De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - samengevat - het volgende aan. De rechtbank heeft ten onrechte beslist dat er niet is voldaan aan de wettelijke criteria in artikel 1:255 BW en dat er geen sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling van de kinderen. De vader is het niet eens met de verwachting van de rechtbank dat het opnieuw uitspreken van een ondertoezichtstelling tot zoveel stress en onrust bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zal leiden dat hun ontwikkeling in het gedrang zal komen. De vader betwist ook dat de ongelijke situatie qua contact van de vader met enerzijds [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en anderzijds [minderjarige 3] en [minderjarige 4] geen argument is om een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de kinderen aan te nemen. Hij is van mening dat de continuering van de ondertoezichtstelling wel verbetering teweeg zou brengen en dat partijen zelf zaken zouden kunnen oppakken. De rechtbank heeft ten onrechte de suggestie van de vader gepasseerd om een bijzondere curator te benoemen. Het zal, volgens de vader, de ouders niet lukken om onderling, zonder een ondertoezichtstelling, een traject van bemiddeling te doorlopen.
De vader benadrukt dat er voor de kinderen een ondertoezichtstelling nodig is omdat zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Het raadsrapport is duidelijk. De zorgen die er al jarenlang over de kinderen bestaan zijn in de afgelopen jaren niet weggenomen. Het ontbreken van ieder contact tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de vader is een grote zorg. Ook hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een negatief beeld over de vader en zijn netwerk. Dat negatieve beeld kan in de toekomst voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een groot probleem opleveren. Zij hebben het contactverlies met de vader nooit een plek kunnen geven.
Over [minderjarige 3] en [minderjarige 4] bestaan er ook zorgen. Het negatieve beeld van de vader dat de moeder, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uitdragen is een grote bedreiging; [minderjarige 3] en [minderjarige 4] willen in de toekomst wellicht dan ook geen contact meer met de vader.
De overweging van de rechtbank dat er geen ernstige bedreiging bestaat in de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] staat lijnrecht tegenover het raadsrapport alsmede tegenover de ondertoezichtstellingen die er in de afgelopen jaren zijn geweest. Bovendien wordt in de bestreden beschikking overwogen dat er feitelijk niets is veranderd in de situatie, terwijl er in de eerdere beschikkingen van de rechtbank ook steeds de bedreiging in de ontwikkeling van alle kinderen is aangenomen.
Duidelijk is dat de ouders onderling niet verder komen. De in de afgelopen jaren ondernomen pogingen om tot verbetering van de situatie te komen hebben niet gewerkt.
De vader denkt dat de inzet van een andere GI (het Leger des Heils) in deze zaak juist veel voor de kinderen kan betekenen.
Doordat er geen ondertoezichtstelling meer is worden de ouders aan hun lot overgelaten.
Dit betekent dat er geen communicatie is. Ieder heeft zijn eigen wijze van opvoeding en ieder contact leidt tot een conflict. Dat de ouders na het einde van de ondertoezichtstelling zelf zaken gaan oppakken is geen optie. De ouders moeten een ouderschapsplan opstellen en invulling geven aan parallel solo ouderschap. Het vaderbeeld van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] moet worden genuanceerd en de kinderen moeten worden ontschuldigd. Ook is het nodig dat er een psychologisch onderzoek van de moeder plaatsvindt om inzicht te krijgen in haar problematiek. Deze doelen worden niet behaald in het vrijwillig kader.
Door nu de ondertoezichtstelling af te sluiten is niets opgelost. De kinderen zijn immers nog steeds onderdeel van de strijd tussen de ouders.
De rechtbank is er ten onrechte aan voorbij gegaan dat er inmiddels een andere situatie is ontstaan. De vader heeft zich laten onderzoeken en is in gesprek gegaan met de jeugdconsulente bij de gemeente [gemeente] . De vader blijkt geen ASS te hebben en ook is trauma uit het verleden uitgesloten. Hij heeft wel psychosociale klachten als gevolg van de complexe echtscheiding en het verlies van het contact met de oudste twee kinderen. Hij wil hiervoor behandeld worden en is hiermee gestart. De vader leert verder wat hij nodig heeft om constructief te communiceren en hoe hij dit kan vasthouden. Ook leert hij wat er nodig is om met de huidige situatie om te gaan, zodat hij voor de kinderen een emotioneel en fysiek beschikbare vader blijft. Hij wordt verder ondersteund bij het aanvragen van voor hem passende hulp. Tot slot benoemt de vader dat de jeugdbeschermer van de GI veel steken heeft laten vallen en een eigen beeld van hem had dat niet is onderbouwd door onderzoeken of feiten. De rechtbank is hierin ten onrechte meegegaan.