ECLI:NL:GHSHE:2025:2329

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
20.002257.24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling met geldboete en schadevergoeding

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1972, werd eerder veroordeeld voor mishandeling van zijn ex-levensgezel op 24 december 2023. De politierechter had de verdachte een taakstraf van 50 uren opgelegd, subsidiair 25 dagen hechtenis, en een schadevergoeding van € 350,00 aan de benadeelde partij toegewezen. De verdachte ging in hoger beroep tegen deze veroordeling, waarbij hij vrijspraak bepleitte op grond van noodweer. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 750,00, waarvan € 650,00 voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof € 100,00 aan immateriële schadevergoeding heeft vastgesteld, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 24 december 2023. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet in een noodweersituatie verkeerde en dat zijn handelen niet proportioneel was. De uitspraak benadrukt de ernst van de mishandeling en de impact op de slachtoffers, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002257-24
Uitspraak : 25 juli 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank
Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 21 augustus 2024, in de strafzaak met parketnummer 01-340522-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘mishandeling’ veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] is door de politierechter toegewezen tot een bedrag van € 350,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf voormelde datum voor dezelfde duur. De benadeelde partij is in de vordering voor het overige
niet-ontvankelijk verklaard. De politierechter heeft de verdachte veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij, tot dan toe begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met aanvulling van de beslissing op de door de benadeelde partij gevorderde proceskosten en, in zoverre opnieuw rechtdoende, die proceskosten zal toewijzen.
Door de raadsman van de verdachte is primair vrijspraak bepleit, omdat de verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] heeft de raadsman in het verlengde van de door hem bepleite vrijspraak betoogd dat deze afgewezen dient te worden. Subsidiair is verzocht het toe te wijzen bedrag aan immateriële schadevergoeding te matigen en de gevorderde proceskosten af te wijzen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het bestreden vonnis verenigen. Omwille van de leesbaarheid zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 december 2023 te [plaats] zijn (ex-)levensgezel, [benadeelde partij] , heeft mishandeld door die [benadeelde partij]
  • meermalen, althans eenmaal, met kracht tegen de neus en/of het oor te slaan/stompen, en/of
  • meermalen, althans eenmaal, tegen het gezicht te slaan.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 december 2023 te [plaats] zijn ex-levensgezel, [benadeelde partij] heeft mishandeld door die
[benadeelde partij]
  • met kracht tegen de neus en het oor te slaan en
  • tegen het gezicht te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof acht weliswaar bewezen dat de verdachte en [benadeelde partij] ex levensgezellen van elkaar betreffen, doch daarmee is naar het oordeel van het hof geen sprake van een strafverhogende omstandigheid als bedoeld in artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het proces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , brigadier van politie, registratienummer PL2100-2023279885, gesloten d.d. 30 december 2023, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte
processen-verbaal van politie, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-37.
1.
Het proces-verbaal van aangifte (met bijlagen) d.d. 24 december 2023, dossierpagina 5 tot en met 7, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [benadeelde partij] :
(p. 5)
De man die mij heeft mishandeld is mijn man. Mijn man heet [verdachte] .
Vandaag, 24 december 2023, was [verdachte] om 11.00 uur gekomen naar [plaats] om zijn zoon te komen bezoeken. Elke week spreken wij in het centrum van [plaats] af. Ik wil niet dat hij bij mij thuis komt. Ik wil hem niet thuis ontvangen omdat ik geen relatie meer met hem wil. Ik wil niet doorgaan met hem.
(p. 6)
Toen ik vandaag over scheiden begon, begon hij over het ouderlijk gezag, verhieven wij onze stem en daarna vielen er klappen. Ik heb mij toen verdedigd en hij heeft mij toen geslagen.
Hij heeft mij hard geslagen met een gebalde vuist en met kracht, tegen mijn neus, tegen mijn oor en een klap in mijn gezicht. Het waren harde klappen met kracht.
Ik heb veel pijn aan mijn linkerzijde ter hoogte van mijn oor. En ik heb ook pijn aan mijn onderlip omdat daar een tand doorheen is gegaan. Vanaf mijn linkeroor naar mijn onderkaak en mijn linkerwang doen veel pijn.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 24 december 2023, dossierpagina 10 tot en met 12, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
(p. 10)
Ik liep in [plaats] en ik hoorde geschreeuw in de verte. Ik liep naar het geschreeuw en ik zag dat er een man op een vrouw insloeg. Ik zag dat de man meerdere keren met, volgens mij, zijn rechterhand op de vrouw sloeg. Ik zag dat de hand van de man als vuist gebald was. Ik zag dat hij de vrouw ook op haar hoofd sloeg. Ik zag dat de vrouw een hoofddoek op had maar ik zag dat zij haar oor vasthield.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 24 december 2023, dossierpagina 13 tot en met 15, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
(p. 13)
Op 24 december 2023, omstreeks 11.35 uur, was ik in het centrum van [plaats] . Ik hoorde aan mijn linkerzijde geschreeuw van een man en een vrouw.
Ik zag en hoorde dat de man en vrouw een ruzie hadden over iets. Ik zag dat de man hierop erg boos werd. Hierna volgde er een vechtpartij.
(p. 14)
Op enig moment in het gevecht zag ik dat de man met zijn rechtervuist een hoekstoot gaf aan de vrouw. Ik zag dat zijn vuist de linkerslaap van de vrouw raakte. Ik weet niet zeker hoe hard de man sloeg, maar ik zag dat de vrouw door de impact tegen een muur aan viel. Ik hoorde dat de vrouw op dit moment erg hard begon te schreeuwen en te huilen.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2023, dossierpagina 16 tot en met 18, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(p. 16)
Op 24 december 2023 kregen wij de opdracht om met spoed te gaan naar het winkelcentrum in [plaats] . Op genoemde locatie zou zojuist een man een vrouw hebben neergeslagen. Volgens melder zou het vrouwelijke slachtoffer mogelijk pijn en letsel hebben, omdat ze steeds aan haar hoofd voelt. We hebben de partijen gescheiden. De mannelijke verdachte overhandigde een verblijfsdocument op naam van [verdachte] . Het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , verklaarde dat ze door haar ex-man, genaamd [verdachte] , met gebalde vuist en met kracht tegen de linkerzijde van haar hoofd geslagen was. [benadeelde partij] verklaarde dat ze pijn had aan haar linkerwang en linkeroor en dat door de mishandeling een tand door haar lip was gegaan. [benadeelde partij] deed haar hoofddoek af en toonde mij haar linkeroor en linkerwang. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat zowel de wang als oor roodgekleurd was en dat een lichte verdikking zichtbaar was. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , maakte een digitale
foto van het gelaat van het slachtoffer en van de verwonding aan de lip van het slachtoffer.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2023, dossierpagina 19 en 20, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
(p. 19)
Op 24 december 2023 hoorde ik een getuige naar aanleiding van een mishandeling gepleegd in [plaats] . De getuige verklaarde het volgende:
Ik liep in het centrum van [plaats] . Ik hoorde toen gegil. Ik liep naar het gegil toe en ik zag een man en een vrouw vechten.
Ik zag dat de man met een vlakke hand een aantal keren in het gezicht van de vrouw sloeg. Ik zag dat de man met een vuist een aantal keren op het gezicht van de vrouw sloeg, dit ging echt heel hard en zonder rem. De vrouw viel op de grond en gilde heel erg hard.
Ik zag dat de vrouw naar haar oor greep en dat zij bloed bij haar oog had.
6.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 december 2023, dossierpagina 31 tot en met 35, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
(p. 31)
Dit verhoor wordt afgenomen middels de vraag - antwoord methode.
V: Vraag verbalisant
O: Opmerking verbalisant
A: Antwoord verdachte
O: U wordt verdacht van mishandeling van uw partner en moeder van uw kind, [benadeelde partij] .
(p. 32)
V: Heeft u kinderen?
A: Ja, we hebben samen een zoon en die verblijft bij haar. We wonen niet samen.
(p. 33)
V: Heeft u uw vrouw geslagen?
A: Ja.
V: Waarmee heeft u uw vrouw geslagen?
A: Met mijn hand, ik heb haar een klapje tegen haar gezicht gegeven.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Door de raadsman van de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit, omdat de verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Daartoe is – op gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – in de kern aangevoerd dat aangeefster [benadeelde partij] als eerste geweld heeft gebruikt en het handelen van de verdachte dient te worden aangemerkt als zelfverdediging.
Het hof acht, met de politierechter, op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte aangeefster [benadeelde partij] heeft mishandeld door haar met kracht tegen de neus en het oor te slaan en haar tegen het gezicht te slaan. De verdediging heeft gesteld dat de verdachte heeft gehandeld uit zelfverdediging. Naar het oordeel van het hof is echter geen sprake geweest van een noodzakelijke verdediging. Gelet op de aard van de gedragingen van de verdachte (het meermaals slaan, waaronder ook met een vuist), was de reactie van de verdachte niet proportioneel. Verdachte had anders kunnen en moeten handelen. Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van aangeefster [benadeelde partij] , door haar met kracht tegen de neus en het oor te slaan en haar tegen het gezicht te slaan. Door te handelen zoals bewezen is verklaard, heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden en haar pijn en letsel toegebracht. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard, terwijl dit geweldstafereel bovendien plaatsvond in aanwezigheid van hun minderjarige zoontje.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 mei 2025, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte in dit verband verklaard dat hij zijn jongste zoon – die hij samen met aangeefster heeft – inmiddels al acht maanden niet heeft mogen zien en dat zijn oudste zoon die bij de verdachte verblijft ernstig en ongeneeslijk ziek is. Daarnaast heeft de verdediging naar voren gebracht dat de asielprocedure van de verdachte nog altijd, al tien jaren, loopt. De verdachte krijgt leefgeld van het COA ter hoogte van € 45,00 per week, omdat het hem gezien zijn status niet vrijstaat arbeid in Nederland te verrichten.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een geldboete ter hoogte van € 750,00, subsidiair 15 dagen hechtenis, waarvan € 650,00, subsidiair 13 dagen hechtenis voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht naar rato van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag en met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Met de oplegging van deze grotendeels voorwaardelijke geldboete wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Hierbij weegt het hof mee dat de verdachte en aangeefster samen een zoontje hebben en een voorwaardelijke straf mede ertoe dient te voorkomen dat het bij een toekomstige ontmoeting opnieuw escaleert.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 700,00, bestaande uit immateriële schade. Voorts is in eerste aanleg een bedrag van € 199,00 aan proceskosten (kosten rechtsbijstand) gevorderd.
De vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 350,00. De benadeelde partij is in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte letsel heeft bekomen en dientengevolge rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof begroot de omvang van de immateriële schade gelet op alle omstandigheden van het geval naar billijkheid op een bedrag van € 100,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige zal de vordering van de benadeelde partij worden afgewezen.
Een bedrag van € 100,00 is aldus toewijsbaar, zoals gevorderd te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 december 2023, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij, tot op heden begroot op een bedrag van € 135,00 voor de kosten van rechtsbijstand berekend overeenkomstig het liquidatietarief kantonzaken (conform de tarieven d.d. 1 februari 2024, zoals die golden ten tijde van het wijzen van het vonnis). Immers, een onderbouwing voor het gevorderde tarief van € 199,00, passend bij een hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten tot € 2.500,00, zoals dit gold tot 1 februari 2023 ontbreekt. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade aan het slachtoffer [benadeelde partij] is toegebracht tot een bedrag van € 100,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis;
bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 650,00 (zeshonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
13 (dertien) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 100,00 (honderd euro) ter zake van immateriële schade,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 december 2023 tot aan de dag der voldoening;
wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af;
veroordeelt de verdachte in de kosten en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak aan de zijde van de benadeelde partij begroot op
135,00 (honderdvijfendertig euro);
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde partij], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 100,00 (honderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 december 2023 tot aan de dag der voldoening en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 2 (twee) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. S.C. van Duijn en mr. N.I.B.M. Buljevic, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. van Kaathoven, griffier,
en op 25 juli 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. Valkenburg en Van Kaathoven zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.