ECLI:NL:GHSHE:2025:2398

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
20-003180-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met aanvulling en verbetering van gronden, gevangenisstraf en vrijheidsbeperkende maatregel

Op 5 september 2025 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, dat op 14 november 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1995, was veroordeeld voor een reeks strafbare feiten, waaronder belaging, bedreiging, mishandeling en vernieling. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de opgelegde straf en maatregelen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaren, met aftrek van voorarrest, en er werd een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, bestaande uit een contactverbod en een locatieverbod. De rechtbank had eerder de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, maar het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen deze vrijspraken. Het hof oordeelde dat de ernst van de feiten en het justitiële verleden van de verdachte een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming vereisten. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan meerdere geweldsdelicten tegen zijn ex-vriendin en had ook andere personen bedreigd en mishandeld. Het hof nam de overwegingen van de rechtbank over en voegde enkele verbeteringen toe aan het vonnis. De opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel werd dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien het risico op herhaling van strafbare feiten.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003180-23
Uitspraak : 5 september 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 14 november 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 01-007357-22, 03-260743-21, 01-003209-22, 01-004226-22,
01-215713-22, 01-307860-22, 01-338256-22, 01-001165-23, en 01-032794-23 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 01-256469-21, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
thans verblijvende in [instantie] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is gelet op het dictum de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de strafvervolging van de verdachte ter zake van het onder parketnummer
01-338256-22 onder feit 2 tenlastegelegde
(het hof begrijpt uit de overwegingen op pagina 6 en gelet op het dictum van het vonnis waarin voor wat betreft parketnummer 01-004226-22 enkel feiten 1 en 3 bewezen zijn verklaard: parketnummer 01-004226-22, feit 2)en ter zake van het onder parketnummer 01-001165-23 onder feit 1, onder het eerste (voor zover het ziet op de deuren) en het tweede gedachtestreepje tenlastegelegde en is de verdachte vrijgesproken van het onder parketnummer 01-338256-22 onder feit 5 tenlastegelegde.
De rechtbank heeft de overige tenlastegelegde feiten bewezenverklaard en (telkens) gekwalificeerd als:
  • ‘belaging, meermalen gepleegd’ (parketnummer 01-007357-22, feit 1);
  • ‘bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd’ (parketnummer
  • ‘eenvoudige belediging, meermalen gepleegd’ (parketnummer 01-007357-22, feit 3);
  • ‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen’ (parketnummer 01-007357-22 feit 4, parketnummer 01-003209-22 feit 1 en feit 3, parketnummer 01-004226-22 feit 1, parketnummer 01-215713-22 feit 1 en parketnummer 01-338256-22 feit 2);
  • ‘overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994’ (parketnummer 03-260743-21, feit 1);
  • ‘overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994’ (parketnummer 03-260743-21, feit 2);
  • ‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd’ (parketnummer 01-003209-22 feit 2 en parketnummer
  • ‘mishandeling’ (parketnummer 01-004226-22 feit 3, parketnummer 01-307860-22 en parketnummer 01-338256-22 feit 3 en feit 4);
  • ‘in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen’ (parketnummer 01-215713-22, feit 2);
  • ‘belaging’ (parketnummer 01-338256-22, feit 1);
  • ‘mishandeling, meermalen gepleegd’ (parketnummer 01-001165-23, feit 2);
  • ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’ (parketnummer
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 329 dagen met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de rechtbank de terbeschikkingstelling van de verdachte met bevel tot verpleging van overheidswege gelast en heeft de rechtbank de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, aan de verdachte opgelegd.
De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 01-256469-21 afgewezen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] (parketnummer 03-260743-21, feit 1) is door de rechtbank gedeeltelijk toegewezen tot het bedrag van € 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij [benadeelde 1] is in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] (parketnummer 01-001165-23 feit 1 en feit 2, parketnummer 01-215713-22 feit 1, parketnummer 01-338256-22 feit 1, feit 2 en feit 3) is door de rechtbank toegewezen tot het gevorderde bedrag van € 4.104,59, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] (parketnummer 01-307860-22 feit 1) is door de rechtbank gedeeltelijk toegewezen tot het bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij [benadeelde 3] is in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] (parketnummer 01-338256-22 feit 4) is door de rechtbank gedeeltelijk toegewezen tot het bedrag van € 621,10, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij [benadeelde 4] is in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partijen [benadeelde 5] (parketnummer 01-215713-22 feit 1), [benadeelde 6] (parketnummer 01-001165-23 feit 1) en [benadeelde 7] (parketnummer 01-001165-23 feit 1) zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering tot schadevergoeding.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij [benadeelde 5] (parketnummer 01-215713-22 feit 1) is door de rechtbank
niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. In hoger beroep heeft deze benadeelde partij zich niet opnieuw gesteld ter zake van geleden schade. Gelet daarop is de vordering in hoger beroep niet meer aan de orde.
De benadeelde partij [benadeelde 4] (parketnummer 01-338256-22, feit 4) is door de rechtbank gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. De vordering is daardoor, van rechtswege, alleen voor het toegewezen gedeelte van de vordering aan het oordeel van het hof onderworpen.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de rechtbank van het onder parketnummer 01-338256-22 feit 5 tenlastegelegde, alsmede de vrijspraak van het onder parketnummer 01-001165-23, onder feit 1, onder het vijfde gedachtestreepje tenlastegelegde. Gelet op het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
De verdachte zal – wegens gebrek aan enig rechtens te respecteren belang – ook
niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep voor zover dit is gericht tegen de beslissing van de rechtbank om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de strafvervolging van de verdachte ter zake van het onder parketnummer 01-004226-22 feit 2 tenlastegelegde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en maatregelen en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 909 dagen met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een contactverbod met
[benadeelde 2] en een locatieverbod voor de [adres 2] , voor de duur van vijf jaren zal opleggen en deze maatregel dadelijk uitvoerbaar zal verklaren.
Door de raadsman van de verdachte is een straftoemetingsverweer gevoerd, in die zin dat is verzocht aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] is door de raadsman verzocht het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade te matigen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het bestreden vonnis, met aanvulling en verbetering van de gronden waarop dit berust en met uitzondering van de opgelegde straf en maatregelen.
In zoverre zal het vonnis waarvan beroep worden vernietigd. Bijgevolg zal de daarmee samenhangende overweging van de rechtbank, dus voor zover die ziet op de opgelegde straf en maatregelen, in zijn geheel worden vervangen op de wijze zoals hierna vermeld.
Het hof kan zich wel verenigen met de beslissing van de rechtbank aangaande de ten behoeve van de benadeelde partijen opgelegde schadevergoedingsmaatregelen, zodat deze zullen worden bevestigd.
Het hof ziet voorts aanleiding om in het dictum de vrijspraakbeslissing van de rechtbank ten aanzien van het onder parketnummer 01-001165-23, onder feit 1, onder het vijfde gedachtestreepje tenlastegelegde op te nemen, nu deze beslissing door de rechtbank abusievelijk niet in het dictum is opgenomen.
Het hof zal tevens de toepasselijke wettelijke voorschriften waarop de beslissingen van de rechtbank zijn gegrond vervangen door de hierna opgenomen artikelen.
Tot slot zal het hof, indien tegen dit arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, de door het hof noodzakelijk geachte aanvullingen en verbeteringen van de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen opnemen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Op te leggen straf en maatregel
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank heeft in het vonnis ten aanzien van de op te leggen straf het volgende overwogen (pagina 13 tot en met 15):
“Ernst van de feitenVerdachte heeft zich over een periode van anderhalf jaar schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten tegen zijn ex-vriendin [benadeelde 2] . Het begon met verschillende vernielingen (van haar auto, autospiegels en ruiten van haar huurwoning). Verdachte is ook tegen de wil van [benadeelde 2] binnengedrongen in haar woning. Als verdachte ’s nachts een ruit ingooit om zo de woning binnen te dringen, ziet [benadeelde 2] zich genoodzaakt om samen met haar jonge dochter zich te verstoppen in de badkamer. Als de politie ter plaatse komt, springt de dochter van [benadeelde 2] bij één van de politieagenten in de armen en zegt dat verdachte nog binnen is (wat inderdaad het geval was), dat ze bang is en dat de politieagent haar moet helpen. De rechtbank vindt dit zeer schokkend en ernstig.
Vanwege deze huisvredebreuk (die gepaard gaat met de zoveelste vernieling) bij [benadeelde 2] , wordt op 17 maart 2022 de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte opgeheven. Als verdachte na ongeveer 1 maand weer wordt geschorst blijft het enkele maanden rustig, maar daarna gaat het weer mis. [benadeelde 2] wordt door verdachte mishandeld op 21 oktober (door te slaan, schoppen en aan de haren meetrekken), 20 november (door te slaan en te bijten) én 29 december 2022 (door aan de haren richting de grond te trekken). Bij de mishandelingen van 21 oktober en 20 november 2022 loopt [benadeelde 2] ook flink letsel op.
De jonge dochter van aangeefster is op 20 november 2022 getuige van de mishandeling van haar moeder door verdachte. Het moet zeer beangstigend voor haar zijn geweest dat zij weer wordt geconfronteerd met de agressie van verdachte tegen haar moeder.
Op 29 december heeft verdachte, zoals hiervoor reeds besproken, aangeefster mishandeld door haar uit het niets bij haar haren te pakken en naar de grond te trekken als hij haar bij toeval tegenkomt in de shop van een tankstation. Aangever [benadeelde 4] is ook in deze shop en als hij tussenbeide wil komen om [benadeelde 2] te helpen (een vrouw die uit het niets door verdachte aan haar haren wordt getrokken), richt de agressie van verdachte zich tegen hem. Verdachte heeft op zichzelf terecht gesteld dat [benadeelde 4] zich ook niet onbetuigd heeft gelaten en dat verdachte ook flink letsel heeft opgelopen, maar het is verdachte die als eerste een duw geeft aan [benadeelde 4] . [benadeelde 4] heeft flink letsel opgelopen, waaronder bijtwonden in zijn voorhoofd.
Niet alleen op 29 december 2022 heeft de agressie van verdachte zich gericht op een omstander die verdachte en [benadeelde 2] wilde scheiden als hij getuige is van het geweld door verdachte tegen die [benadeelde 2] . Ook op 20 november was dat het geval. Uit het procesdossier blijkt dat als een omstander tussenbeide wil komen omdat verdachte bovenop [benadeelde 2] ligt en [benadeelde 2] slaat, verdachte zich tot die omstander richt en slaande bewegingen maakt naar deze omstander terwijl hij zegt “vechten, vechten”.
In de periode tussen de mishandelingen van 20 november en 29 december 2022 heeft verdachte [benadeelde 2] ook belaagd door het sturen van diverse nare, intimiderende en bedreigende e-mails en voicemailberichten. De impact van deze belaging is natuurlijk vergroot door alle eerdere agressieve voorvallen. Uit de aangiftes van [benadeelde 2] blijkt goed welk effect dit alles heeft gehad op het leven van haar en haar dochter. [benadeelde 2] heeft een hele lange periode geleden onder het agressieve en obsessieve gedrag van verdachte. De rechtbank rekent verdachte al deze feiten dan ook zwaar aan.
Niet alleen [benadeelde 2] en [benadeelde 4] zijn slachtoffer geworden van het agressieve gedrag van verdachte, ook de familie [betrokkene] is het slachtoffer geweest van belaging, vernieling en bedreiging door verdachte. Er was een conflict over het betalen van een factuur, omdat de familie [betrokkene] van mening was dat verdachte ondeugdelijk werk had afgeleverd. verdachte heeft toen op diverse manieren geprobeerd om het leven van de familie [betrokkene] zo zuur te maken dat zij zouden betalen om maar van verdachte af te zijn. Verdachte stuurt bedreigende berichten en komt vaak langs om tegen de ramen te bonzen, de deurbel langdurig in te drukken en met groot licht van zijn bestelbus in de woning te schijnen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van de familie [betrokkene] blijkt dat dit een zeer grote impact heeft gehad op hun leven en dat van hun vierjarige dochter (verdachte schreef aan diens moeder [betrokkene] : “jou kindje gaat huilen, mama mama, ik ben bang”). De rechtbank acht het onbegrijpelijk dat verdachte, zelfs nadat hij bij de familie [betrokkene] aan de deur door de politie is aangehouden, doorgaat met deze zeer intimiderende gedragingen.
Ook een andere klant met wie verdachte een geschil had over de betaling van de factuur (een klant die tussentijds een andere stukadoor moet inschakelen omdat verdachte opeens niet meer komt opdagen en verdachte daarna wel betaling van het volledig afgesproken bedrag eist) wordt geconfronteerd met de agressieve incassomethodes van verdachte als er bij hen een lamp wordt vernield door verdachte.
Verdachte laat niet alleen agressie zien tegen zijn (ex-)vriendin [benadeelde 2] , tegen omstanders die haar willen helpen als zij wordt belaagd door verdachte en tegen klanten met wie hij een conflict heeft, maar ook in het verkeer blijkt verdachte een zeer kort lontje te hebben. Motorrijder [benadeelde 3] krijgt een harde vuistslag (met een bloedende wond bij de wenkbrauw tot gevolg) als hij zijn hand opsteekt als verdachte een vreemde verkeersmanoeuvre maakt waarbij verdachte met zijn bestelbus op [benadeelde 3] af komt rijden.Daarnaast wordt de auto van [betrokkene 2] vernield als hij claxonneert, omdat hij een noodstop moet maken als verdachte geen voorrang verleent en plotsklaps de weg opdraait. Verdachte stapt dan uit en gebaart boos met de armen dat [betrokkene 2] moet uitstappen om te vechten. Als [betrokkene 2] zo verstandig is om niet op deze provocatie in te gaan, geeft verdachte drie trappen tegen de auto van [betrokkene 2] .Ook een verkeersregelaar krijgt een harde duw van verdachte, waardoor hij op de grond valt. De aanleiding voor dit geweld blijkt niet uit het procesdossier, maar uit de filmbeelden en de verklaring van een getuige blijkt wel dat de verkeersregelaar al met zijn knieën op de grond lag en dat verdachte dan nogmaals terugkomt om een duw te geven. Dit sluit aan bij de andere gedragingen van verdachte; er is nauwelijks aanleiding nodig voor verdachte om gewelddadig te reageren.Dat verdachte een asociale verkeersdeelnemer is blijkt verder uit het feit dat hij onder invloed van amfetamine een verkeersongeval veroorzaakt en doorrijdt.
Tot slot heeft verdachte ook zijn vader telefonisch bedreigd met de dood, door het laten afgaan van een handgranaat, als verdachte zijn vader zou zien. Na deze bedreiging is verdachte ook daadwerkelijk naar de woning van zijn vader is gegaan. Dit heeft veel indruk gemaakt op de vader en stiefmoeder van verdachte.”
Het hof verenigt zich met deze overweging van de rechtbank, neemt deze over en maakt deze tot de zijne.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 10 april 2025, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt hij eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld, waaronder voor soortgelijke feiten als de onderhavige, zij het niet voor belaging.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte in dit verband verklaard dat hij de afgelopen twee maanden in het kader van een schorsing van zijn voorlopige hechtenis heeft verbleven in [instantie] , waar hij verschillende therapieën heeft gevolgd. Wanneer hij vrijkomt, gaat de verdachte tijdelijk bij zijn moeder wonen en wil hij zijn werkzaamheden als stukadoor weer oppakken.
Tevens heeft het hof kennisgenomen van de inhoud van de omtrent de verdachte uitgebrachte Pro Justitia-rapportages en reclasseringsrapportages.
Uit de aanvullende Pro Justitia-rapportage d.d. 4 december 2024 betreffende een psychiatrisch onderzoek komt naar voren dat bij de verdachte sprake is van een ernstige verslaving aan amfetamine (speed), in remissie na zelfstandig stoppen en de huidige detentie. Tijdens de verslavingsperiode was voorts sprake van een problematische partnerrelatie. Behoudens de verslaving is er geen complicerende psychiatrische problematiek geconstateerd. Het recidiverisico op agressieve gedragingen wordt ingeschat als laag als de verdachte abstinent blijft van amfetamine.
Uit de aanvullende Pro Justitia-rapportage d.d. 4 december 2024 betreffende een psychologisch onderzoek volgt dat bij de verdachte sprake is van een stoornis in het gebruik van een stimulantium (speed), in een regulerende omgeving in (gedwongen) remissie. De psycholoog classificeert thans – in tegenstelling tot tijdens het eerdere psychologische onderzoek d.d. 9 februari 2023 –geen persoonlijkheidsstoornis bij de verdachte, maar wel antisociale, narcistische en borderline trekken. Het recidiverisico op gewelddadig gedrag wordt bij abstinent blijven van middelen ingeschat als laag.
Uit de reclasseringsrapportage d.d. 15 augustus 2025 komt naar voren dat de verdachte inmiddels geruime tijd abstinent is van amfetamine, welk gebruik een ontremmende werking lijkt te hebben gehad op zijn gedrag. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de ernst en de hoeveelheid bewezenverklaarde feiten, het justitiële verleden van de verdachte en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof betrekt bij zijn oordeel over de op te leggen straf tevens dat de verdachte gedurende zijn detentie – na het wijzen van het vonnis door de rechtbank en nadat hij was overgeplaatst naar een andere penitentiaire inrichting waar het telefoonnummer van aangeefster [benadeelde 2] niet geblokkeerd was voor de verdachte – veelvuldig telefonisch contact heeft proberen op te nemen met aangeefster [benadeelde 2] , alsook dat de verdachte nadat zijn voorlopige hechtenis door het hof op 4 juni 2025 was geschorst, op 5 juni 2025 een Whatsappbericht heeft gestuurd naar de vader van de dochter van aangeefster [benadeelde 2] , luidende: “Ik ben jou en die hamster niet vergeten pas maar beter goed op jullie konijntje”. Het hof neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting ziet het hof voorts – evenals de advocaat-generaal – aanleiding om, ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten, aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht op te leggen voor de duur van 3 jaren, inhoudende een contactverbod met [benadeelde 2] , geboren op [geboortedatum 1] , en [betrokkene 3] , geboren op [geboortedatum 2] , en een gebiedsverbod, inhoudende dat de verdachte zich niet zal ophouden in een straal van 500 meter rondom de woning aan de [adres 2] (zijnde het huidige adres van aangeefster [benadeelde 2] ). Dit gebied is aangegeven op de bij dit arrest gevoegde kaart, opgenomen in bijlage I. Het hof zal daarbij bepalen dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, hechtenis voor de duur van 2 weken, met een maximum van 6 maanden, zal worden toegepast. Toepassing van de hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de maatregel niet op.
Het hof zal de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren nu gelet op de aard van het bewezenverklaarde handelen en het justitiële verleden van de verdachte er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een of meer bepaalde personen.
Geen TBS met dwangverpleging
Anders dan de rechtbank wordt door het hof geen TBS met dwangverpleging opgelegd. Door [deskundige 1] , psychiater, is in zijn rapport van 4 december 2024 opgenomen:
Het is niet gebleken dat er psychiatrische problematiek ten grondslag ligt aan de gedragingen van betrokkene ten tijde van de ten laste gelegde feiten indien bewezen. Anders dan speedgebruik en ernstige partnerrelatie problematiek, welke laatste waarschijnlijk ook drugs gerelateerd was. Hierom is het advies om deze bovenstaande ten laste gelegde feiten indien bewezen, volledig aan de verdachte toe te rekenen.
In de actualisatie van het rapport van de GZ-psycholoog [deskundige 2] – eveneens van 4 december 2024 – is het volgende te lezen:
In de Pro Justitia rapportage ging ondergetekende ervan uit dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis en dat de disfuncties die voortvloeien uit de stoornis een significante rol hebben gespeeld bij de doorwerking. Thans staat het effect van middelengebruik centraal. Er was sprake van een ernstige verslavingsproblematiek. Toch wist betrokkene welk effect het middelengebruik op hem zou hebben en had hij hulp kunnen vragen bij het abstinent blijven/worden van middelen. Hiervoor heeft betrokkene niet gekozen. Dat zou kunnen pleiten voor het advies betrokkene als toerekeningsvatbaar te beschouwen voor de feiten die bewezen worden geacht.
Gezien bovenstaande adviezen acht het hof het niet opportuun een tbs met dwangverpleging aan de verdachte op te leggen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Het hof overweegt, in aanvulling op hetgeen de rechtbank reeds heeft overwogen met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] , het volgende.
Door de raadsman van de verdachte is met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] bepleit dat het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade dient te worden gematigd, omdat – zo begrijpt het hof – sprake is van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij.
Het hof overweegt als volgt.
Naar het oordeel van het hof is onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij zich zodanig heeft gedragen dat mede aan haar schuld te wijten is dat immateriële schade is ontstaan. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om bij de bepaling van de immateriële schadevergoeding rekening te houden met eigen schuld van de benadeelde partij in de zin van artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof vervangt de door de rechtbank aangehaalde artikelen door de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 63, 138, 266, 285, 285b, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, doch uitsluitend ten aanzien van de opgelegde straf en maatregelen, en doet in zoverre opnieuw recht:
vult het dictum van het vonnis van de rechtbank aan met de navolgende beslissingen:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-001165-23, onder feit 1, onder het vijfde gedachtestreepje tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraakbeslissing ter zake van het onder parketnummer 01-338256-22 onder feit 5 tenlastegelegde, de vrijspraak van het onder parketnummer 01-001165-23, onder feit 1, onder het vijfde gedachtestreepje tenlastegelegde, alsmede de beslissing van de rechtbank om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren ter zake van het onder parketnummer 01-004226-22 onder feit 2 tenlastegelegde;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde:
  • voor de duur van 3 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde 2] , geboren op [geboortedatum 1] en/of [betrokkene 3] , geboren op [geboortedatum 2] ;
  • voor de duur van 3 jaren zich niet zal ophouden in het gebied binnen een straal van 500 meter rondom de woning aan de [adres 2] , zoals afgebeeld op de in de bijlage opgenomen afbeelding;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor iedere keer dat de verdachte de maatregel overtreedt. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 (twee) weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige, met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. H.A.T.G. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. van Kaathoven, griffier,
en op 5 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.