4.4.Het hof overweegt als volgt.
4.4.1.Het hof stelt vast dat de ouders ingevolge de aantekeningen in het gezagsregister op grond van artikel 1:252 van het Burgerlijk Wetboek (BW) waren belast met het gezamenlijk gezag over de kinderen.
4.4.2.Ingevolge artikel 1:253n BW kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.4.3.Ingevolge artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Op grond van artikel 1:377a lid 1 en lid 3 BW ontzegt de rechter het recht op omgang – al dan niet voor bepaalde tijd – indien sprake is van een of meer van de genoemde ontzeggingsgronden.
4.4.4.De rechter moet bij het nemen van een beslissing over omgang en gezag met en over de kinderen tevens het op 1 maart 2016 in werking getreden Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Verdrag van Istanbul) in acht nemen. Dit is een mensenrechtenverdrag waarin aan de overheid verplichtingen worden opgelegd om geweld tegen vrouwen te voorkomen en te bestrijden. Ook besteedt het verdrag aandacht aan de maatregelen die nodig zijn voor de opvang en bescherming van slachtoffers van geweld tegen vrouwen en van huiselijk geweld. Uit de memorie van toelichting bij de goedkeuring van het Verdrag van Istanbul blijkt bij artikel 2 lid 2 dat het verdrag van toepassing is op alle slachtoffers van huiselijk geweld, inclusief mannen en kinderen. Bij artikel 31 (over voogdij, omgangsregeling en veiligheid) staat dat ingevolge het eerste lid van artikel 31 Verdragspartijen wetgevende of andere maatregelen moeten nemen teneinde te waarborgen dat bij de vaststelling van een omgangsregeling voor kinderen rekening wordt gehouden met gevallen van geweld die vallen onder de reikwijdte van het Verdrag. Het tweede lid van artikel 31 verplicht Verdragspartijen te waarborgen dat de uitvoering van een omgangsregeling niet ten koste gaat van de rechten en de veiligheid van het slachtoffer of de kinderen.
4.4.5.In de Nederlandse wetgeving op het gebied van gezag en omgang wordt niet expliciet genoemd dat geweld tegen vrouwen of huiselijk geweld een factor is waarmee de rechter rekening houdt bij het nemen van zijn beslissing, maar vanzelfsprekend is dat de Nederlandse rechter dat wel moet doen; de veiligheid van het kind en de ouder zal centraal moeten staan bij de beslissing of een omgangsregeling in het belang van het kind is.
Het hof moet er dus, gezien al het voorgaande, voor zorgen dat met de te nemen beslissing de rechten en de veiligheid van de moeder en de kinderen gewaarborgd zijn.
4.4.6.Tussen partijen is niet in geschil en voldoende is komen vast te staan dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden op grond waarvan een (her)beoordeling van het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , alsmede het contact tussen de vader en de kinderen aan de orde is.
4.4.7.Het hof stelt voorop dat in het raadsonderzoek van 21 juni 2024 en door de strafrechtelijke veroordelingen van de vader voldoende duidelijk is geworden dat de relatie tussen de ouders wel degelijk was gekenmerkt door jarenlange spanningen, escalaties en aanhoudend stalkings-, grensoverschrijdend en bedreigend gedrag van de vader jegens de moeder. De kinderen zijn hier getuige van geweest. De stelling van de vader dat de veroordelingen niets van doen hebben met de kinderen omdat dat iets tussen de ouders is en de vader de kinderen niet heeft mishandeld, getuigt naar het oordeel van het hof van een verontrustend gebrek aan inzicht voor de gevolgen voor de kinderen van huiselijk geweld. Het staat vast dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] last hebben gehad van de volkomen verstoorde verstandhouding tussen de ouders. Het is algemeen bekend dat getuige zijn van geweld tegen een ouder ook een vorm van kindermishandeling is, ook wanneer het geweld zich niet tegen het kind richt. Dit kan heftige emoties oproepen bij kinderen. Zo is in het raadsrapport dan ook geconcludeerd dat de kinderen zijn blootgesteld aan chronische stress in hun opvoedingssituatie als gevolg van de chronische problematiek op ouderniveau. Bovendien is in het raadsonderzoek ook expliciet naar voren gekomen dat [minderjarige 1] veel last heeft gehad van de vele ruzies thuis, die er volgens haar al waren vanaf dat zij baby was. Zij heeft beschreven dat de vader hard schreeuwde tegen de moeder en dat zij haar oren dan met wel zes tot zeven kussens beschermde om het schreeuwen niet te hoeven horen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] krijgen allebei hulp voor onder andere de situatie rondom de vader. De moeder is ernstig getraumatiseerd en heeft angstklachten als gevolg en zal traumabehandeling krijgen. De gedragingen van de vader richting de moeder moeten dus wel degelijk worden meegenomen in de beoordeling over het gezag en de omgang met betrekking tot de kinderen.
4.4.8.De vader is inmiddels tweemaal onherroepelijk veroordeeld voor strafbare feiten gepleegd jegens de moeder: op 6 juni 2023 door het gerechtshof voor mishandeling en op 11 december 2024 door de rechtbank voor belaging en bedreiging. Als gevolg van dit laatste is aan de vader, naast een forse gevangenisstraf, onder andere als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de moeder opgelegd voor de duur van drie jaar. Het hof stelt vast dat de uitvoering van gezamenlijk gezag alleen daarom al praktisch onmogelijk is geworden nu de vader in ieder geval gedurende die periode op geen enkele wijze contact mag (laten) opnemen, contact mag zoeken of contact mag hebben met de moeder. Enige vorm van communicatie tussen de ouders, dan wel indirect via een derde, zou noodzakelijk zijn voor een behoorlijke uitoefening van gezamenlijk gezag. De vader heeft in de stukken of tijdens de mondelinge behandeling echter op geen enkele wijze onderbouwd of toegelicht op welke manier gedurende deze periode er vanuit zijn zijde enige invulling gegeven kan worden aan gezamenlijk gezag. Het is daarom in het belang van de kinderen dat de moeder belast blijft met het eenhoofdig gezag.
4.4.9.Ook afgezien van de praktische onmogelijkheid acht het hof het – met de raad en evenals de rechtbank – noodzakelijk in het belang van de kinderen dat enkel de moeder met het gezag over hen wordt belast. Er bestaat een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] klem of verloren zullen raken tussen de ouders, waarbij niet te verwachten is dat hier binnen afzienbare tijd verbetering in zal komen. De raad heeft in het raadsonderzoek duidelijk geconcludeerd dat de zorgen over het veilig opgroeien van de kinderen kunnen worden weggenomen als de vader stopt met grensoverschrijdend gedrag naar de moeder en de kinderen, als hij de veiligheidsafspraken nakomt en inzicht toont in zijn gedrag en wat dat oproept bij de kinderen. Alleen dan kan er gestart worden met herstellen van zijn rol als vader in het leven van de kinderen. De vader heeft ook in hoger beroep op geen enkele wijze inzicht gegeven in zijn gedrag of persoonlijkheid. Als bijzondere voorwaarde bij het vonnis van 11 december 2024 geldt dat de vader reclasseringstoezicht heeft en zich moet laten behandelen door [Forensische Zorg] of een soortgelijke zorgverlener. Niet is gebleken dat de vader aan enige behandeling heeft deelgenomen. De advocaat van de vader kon tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep geen helderheid verschaffen over of en hoe de vader meewerkt aan dit traject, of dit traject is gestart of hoe dit verloopt. Er is hierdoor nog steeds geen enkel zicht op de persoonlijkheidsproblematiek van de vader of zijn bereidheid om hulp te accepteren. Het hof gaat er daarom vanuit dat de vader nog niet is behandeld, terwijl dit een vereiste is om zijn rol als vader ooit weer op te pakken. Van de moeder kan op deze wijze niet verwacht worden dat zij, daargelaten het feit dat de vader geen contact mag hebben met de moeder, in overleg treedt met de vader over beslissingen omtrent de kinderen.
4.4.10.Een nader (raads)onderzoek acht het hof niet in het belang van de kinderen en de moeder. Een nieuw onderzoek zou enkel wellicht aangewezen zijn op het moment dat de vader volledige openheid geeft over zijn gedrag en persoonlijkheid. Het hof heeft er door hetgeen hij heeft laten zien tijdens de procedure geen vertrouwen in dat dat zal gebeuren. Het hof vindt het in dit verband opmerkelijk en exemplarisch voor de houding van de vader dat in zijn beroepsschrift alleen verwezen wordt naar een strafrechtelijke veroordeling uit 2021, terwijl de vader ten tijde van het opstellen van het beroepsschrift al opnieuw was veroordeeld voor geweld tegen de moeder, tot een forse gevangenisstraf en hem bijzondere voorwaarden waren opgelegd. Overigens zal een nieuw onderzoek een zware belasting voor de kinderen en de moeder opleveren, hetgeen niet in hun belang is omdat zij juist op dit moment rust moeten ervaren om hun hulpverleningstrajecten aan te gaan en zich te kunnen focussen op hun ontwikkeling.
4.4.11.Tot slot overweegt het hof dat naar voren is gekomen dat de kinderen en de moeder sinds de bestreden beschikking eindelijk rust ervaren. De moeder heeft de kinderen kunnen aanmelden bij door school geadviseerde hulpverlening van [instantie 1] voor behandeling, hetgeen de vader lange tijd heeft geblokkeerd door geen toestemming te geven. Het is in hun belang dat deze situatie gecontinueerd wordt.
4.4.12.Met de raad en de rechtbank acht het hof, mede gelet op het voorgaande, iedere vorm van contact tussen de vader en de kinderen op dit moment niet in hun belang. De moeder heeft onbetwist naar voren gebracht dat de kinderen rust ervaren sinds de bestreden beschikking. De moeder heeft toegelicht dat de kinderen vanwege het contactverbod niet meer continu bang zijn dat de vader onverwacht aan de deur staat, belt of hen achtervolgt. Dit is in hun belang. De continue angst levert veel stress op voor de kinderen waardoor zij dan niet meer voldoende kunnen toekomen aan hun ontwikkeling. Bovendien kan het hof vanwege het uitblijven van duidelijkheid over de persoonlijkheidsproblematiek van de vader en hulp hieromtrent niet vaststellen of omgang tussen de vader en de kinderen op een veilige en haalbare wijze kan plaatsvinden. Het hof acht omgang met de vader in strijd met de zwaarwegende belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , zodat hun belangen vereisen dat het recht van de vader tot omgang met hen wordt ontzegd. Dat de reclasseringsmedewerker van de vader heeft aangegeven dat omgang met de kinderen voor de vader helpend kan zijn, doet hier niets aan af. De belangen van de kinderen, en de moeder, zijn in dit geval doorslaggevend.