%
2006
€ 45.004,10
€ 45.004,10
100%
2007
€ 0,00
€ 0,00
-
2008
€ 68.119,08
€ 68.119,08
100%
2009
€ 0,00
€ 0,00
-
de verklaring [tuinder 1] [76]
Ik verkoop mijn oogsten op stam aan een Poolse firma, of een Cypriotische firma. Het telen doe ikzelf, de rest niet. De Poolse mensen komen om te oogsten. De heer [verdachte] bemiddelt in het sluiten van de koopovereenkomst, als het ondertekend wordt is hij erbij. Ik heb contact met [verdachte] over de verkoop op stam, de prijs wordt ook via hem geregeld.
Er wordt een fax gemaakt, om een aanvraag koopovereenkomst op stam, de prijs is gewoon dezelfde als het jaar daarvoor. Een keer per jaar wordt er overlegd en dan wordt de prijs vastgesteld. Er is een prijs waarvoor wij denken dat de teelt te doen is, dat is de prijs. Als de prijs lager uitvalt, is het niet mijn risico. Wij faxen de aanvraag voor een koopovereenkomst naar [verdachte] , en die wordt altijd goedgekeurd want vooraf worden de prijzen vastgesteld. Hierna komt dan een koopovereenkomst. U toont mij een koopovereenkomst. Ik herken een dergelijke overeenkomst. Ik zie dat ik deze koopovereenkomst heb ondertekend. Daarnaast is deze koopovereenkomst ook ondertekend door [verdachte] van [bedrijf 1] . De koopovereenkomsten neemt [verdachte] mee naar mijn kantoor en dan teken ik de koopovereenkomst. Een afschrift van de koopovereenkomst bewaar ik in mijn boekhouding.
De aankoopprijs wordt via deelbetalingen via de bank gedaan. Aan het eind van het jaar klopt het. Het wordt gewoon een optelsom. Je begint met betalen bij de eerste koopovereenkomst en zo gaat het allemaal door. Vroeger had ik wel een buitenlandse bankrekening in Luxemburg maar nu niet meer die zijn over gegaan naar Nederlandse bankrekeningen.
B.4.3. Ten aanzien van [tuinderbedrijf 2]
In de op 5 juli 2010 in het (kantoor)pand [adres 2] te [plaats 2] (België) in beslag genomen administratie werden dertien koopcontracten oogst op stam tussen [tuinderbedrijf 2] als verkopende partij en [bedrijf 1] als kopende partij aangetroffen tot een totaalbedrag van € 1.833.000,--. De koopcontracten zijn ondertekend door de directeur van [bedrijf 1] als kopende partij en door [tuinder 2] te [plaats 4] als verkopende partij. [77]
Aan de aan de constructie deelnemende tuinder, [tuinder 2] en/of de door hem geleide onderneming [tuinderbedrijf 2] , is binnen [bedrijf 3] ten behoeve van de administratieve verwerking, objectnummer “103” toegekend. [78]
In de administratie van [bedrijf 3] werden onder objectnummer 103, over het jaar 2008, de volgende gegevens [79] aangetroffen:
  • Als opbrengstprijs bij de eindafnemer van de door [bedrijf 1] opgekochte oogsten, op basis van de gesloten koopovereenkomsten oogst op stam, een bedrag van € 4.138.945,20.
  • De aan de constructie deelnemende tuinder [tuinderbedrijf 2] heeft in 2008 oogsten op stam verkocht aan [bedrijf 1] voor een bedrag van € 1.833.000,--. Het landbouwforfait, op basis van de tussen [tuinderbedrijf 2] en [bedrijf 1] afgesloten koopovereenkomsten oogst op stam bedroeg voor het jaar 2008 € 98.750,75 [volgens administratie [bedrijf 3] ] en € 98.523,75 [volgens administratie [tuinderbedrijf 2] ]
  • Aan [tuinderbedrijf 2] is in dit verband in 2008 door [bedrijf 1] een bedrag van € 1.833.000,-- uitbetaald.
  • De loonkosten plus marge (de toeslag voor bijkomende kosten zijnde 30% van de loonsom over 2008) met betrekking tot deze oogsten bedroegen € 1.773.804,-- plus € 532.141,20 (30%); totaalbedrag € 2.305.945,20
  • Onder saldo werd met betrekking tot object 103 een bedrag van € 0,00 vermeld. De omzet over 2008 is verlaagd met een bedrag van € 46.502,01. Als omschrijving is opgenomen “ als saldo naar 2009”. Dit bedrag is opgenomen in de omzet 2009 van objectnummer 103.
In 2008 werd als landbouwforfait een percentage van 5,375% gehanteerd, berekend over de overeengekomen contractprijs. Deze percentages zijn verwerkt in de cijfers zoals die in het objectadministratie van [bedrijf 3] zijn aangetroffen.
Door [bedrijf 1] werden, onder vermelding van “part product 2008”, over het jaar 2008 deelbetalingen gedaan van in totaal € 1.215.000,- op de Luxemburgse bankrekening van [tuinderbedrijf 2] bij de Credit Agricole. [81] Daarnaast werd door [bedrijf 1] , onder vermelding van “czesc kontrakt 2008” ofwel “czesc kontrakt(u) 2008” ofwel “part product 2008 lbf czesc product” € 375.000,00, € 93.000,00, € 150.000,00 en € 98.523,75 gestort op de bankrekening bij Rabobank, nummer [rekeningnummer 14] op naam van [tuinderbedrijf 2] te [plaats 4] . [82]
Resumé totstandkoming saldobedrag (“surplus”) over 2008 [83]
Op basis van hetgeen hiervoor is beschreven leidt dat voor het jaar 2008 tot de volgende opstelling:
€ 4.138.945,20 Omzet netto [feitelijke oogstopbrengst 2008 object 103]
€ 1.833.000,---/- Contracten/ Uitbetaald [koopovereenkomsten oogst op stam excl. landbouwforfait]
€ 2.305.945,20 Blijft
€ 2.305.945,20-/- Onkosten [loonkosten oogstpersoneel plus marge]
€ 0,00 Saldo [blijft als “surplus” over] [feitelijke saldo van € 46.502,01 overgeheveld naar 2009]
In de aangeleverde bancaire gegevens van de VP-bank met betrekking tot rekening [rekeningnummer 8] , op naam van [bedrijf 6] , bevond zich een document “totaaloverzicht 2008”. Daarop stond als saldo voor object 103 vermeld € 0,00. Het document is gedateerd 18 maart 2009. Op het document staat de handtekening van [verdachte] . [84] Tevens is op de server van [bedrijf 3] in [plaats 3] een document getiteld “totaaloverzicht 2008” aangetroffen. Daarop stond als saldo voor object 103 vermeld € 0,00. [85]
Vanuit de “Objadmin” met betrekking tot het kalenderjaar 2008 is geconstateerd dat de omzet van objectnummer 103 over 2008 is verlaagd met € 46.502,01 met omschrijving “als saldo naar 2009”. Genoemd bedrag is opgenomen in de omzet 2009 van objectnummer 103. [86] Dit duidt erop dat over het jaar 2008 recht bestaat op een betaling, doch dat dat bedrag niet betaalbaar is gesteld maar verrekening daarvan plaatsvindt in 2009. [87]
In de aangeleverde bancaire gegevens van de VP-bank met betrekking tot rekening [rekeningnummer 1] , op naam van [bedrijf 6] , bevond zich een document met als aanhef ‘T.a.v. de Heer [naam] ’ en de handgeschreven tekst ‘Gelieve over te maken naar de volgende rekeningen [rekeningnummer 1] ’. Bij objectnummer 103 staat een saldo van € 487.525,28. Het document is gedateerd 3 maart 2006 en er staat een handtekening van [verdachte] op. [88] Tevens is op de server van [bedrijf 3] in [plaats 3] een document getiteld “totaaloverzicht 2005” aangetroffen. Daarop stond als saldo voor object 103 vermeld € 513.184,50. [89] Op 8 maart 2006 is een bedrag van € 487,525,28 overgemaakt van rekening [rekeningnummer 1] , op naam van [bedrijf 6] , naar een rekening bij de VP-bank te Luxemburg, nummer [rekeningnummer 15] , op naam van [bedrijf 12] . Op de interne overboeking is tevens de code 103 vermeld, zijnde het aan [tuinderbedrijf 2] toegewezen objectnummer binnen de constructie. [90] Voornoemde bankrekening is op 10 maart 2005 geopend door verdachte [verdachte] met toestemming van de beneficial owner [tuinder 2] . [91] Tekeningsbevoegd met betrekking tot de bankrekening zijn [tuinder 2] , geboren [geboortedatum 2] , en zijn vader, [vader] . [92]
In de aangeleverde bancaire gegevens van de VP-bank met betrekking tot rekening [rekeningnummer 2] , op naam van [bedrijf 6] , bevond zich een document getiteld “Totaaloverzicht”. Bij objectnummer 103 staat een saldo van € 361.731,80. Verder staat op dit document met pen geschreven: ‘ [rekeningnummer 2] Gelieve over te boeken tot nr. 137’. Het document is gedateerd 27 februari 2007 en er staat een handtekening van [verdachte] op. [93] Tevens is op de server van [bedrijf 3] in [plaats 3] een document getiteld “totaaloverzicht 2006” aangetroffen. Daarop staat als saldo voor object 103 vermeld € 361.731,80. [94] Op 28 februari 2007 is een bedrag van € 361.731,80 overgemaakt van rekening [rekeningnummer 2] , op naam van [bedrijf 6] , naar rekening nummer [rekeningnummer 15] van [tuinder 2] bij VP-bank te Luxemburg. [95]
In de aangeleverde bancaire gegevens van de VP-bank met betrekking tot rekening [rekeningnummer 2] , op naam van [bedrijf 6] bevond zich een document “totaaloverzicht”. Daarop staat als saldo voor object 103 vermeld € 378.582,61. Het document is gedateerd in maart 2008 en daarop staat de handgeschreven tekst “t.a.v. dhr. [naam] Hierbij verzoek ik u de hiervoor genoemde bedragen als te doen gebruikelijk te verwerken” met daarbij de handtekening van [verdachte] . [96] Tevens is op de server van [bedrijf 3] in [plaats 3] een document getiteld “totaaloverzicht 2007” aangetroffen. Daarop staat als saldo voor object 103 vermeld € 378.582,61. [97] Op 8 april 2008 is een bedrag van € 378.582,61 overgemaakt van rekening [rekeningnummer 2] , op naam van [bedrijf 6] , naar rekening nummer [rekeningnummer 15] van [tuinder 2] bij VP-bank te Luxemburg. [98]
Het saldo met betrekking tot object 103 aan het einde van het jaar 2009 bedroeg € 0,00. Op de server van [bedrijf 3] in [plaats 3] is een document getiteld “totaaloverzicht 2009” aangetroffen. Daarop staat als saldo voor object 103 vermeld € 0,00. [99] Dit werd veroorzaakt door over het jaar 2009 in de administratie van object 103 ten laste van de omzet de volgende bedragen op te nemen:
• Per 1 januari 2009 € 46.502,01 met de omschrijving “saldo vanaf 2008”;
• Per 1 januari 2010 € 274.437,92 met de omschrijving “als saldo naar 2010”;
• Per 8 maart 2010 € 400.000,00 met de omschrijving “reservering”. [100]
Over het jaar 2009 is op de rekening nummer [rekeningnummer 15] van [tuinder 2] bij VP-bank te Luxemburg geen betaling ontvangen. [101]
Saldo jaar
Saldo object 103 op totaaloverzicht [bedrijf 4]
Ontvangen op account [rekeningnummer 15]
Percentage uitbetaling
2005
€ 513.184,50
€ 487,525,28
95%
2006
€ 361.731,80
€ 361.731,80
100%
2007
€ 378.582,61
€ 378.582,61
100%
2008
€ 0,00
€ 0,00
-
2009
€ 0,00
€ 0,00
-
In 2009 hebben vier contante geldopnames plaatsgevonden van in totaal € 220.000. Voor de eerste drie contante opnames heeft [vader] voor ontvangst getekend en de laatste contante geldopname werd door zowel [tuinder 2] als [vader] voor ontvangst getekend. Dit kon worden geverifieerd door de handtekeningen op de ontvangstbewijzen te vergelijken met zowel de handtekeningen op de paspoorten alsmede op de “Power to sign” formulieren. [102]
De verklaring van [tuinder 2] [103]
Ik ben directeur van [tuinderbedrijf 2] Ik stuur het vaste personeel aan.
[bedrijf 1] is een bedrijf dat bij mij producten op stam koopt. Mijn vader, [vader] doet namens mij de onderhandelingen met [bedrijf 1] . Met onderhandelingen bedoel ik voor welk bedrag [bedrijf 1] het product koopt. Het personeel van [bedrijf 1] komt bij mij het product oogsten en ik krijg het geld in de loop van het jaar gestort. Dus het geld dat is afgesproken in de koop-verkoopovereenkomst. [verdachte] staat op de contracten. [verdachte] vertegenwoordigt het bedrijf [bedrijf 1] . Mijn vader [vader] doet met [verdachte] zaken.
Het planten van de aardbeienplanten wordt gedaan door [bedrijf 1] . [bedrijf 1] koopt het product op stam. Vanaf het moment van het planten van de aardbeienplanten tot de oogst begeleid ik met mijn personeel dat proces. Ik ben daar met het voltallig personeel de hele dag mee bezig. Rond de oogstperiode zijn er mensen van [bedrijf 1] aanwezig om te oogsten. [bedrijf 1] regelt de mensen. Die komen meestal uit Polen. Ik verkoop de aardbeien aan [bedrijf 1] en [bedrijf 1] verkoopt die door aan Albert Heijn.
[bedrijf 3] is een bedrijf van [verdachte] . Het bedrijf is in België gevestigd. Object 103 is [tuinderbedrijf 2] Vanaf 2006 heb ik alle koopovereenkomsten met [bedrijf 1] ondertekend. [verdachte] neemt deze overeenkomsten mee naar mijn kantoor en dan teken ik die. Op mijn kantoor ondertekende [verdachte] namens [bedrijf 1] . Ik heb nog een bankrekening in Luxemburg. Deze rekening wordt al jaren niet meer gebruikt. In het verleden werd er geld op deze rekening gestort door [bedrijf 1] . Dit waren de gelden zoals ze vermeld staan in de koopovereenkomsten. Vanaf de Luxemburgse bankrekening werd vervolgens geld overgeboekt naar de bankrekening in Nederland van [tuinderbedrijf 2]
B.4.4. Ten aanzien van de overige tuinders
Naast de genoemde [tuinder 1] / [tuinderbedrijf 1] en [tuinder 2] / [tuinderbedrijf 2] , namen meer tuinders deel aan de voornoemde werkwijze van verkoop van oogst op stam met (te) lage contractprijzen. Door de SIOD zijn, naast [tuinder 1] en [tuinder 2] , zes andere tuinders geselecteerd voor nader strafrechtelijk onderzoek. Het hof stelt vast dat ook voor deze andere tuinders op verzoek van de verdachte en met medeweten van de betreffende tuinders subrekeningen bij VP-bank te Luxemburg zijn geopend. Uit onderzoek is gebleken dat vijf van deze zes tuinders over de kalenderjaren 2005 tot en met 2008 nabetalingen hebben gekregen op de voornoemde subrekeningen. Alleen bij de tuinder [tuinder 3] is niet gebleken van een nabetaling. De betalingen aan de tuinders kwamen in nagenoeg alle gevallen tot op de cent nauwkeurig (100%) overeen met de bedragen die binnen de gedigitaliseerde objectadministratie van [bedrijf 3] werd aangeduid met “saldo”. Voor het kalenderjaar 2005 betrof dit in drie gevallen precies 95% van het saldo en in één geval 88% van het saldo. Met betrekking tot deze nabetalingen is in de administraties van deze tuinders geen enkele aanwijzing en/of document aangetroffen. Deze nabetalingen alsmede de daarop betrekking hebbende administratie vond geheel plaats in het buitenland, althans buiten het zicht van de Nederlandse overheidsinstanties.
B.4.5. Overige aanwijzingen
Verder ziet het hof meer aanwijzingen in het dossier die erop wijzen dat de in de koopcontracten oogst op stam opgenomen prijzen van de oogstproducten kunstmatig (te) laag zijn gehouden, teneinde te bewerkstelligen dat een deel van de eventuele daadwerkelijk verkregen meeropbrengst via een buitenlandse bankrekening belastingvrij en buiten het zicht van de Nederlandse overheidsinstanties zou terugvloeien naar de tuinders. Bij de diverse doorzoekingen zijn gespreksnotities aangetroffen van overleg dat de verdachte heeft gehad met mensen van een administratiekantoor op Cyprus uit (in ieder geval) 2003 tot en met 2007. In dit verband is eveneens correspondentie per e-mail aangetroffen, doorlopend tot in 2009.
Uit deze notities en/of e-mails blijkt onder meer het volgende: [104]
 Verslag van een ontmoeting op donderdag 17 oktober (vermoedelijk 2003) op Schiphol Airport met onder meer de koptekst “Meeting with Mr. [verdachte] ”, aangetroffen in de administratie van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 5] , waarin onder meer het volgende werd vastgelegd: [105]
…The Trust will pay the Farmer for the “black” money he receives today from the distributor and this money is not taxable. The Ltd. Co will sell under a contract to Ahold supermarket for a fixed fee and will buy from the “farmer” at a low price.
We need a trust for every farmer (around 25 farmers at the moment – can increase to 50 in the future)…
 Gespreksnotitie van 24 februari 2005 op Schiphol Airport met onder meer de koptekst “Meeting with [verdachte] ”, aangetroffen in de administratie van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 5] , waarin onder meer het volgende werd vastgelegd: [106]
…Trust to receive all profits from [bedrijf 5] + [bedrijf 1] & then distribute to the farmers (from [bedrijf 5] + [bedrijf 1] to [bedrijf 5] and then to the Trust)…
 Gespreksnotitie van 6 juni 2006 waarbij [verdachte] (de verdachte), [betrokkene 1] en [betrokkene 2] aanwezig waren. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] waren werkzaam bij het administratiekantoor [kantoor 1] te [plaats 5] (Cyprus) als partner respectievelijk boekhouder. [kantoor 1] verzorgde de administratie van [bedrijf 1] en [bedrijf 5] . In deze gespreksnotitie werd onder meer door [betrokkene 2] vastgelegd: [107]
…He said that he opened a bank account in Luxemburg and he takes the surplus cash from [bedrijf 5] and [bedrijf 1] and he deposited the same funds (in Cash form so as to eliminate any evidence of their origin) in the bank account of the Trust…
 E-mail van 6 december 2006 van de verdachte aan [betrokkene 2] , werkzaam als audit manager bij [kantoor 1] : [108]
…If they find out that there is no activity in Cyprus they will tell that [bedrijf 1] and or [bedrijf 5] is a fiction and that leeds to the point that they will tell that we have to pay the taxes in Holland and that we must pay all the social insurances an income taxes in Holland.
They will tell that the PRACTICAL home from [bedrijf 1] and or [bedrijf 5] is in Holland and then we must pay in Holland all…
 Gespreksverslag van een ontmoeting op 15 januari 2007 tussen [betrokkene 2] en de verdachte, waarin de verdachte aangaf: [109]
… mochten er zich problemen voordoen met zijn twee bedrijven, hij al een nieuwe structuur in handen heeft…
 E-mail van de verdachte aan [betrokkene 3] , operations manager bij [kantoor 2] , van 14 april 2008: [110]
…Perhaps it is the best we close the both companies, before damages can be done??...
In de verkregen administratieve bescheiden afkomstig van de VP-bank te Luxemburg, is bovendien een document aangetroffen waar middels een schematisch overzicht wordt aangegeven hoe de winst uiteindelijk, naar rato van de oogstopbrengst, tussen de 20-25 tuinders wordt verdeeld. Daarin wordt middels toekenning van een cijfer bij elke stap kort uitgelegd wat er op dat moment binnen de keten plaatsvindt. Zo is achtereenvolgens te zien hoe de oogst op stam verkocht wordt en tussen de (buitenlandse) rechtspersonen de betalingen daarvan plaatsvinden. Uiteindelijk blijft na betaling van onder andere de arbeidskrachten, de winst (het ‘surplus’) bij de [bedrijf 12] , waar vandaan de tuinders uiteindelijk alsnog dat ‘surplus’ uitbetaald krijgen. De contractprijzen zijn dan al betaald en ontvangen en opgenomen in de administratie van de betreffende tuinder. Hetgeen in dit document schematisch weergegeven is, betreft betalingen welke niet in de koopcontracten oogst op stam benoemd zijn. Onder het schema staat: “ [bedrijf 12] erhalt Gewinn. Wird auf die 20-25 Gartner aufgeteilt, je nach Ertrag.”. [111]
De verdachte is tijdens het onderzoek ter terechtzitting van het hof met voornoemde notities en e-mails geconfronteerd en heeft daarover verklaard dat dit slechts plannen waren die zijn besproken en die uiteindelijk niet zijn uitgevoerd. Het hof kan die verklaring niet volgen, aangezien uit hetgeen hiervoor is uiteengezet en overwogen blijkt dat de voornoemde plannen wel degelijk zijn uitgevoerd. Het hof leidt hieruit af dat willens en wetens een (te) lage prijs in de koopcontracten oogst op stam is opgenomen, waarmee werd verhuld dat de daadwerkelijke door de tuinders behaalde opbrengst – en dus de daadwerkelijke prijs waarvoor de oogst op stam werd verkocht door de tuinders – vele malen hoger was dan uit de papieren realiteit volgde. In dit verband valt bovendien op dat de koopcontracten oogst op stam vaak vlak voor de daadwerkelijke oogstperiode zijn overeengekomen. Dit impliceert naar het oordeel van het hof dat de tuinders al moeten hebben geweten dat de oogst (veel) meer zou gaan opbrengen dan de prijs waarvoor zij hem verkocht hadden op grond van het koopcontract oogst op stam.
B.5. Medeplegen
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is van medeplegen van valsheid in geschrift, in die zin dat het hof bewezen acht dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [bedrijf 3] , [bedrijf 1] en de verdachte bij de uitvoering van het strafbare feit.
B.6. Feitelijke leidinggeven door de verdachte
Iemand kan pas als feitelijke leidinggever strafrechtelijk aansprakelijk zijn, nadat is vastgesteld dat een rechtspersoon een bepaald strafbaar feit heeft begaan (vgl. Hoge Raad 26 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:733, rov. 3.5.1). In het voorgaande is, zoals onder B.3 en B.5 is vermeld, dienaangaande vastgesteld dat [bedrijf 3] strafbaar wordt geacht aan het medeplegen van valsheid in geschrift. Deze gedragingen hebben plaatsgevonden dan wel zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon, waarbij deze de rechtspersoon dienstig zijn geweest.
In de onderhavige zaak was de verdachte directeur / bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 3] . De verdachte heeft vanuit die rol actieve handelingen verricht met betrekking tot de verboden gedragingen, te weten het verwerken van de valse koopcontracten oogst op stam in de (gedigitaliseerde) administratie van [bedrijf 3] en/of [bedrijf 1] . Daarnaast was de verdachte degene die de beslissingen nam binnen de constructie en bepaalde wat er binnen de aan hem gelieerde vennootschappen, zoals [bedrijf 3] en [bedrijf 1] , gebeurde. Hij was de geestelijk vader van de opgezette constructie en vervulde daarin een centrale en coördinerende rol. Het hof leidt hieruit af dat de verdachte als feitelijk leidinggever strafrechtelijk aansprakelijk is voor het door [bedrijf 3] begane strafbare feit. Het hof acht bovendien wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte wist dat de koopcontracten oogst op stam niet de gehele werkelijkheid weerspiegelden en dat door het verwerken van die koopcontracten oogst op stam in de bedrijfsadministratie van [bedrijf 3] en/of [bedrijf 1] een onjuiste of onvolledige voorstelling van zaken werd gegeven.
Gelet hierop acht het hof bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het geven van feitelijke leiding aan het door [bedrijf 3] gepleegde strafbare feit.
C. Conclusie
Het hof verwerpt de tot vrijspraak strekkende verweren van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals vermeld in de bewezenverklaring.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder feit 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. In het bijzonder is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komt in de daarop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij gedurende meerdere jaren feitelijke leiding heeft gegeven aan het meermalen medeplegen van valsheid in geschrift door [bedrijf 3] door valselijk opgemaakte koopcontracten oogst op stam in de bedrijfsadministratie van [bedrijf 3] en/of [bedrijf 1] te verwerken. Er is sprake van grootschalige en langdurige fraude: bij de doorzoeking op het adres [adres 2] te [plaats 2] (België) zijn met betrekking tot de jaren 2006 tot en met 2008 in totaal 1.215 in origineel ondertekende koopcontracten oogst op stam tussen de tuinders en [bedrijf 1] aangetroffen. Hiervan zijn 28 koopcontracten oogst op stam tenlastegelegd en bewezenverklaard. Vaststaat dat over de jaren 2006 tot en met 2008 om en nabij 15 miljoen euro aan opbrengsten buiten het zicht van de Nederlandse overheidsinstanties naar de tuinders is teruggevloeid. Met de koopcontracten oogst op stam, waarin een (te) lage prijs voor die oogst was opgenomen, werd een papieren werkelijkheid gecreëerd die de achterliggende nabetalingen diende te verbloemen. De verdachte was, als geestelijk vader van de structuur en degene die de geldstromen coördineerde, intensief betrokken bij het strafbare feit. Hij vervulde bij dit alles, zo blijkt uit de verklaringen van diverse getuigen, een centrale en bepalende rol. Dat de verdachte het kwalijke van zijn handelen tot op heden niet heeft willen inzien, rekent het hof de verdachte aan.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 november 2024, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Verder heeft het hof rekening gehouden met de leeftijd van de verdachte en de forse overschrijding van de redelijke termijn. De redelijke termijn is aangevangen op 5 juli 2010, aldus ruim vijftien jaar geleden. Het vonnis van de rechtbank dateert van 19 februari 2019, zodat in hoger beroep sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van bijna vierenhalf jaar. Hierbij heeft het hof in aanmerking genomen dat deze overschrijding mede is veroorzaakt door de proceshouding van het Openbaar Ministerie in hoger beroep. Tot slot heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het verhandelde ter terechtzitting is onder meer naar voren gekomen dat de verdachte te kampen heeft met stressaanvallen, waardoor hij regelmatig in het ziekenhuis dient te verblijven.
Alles afwegende acht het hof de oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een geldboete passend en geboden. Daarbij heeft het hof mede de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van fraude, in aanmerking genomen. Daarnaast wordt met oplegging van een voorwaardelijke straf enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. In dat kader stelt het hof vast dat bij het onherroepelijk worden van dit arrest een aanzienlijk bedrag aan inbeslaggenomen geld vrijkomt ten behoeve van verdachte.
Bij het opleggen van de geldboete zal het hof op de voet van artikel 27, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, bevelen dat de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten vier dagen, bij de uitvoering van de op te leggen geldboete daarop geheel in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van vijftig euro per dag.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 47, 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 100.000,00 (honderdduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door:
mr. J.T.F.M. van Krieken, voorzitter,
mr. W.F. Koolen en mr. C.A. van Roosmalen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.S. van Middelkoop, griffier,
en op 31 juli 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.T.F.M. van Krieken is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, inspectie SZW, directie opsporing, kantoor Eindhoven, onderzoeksnummer 6640-2008-055, onderzoek SOHO, afgesloten op 31 oktober 2013. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
2.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank op 15, 21 en 22 januari 2019 en ter terechtzitting van dit hof op 6 en 13 februari 2025 en het proces-verbaal van getuigenverhoor van de [getuige] door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 12 juli 2023.
3.map 14, pag. 005882 - AMB-099.
4.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank op 15, 21 en 22 januari 2019 en ter terechtzitting van dit hof op 6 en 13 februari 2025.
5.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank op 15, 21 en 22 januari 2019 en ter terechtzitting van dit hof op 6 en 13 februari 2025 / map 14, pag. 005874 - AMB-098.
6.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank op 15, 21 en 22 januari 2019 en ter terechtzitting van dit hof op 6 en 13 februari 2025 / map 14, pag. 005866 - AMB-097.
7.map 14, pag. 005849 - AMB-095.
8.map 14, pag. 005859 - AMB-095.
9.map 14, pag. 005853 en 005859 - AMB-095.
10.map 4, pag. 001357 - AMB-044-08.
11.map 14, pag. 005762 - AMB-089.
12.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank op 15, 21 en 22 januari 2019 en ter terechtzitting van dit hof op 6 en 13 februari 2025.
13.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank op 15, 21 en 22 januari 2019 en ter terechtzitting van dit hof op 6 en 13 februari 2025 / map l, pag. 117 e.v.
14.map 14, pag. 005768 - AMB-089.
15.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank op 15, 21 en 22 januari 2019 en ter terechtzitting van dit hof op 6 en 13 februari 2025.
16.map 14, pag. 005772 en 005785 - AMB-090.
17.map 14, pag. 005789 en 005813 - AMB-091.
18.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank op 15, 21 en 22 januari 2019 en ter terechtzitting van dit hof op 6 en 13 februari 2025.
19.map 14, pag. 005776 t/m 005779 - AMB-090.
20.map 14, pag. 005796 t/m 005798 - AMB 91.
21.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van de rechtbank op 15, 21 en 22 januari 2019 en ter terechtzitting van het hof op 6 en 13 februari 2025 / map 1, pag. 121 e.v.
22.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van de rechtbank op 15, 21 en 22 januari 2019.
23.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van de rechtbank op 15, 21 en 22 januari 2019.
24.map 14, pag. 005861 - AMB-096.
25.map 14, pag. 005862 en 005863 - AMB-096.
26.map 14, pag. 005865 - AMB-096.
27.map 1, pag. 000035 en 000036.
28.map 1, pag. 000123, 000124 en 000170.
29.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank op 15, 21 en 22 januari 2019 en ter terechtzitting van dit hof op 6 en 13 februari 2025.
30.map 1, pag. 000036.
31.map 1, pag. 000025.
32.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank op 15, 21 en 22 januari 2019 en ter terechtzitting van dit hof op 6 en 13 februari 2025 / map 14, pag. 005815 en 005829 - AMB-092 en pag. 005831, 005842 en 005843 - AMB-093.
33.map 1, pag. 000023.
34.map 5, pag. 001827 e.v. - AMB-045-04.
35.map 14, pag. 005762 en 005763 - AMB-089 / map 5, pag. 001904 en 001905 - AMB-053 / map 35, DOC-046 / map 5, pag. 001827 e.v. - AMB-045-04.
36.map 14, pag. 005763 - AMB-089 / map 5, pag. 001904 en 001905 - AMB-053 / map 35, DOC-046 / map 44, DOC-046-19 / map 5, pag. 001827 e.v. - AMB-045-04.
37.map 14, pag. 005768 - AMB-089 / BOB-023-01 / map 33, DOC-039-28.
38.map 5, pag. 001904 en 001905 - AMB-053.
39.map 2, pag. 000638 - AMB-021-02.
40.[bedrijf 9] is de voorloper van [bedrijf 3] .
41.map 14, pag. 005778 en 005779 - AMB-090 / map 14, pag. 005796 en 005798 - AMB-091.
42.map 14, pag. 005781 - AMB-090 / map 5, pag. 001827 e.v. - AMB-045-04.
43.map 4, pag. 001491 en 001492 - AMB-044-09.
44.map 5, pag. 001827 e.v.- AMB-045-04.
45.map 14, pag. 005762 - AMB-089 / DOC-046-02 t/m DOC-046-09, DOC-046-11 / map 5, pag. 001827 e.v. - AMB-045-04.
46.map 14, pag. 005763 - AMB-089 / DOC-046-21, DOC-046-23 / map 5, pag. 001827 e.v. - AMB-045-04.
47.map 14, pag. 005763 - AMB-089 / map 5, pag. 001827 e.v. - AMB-045-04.
48.map 2, pag. 000636 e.v. - AMB-021-02.
49.map 46, pag. 016004 en pag. 016010 - G-024-01 en G-024-02.
50.map 2, pag. 000637 en 000638 - AMB-021-02.
51.map 1, pag. 000126 en 000142 / map 5, pag. 001827 e.v.- AMB-045-04.
52.map 2, pag. 000638 en 000639 - AMB-021-02.
53.map 2, pag. 000639 t/m 000642 - AMB-021-02.
54.map 46, pag. 016010 - G-024-02.
55.map 46, pag. 016006 - G-024-01.
56.map 1, pag. 000164 e.v. / map 35, pag. 011817 t/m 011846 - DOC-046-02.
57.map 1, pag. 000134 e.v. / map 15, pag. 005962 t/m 005964 - DOC-002-08.
58.map 1, pag. 000163 e.v. / map 29, pag. 010366 - DOC 023-011.
59.map 1, pag. 000165 / map 28, pag. 010330 t/m 010347 - DOC-019-12.
60.map 1, pag. 000169.
61.map 1, pag. 000169 e.v.
62.map 45, pag. 015785 - DOC-060-26.
63.map 13, pag. 005341 - bijlage 15 bij AMB-71-12.
64.map 1, pag. 000172 / map 45, pag. 015732 t/m 015737 - DOC-060-21.
65.map 13, pag. 005351 – bijlage 9 bij AMB-71-12.
66.map 1, pag. 000172 / map 45, pag. 015709 t/m 015711 - DOC-060-13.
67.map 1, pag. 000112 e.v. / map 45, pag. 015712 t/m 015714 - DOC-060-14.
68.map 13, pag. 005341 - bijlage 3 bij AMB-071-12.
69.map 13, pag. 005359 - bijlage 13 bij AMB-71-12.
70.map 13, pag. 005346-005347 - bijlage 7 bij AMB-71-12.
71.map 45, pag. 015693 - DOC-060-10.
72.map 13, pag. 005361 - bijlage 14 bij AMB-71-12.
73.map 13, pag. 005348 en 005349 - bijlage 8 bij AMB-71-12.
74.map 13, pag. 005360 - bijlage 2 bij AMB-71-12 en map 8, pag. 003556.
75.map 13, pag. 005336 - AMB-71-12.
76.map 74, pag. 026976 t/m 026981 - V-75-03 en V-75-04.
77.map 1, pag. 000182 en 000183 / map 35, pag. 011723 t/m 011748 - DOC-046-02.
78.map 1, pag. 000179 / map 15, pag. 005913 t/m 005917 - DOC-002-01.
79.map 1, pag. 000180 / map 29, pag. 010366 en 000181 - DOC 023-11.
80.map 1, pag. 000180 / map 9, pag. 003407, 003410-003415 en 003558 – AMB-064-12 / DOC-023-13.
81.map 1, pag. 000181 e.v. / map 19, pag. 007783-007792 - DOC-012-27.
82.map 1, pag. 000181 e.v. / map 19, pag. 007752-007753 - DOC-012-24 / map 45, pag. 015588, 015590 - DOC-053.
83.map 1, pag. 000188 / map 29, pag. 010366 - DOC-023-11.
84.map 45, pag. 015785 - DOC-060-26.
85.map 9, pag. 003408 - bijlage bij AMB-064-12.
86.map 9, pag. 003407 - AMB-064-12.
87.map 1, pag. 000103.
88.map 9, pag. 003637 - bijlage 3 bij AMB-064-15.
89.map 9, pag. 003663 en 003664 - bijlage 19 bij AMB-064-15.
90.map 45, pag. 015750, DOC-060-22.
91.map 1, pag. 000126 / map 45, pag. 015738 e.v. - DOC-060-22.
92.map 1, pag. 000126 / map 45, pag. 015743 - DOC-060-22.
93.map 45, pag. 015693 - DOC-060-10.
94.map 9, pag. 003665-003666 - bijlage 20 bij AMB-64-15.
95.map 9, pag. 003644-003645 - bijlage 9 bij AMB-64-15..
96.map 45, pag. 015784 - DOC-060-25.
97.map 9, pag. 003636 - bijlage 2 bij AMB-64-15.
98.map 9, pag. 003646 en 003647 - bijlage 10 bij AMB-64-15.
99.map 9, pag. 003556 - bijlage bij AMB-064-13.
100.map 1, pag. 000227 / map 9, pag. 003553 t/m 003555 - AMB-064-13.
101.map 9, pag. 003632 - AMB-64-15.
102.map 9, pag. 003630 e.v. - AMB-64-15.
103.map 51, V-79-02, pag. 018186 en 018188, V-79-03, pag. 018190, V-79-04, pag. 018194-18196.
104.map 17, pag. 007007 t/m 007016- DOC-011-36 t/m 011-40 en map 44, pag. 018089 t/m 018097 - DOC-046-21.
105.map 17, pag. 006728 - DOC-010-19.
106.map 17, pag. 006816 - DOC-010-30.
107.map 17, pag. 006817 e.v. - DOC-010-31.
108.map 17, pag. 006631 - DOC-010-13.
109.map 17, pag. 006819-006821 - DOC-010-32.
110.map 17, pag. 006823 - DOC-010-33.
111.map 34, pag. 011514 - DOC-045.