3.19.Het hof oordeelt als volgt.
3.19.1.Aangezien de vader de kinderen heeft erkend, is hij de juridische ouder van de kinderen.
Ingevolge artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW) stelt de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast.
3.19.2.Voor deze procedure in hoger beroep van de beslissing van 14 augustus 2024 geldt dat het hof dient te beoordelen welke
voorlopigebeslissing over de omgang dient te worden genomen. De procedure in eerste aanleg loopt nog, waarin het eerst aan de rechtbank is om een definitieve beslissing over de omgang te nemen.
3.19.3.De rechter zal bij het nemen van een beslissing in voorkomende gevallen over omgang met kinderen het op 1 maart 2016 in werking getreden Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (hierna: Verdrag van Istanbul) in acht moeten nemen. Dit is een mensenrechtenverdrag waarin aan de overheid verplichtingen worden opgelegd om geweld tegen vrouwen te voorkomen en te bestrijden. Ook besteedt het verdrag aandacht aan de maatregelen die nodig zijn voor de opvang en bescherming van slachtoffers van geweld tegen vrouwen en van huiselijk geweld.
3.19.4.In de memorie van toelichting bij de goedkeuring van het Verdrag van Istanbul staat bij artikel 2 lid 2 dat het verdrag van toepassing is op alle slachtoffers van huiselijk geweld, dus zowel vrouwen, als mannen en kinderen.
Ingevolge artikel 31 van het Verdrag moeten wetgevende of andere maatregelen nemen teneinde te waarborgen dat bij de vaststelling van de omgangsregeling voor kinderen rekening wordt gehouden met gevallen van geweld die vallen onder de reikwijdte van het Verdrag. Het tweede lid van artikel 31 verplicht Verdragspartijen te waarborgen dat de uitvoering van een omgangsregeling niet ten koste gaat van de rechten en de veiligheid van het slachtoffer of de kinderen.
In genoemde memorie van toelichting staat dat partnergeweld een reden kan zijn om omgang te ontzeggen, als dat in het belang van het kind is.
3.19.5.In de Nederlandse wetgeving op het gebied van gezag en omgang wordt niet expliciet genoemd dat geweld tegen vrouwen of huiselijk geweld een factor is waarmee de rechter rekening houdt bij het nemen van zijn beslissing, maar vanzelfsprekend is dat de Nederlandse rechter dat wel moet doen; de veiligheid van de ouder en het kind zal centraal moeten staan bij de beslissing over de omgang en wat in het belang van het kind is.
Herstelfunctie hoger beroep
3.19.6.Het hof stelt vast dat de procedure in eerste aanleg is aangevangen in juni 2018.
In de één na laatste beschikking (van 3 mei 2023) is een voorlopige begeleide omgangsregeling opgelegd, met de veroordeling van de moeder tot het betalen van een dwangsom voor iedere keer dat zij daaraan haar medewerking niet zou verlenen, conform het gewijzigde verzoek van de vader bij brief van 21 juli 2022, houdende een reactie op het raadsrapport van 6 juli 2022.
In de laatste, bestreden beschikking (van 14 augustus 2024) is een voorlopige onbegeleide omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige 1] bepaald (en een BOR II-regeling met betrekking tot de tweeling), wederom onder verbeurte van dwangsommen, conform het gewijzigde verzoek van de vader bij brief van 11 januari 2024, houdende een reactie op het raadsrapport van 15 december 2023.
Uit het dossier van de eerste aanleg kan het hof niet opmaken of de moeder een termijn is gegeven voor het voeren van verweer op de gewijzigde verzoeken van de vader. In ieder geval heeft er sinds 27 juli 2021 geen mondelinge behandeling in het kader van de verzoeken meer plaatsgevonden. In de beschikkingen van 3 mei 2023 en 14 augustus 2024 heeft de rechtbank overwogen geen aanleiding te zien voor een nadere mondelinge behandeling.
3.19.7.De moeder stelt in hoger beroep dat er onvoldoende hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden ten aanzien van de gewijzigde verzoeken van de vader. Ook acht zij het onbegrijpelijk dat de rechtbank dergelijke vergaande beslissingen heeft kunnen geven, na zoveel tijdsverloop en dus zonder op de hoogte te zijn van de meest actuele stand van zaken, die bovendien deels afwijken van het (wederom gewijzigde) advies van de raad.
3.19.8.Hoewel het hof zijn bedenkingen heeft over de hiervoor beschreven gang van zaken in eerste aanleg, is het hof, gezien de herstelfunctie van het hoger beroep, van oordeel dat de moeder geen belang heeft bij haar grief ter zake.
Het hof gaat over tot de inhoudelijke beoordeling van de zaak.
De inhoudelijke beoordeling in principaal en incidenteel hoger beroep
3.19.9.Het hof heeft met verbazing kennisgenomen van de wijze waarop in dit dossier het grensoverschrijdende gedrag van de vader door de betrokken professionals wordt vergoelijkt en wordt ‘verklaard’ door het feit dat hij gefrustreerd is omdat hij zijn kinderen mist. Ook wordt telkenmale verwezen naar de dynamiek tussen de ouders van ‘aantrekken en afstoten’, terwijl naar het oordeel van het hof onmiskenbaar ook sprake is van een dader-slachtoffer dynamiek. Daarbij is het hof van oordeel dat de moeder en de kinderen te weinig worden erkend als slachtoffers van het huiselijk geweld. Het hof wijst in dit kader op enkele voorbeelden die uit het omvangrijke dossier naar voren komen, maar in de verschillende raadsrapporten en tussen de ouders gegeven beschikkingen onderbelicht zijn gebleven.
3.19.10.Al vroeg in de relatie, namelijk op 18 mei 2017 heeft zich een incident tussen de ouders voorgedaan, waarbij volgens de moeder sprake is geweest van mishandeling van de moeder en een poging tot ontvoering van [minderjarige 1] . [minderjarige 1] , toen drie maanden oud, is blijkens de door de moeder gedane aangifte, tijdens een ruzie tussen de ouders, door de vader uit haar bedje gehaald en na een worsteling en een hevige woordenwisseling tussen de ouders meegenomen. Een buurman heeft de vader tegengehouden en [minderjarige 1] naar de moeder gebracht. De politie was hierbij betrokken. De zaak is geseponeerd maar in het vonnis in kort geding van 11 juli 2018 leest het hof dat de vader het incident ‘ten zeerste betreurt’ en het dus niet ontkent.
3.19.11.Daarnaast wijst het hof op de verklaring die de moeder heeft gegeven in het raadsrapport van 15 april 2020, over de nacht waarin de tweeling is verwekt. De moeder verklaart dat zij de vader in de betreffende nacht niet binnen wilde laten. Hij vernielde vervolgens het raam van de woonkamer. De moeder heeft uit angst voor wat er verder zou gebeuren vader binnen gelaten. De moeder heeft aangegeven dat zij in beginsel de politie wilde bellen omdat zij bang was voor vader, maar dat haar telefoon niet in de buurt lag. Omdat de kinderen allemaal in bed lagen, wilde moeder vader niet kwader maken en daarom durfde zij niet op zoek naar haar telefoon om de politie te bellen. Moeder verklaart in dat kader ook dat vader in de afgelopen jaren vele dreigementen heeft geuit richting moeder, onder andere dat hij het huis in brand zou steken als moeder met alle kinderen daarin aanwezig was.
“Desgevraagd was er geen sprake van gedwongen seksueel contact, echter voelde moeder zich zo angstig dat zij vader seks 'heeft gegeven' in de hoop dat hij rustig de woning zou verlaten daarna. Als de raadsonderzoeker moeder aangeeft dat moeder in haar gedrag niet duidelijk is richting vader en hiermee deze 'ongezonde' relatie ook in stand houdt, herkent moeder dit gedeeltelijk. Zij erkent dat zij hiermee onduidelijk is voor vader. Aan de andere kant kon ze ook niet anders vanuit haar grote angst voor vader. Moeder heeft altijd geprobeerd keuzes te maken vanuit het belang van de kinderen. Door af en toe toe te geven aan vader, hoopte zij dat het rustig bleef. De kinderen hebben namelijk veel meegekregen van alle hoogoplopende spanningen en ruzies. Moeder geeft aan dat zij in deze periode veelal aan de bel heeft getrokken bij hulpverlening, de raad en politie, echter deed niemand iets.” Het hof begrijpt deze situatie als een voor de moeder onveilige en bedreigende situatie, waarin zij zich genoodzaakt heeft gevoeld toe te geven aan de wensen van de vader, nadat de vader met geweld toegang tot de woning heeft afgedwongen en zij verdere escalaties hoopte te voorkomen en de kinderen niet aan nog meer geweld wilde blootstellen.
3.19.12.In 2021 is de vader vervolgens veroordeeld voor enkele strafbare feiten, waaronder vernieling en huisvredebreuk in de woning van de moeder, gepleegd in oktober 2019. De vader heeft een raam en een rolluik vernield. In het strafvonnis van de rechtbank Limburg van 23 februari 2021 heeft de meervoudige kamer ten aanzien van deze strafbare feiten overwogen:
“Behalve aan deze overval op een oude dame, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling en huisvredebreuk bij het huis van zijn ex-partner. Verdachte is, zo geeft hij zelf ook aan, in geëmotioneerde toestand naar de woning van zijn ex-partner gegaan en heeft het rolluik en het raam aan de voordeur vernield. Zijn ex-partner en de kinderen, waaronder een pasgeboren tweeling, waren op dat moment in de woning en verkeerden in angst. Angst vanwege het feit zelf, maar ongetwijfeld ook angst omdat ze niet wisten wat er verder zou gebeuren. Verdachte bekent de vernieling van het rolluik en het deurraam, maar plaatst ter terechtzitting de reden voor dit gedrag en de schuld buiten zichzelf. Hij ziet echter wel in, dat dit een verkeerde actie was, die niet bijdraagt aan de oplossing van de problemen met de omgangsregeling met zijn kinderen.”In de daaropvolgende beschikking 25 oktober 2021, waarbij een BOR-regeling is opgelegd, overweegt de rechtbank:
“De rechtbank verwacht van de moeder dat zij zich houdt aan het door [instantie 1] op te stellen begeleidingsplan en de afgesproken data en dat zij (zoals binnen de BOR gebruikelijk is) aanwijzingen van de professionals opvolgt, de kinderen naar eventuele afspraken brengt en weer ophaalt en positief in woord en daad naar de kinderen uitstraalt dat contact met de vader goed voor hen is en dat ze mogen genieten van het contact met de vader.”De omgang diende in de penitentiaire inrichting plaats te vinden, aldus vanwege de veroordeling van de vader voor het huiselijk geweld tegen de moeder in het bijzijn van de kinderen.
3.19.13.Het BOR-traject dat was opgelegd bij beschikking van 3 mei 2023, is voortijdig beëindigd door het incident dat op 3 september 2023 heeft plaatsgevonden. In het raadsrapport van 15 december 2023, pagina 9, is het incident gedetailleerd beschreven door de moeder, waarbij zij heeft verklaard dat zij uiteindelijk op blote voeten naar het politiebureau is gevlucht. De vader ontkent dat hij agressief is geweest en dat de moeder van hem de kinderen niet mocht meenemen. Het hof leest echter ook dat de politie heeft moeten bemiddelen om de vader de kinderen aan de moeder te laten afgeven.
3.19.14.In het dossier bevindt zich ook een handgeschreven overzicht van de moeder, van de periode februari-maart 2024, waarin staat dat de vader in die periode zich (soms bijna) dagelijks (met anderen) rondom woning van de moeder heeft begeven, haar huis heeft beklad en dreigingen heeft geuit. De vader heeft niet betwist dat hij dit heeft gedaan, maar hij rechtvaardigt zijn gedrag door te stellen dat hij zijn kinderen mist en dat de moeder hem tot waanzin drijft.
3.19.15.Ook na de bestreden beschikking zijn de grensoverschrijdende gedragingen van de vader doorgegaan. De vader verschijnt te pas en te onpas voor de deur van de moeder, wat des te meer klemt omdat in de bestreden beschikking van 14 augustus 2024 is bepaald dat de ouders elkaar (bij de overdracht) niet mogen treffen.
In het verslag van Veilig Thuis van de zorgmeldingen leest het hof dat op 7 oktober 2024 zich een incident heeft voorgaan waarbij de vader de deur van de moeder heeft staan schreeuwen, op ramen heeft geklopt en geprobeerd heeft naar binnen te komen. De vader heeft bij de rapporteur aangegeven dat hij ook lange tijd voor de woning heeft gezeten om te zien of er bewegingen in huis waren. Toen de vader door de brievenbus schreeuwde, heeft iemand in de woning blauwe verf op zijn gezicht gespoten. [dochter] , de dochter van de moeder, heeft aangegeven dat zij dit heeft gedaan. Zij voelde zich niet veilig en maakte zich ernstige zorgen. De vader zegt dat de moeder zijn gezicht heeft ondergespoten en hij acht zichzelf een slachtoffer in die situatie. De rapporteur schrijft echter over de vader: “
Helaas niet voor rede vatbaar. Er valt niet op een normale manier met [de vader] te communiceren, hij springt van de hak op de tak en kan alleen met een luide stem, dan wel schreeuwend communiceren. (…) Wij hebben [de vader] voor de woning weggestuurd en medegedeeld dat hij moet stoppen met het opzoeken van [de moeder] en de kinderen. Ook medegedeeld dat hij niet langs de school moet gaan. [De rapporteur] werd later op de dag gebeld en vernam dat [de vader] (…) toch op de school was geweest. Hij had hier enorm staan schreeuwen en uitspraken gedaan zoals: “Als ik mijn kinderen niet mag zien, neem ik ze mee en zien jullie ze nooit meer.” De school vind dit heel zorgelijk en zowel de docenten als de ouders voelen zich niet veilig. Op dit moment is er geen strafbaar feit gepleegd, dus kunnen we daar niks.”
De vader heeft zich vaker, ondanks het contactverbod, bij de school van de kinderen begeven. In het raadsrapport van 15 december 2023 leest het hof dat de vader, gevraagd naar de impact daarvan op [minderjarige 1] , geïrriteerd heeft gereageerd en dat hij meent dat hij, omdat hij de vader is, [minderjarige 1] op school mag bezoeken. De vader vertelt verderop dat “niets en niemand hem van de kinderen weg kan houden”. Hoewel hij inderdaad een contactverbod had, was en is de vader van mening dat dat nergens op gebaseerd was.
3.19.16.Tijdens de mondelinge behandeling van het hof heeft de vader desgevraagd ook toegegeven dat hij recent het huis van de moeder en de kinderen heeft bespoten met graffiti, maar dat hij “slechts” aan de kinderen wilde laten weten dat hij ze mist. Het raam in de woning is inderdaad door zijn toedoen gesneuveld, maar niet omdat hij het raam heeft ingeslagen maar omdat hij te hard had geklopt, aldus de vader. Het hof is van oordeel dat de vader geen enkel inzicht toont in de impact van zijn handelen en dat hij niet laat zien zich te kunnen verplaatsen in de moeder en de kinderen, die het gedrag van de vader als bedreigend en intimiderend hebben ervaren.
In het licht van deze recente gebeurtenissen volgt het hof de raad bovendien niet in zijn stelling dat de moeder te veel in het verleden blijft hangen.
3.19.17.Het hof is van oordeel dat de agressie en de dwingende en de dreigende houding van de vader jegens de moeder, in het bijzijn van de kinderen, op geen enkele wijze en onder geen enkele omstandigheid te rechtvaardigen is. Toch wordt het gedrag van de vader regelmatig goed gepraat. In dit kader verwijst het hof bijvoorbeeld naar het verslag van Veilig Thuis van de zorgmeldingen op 27 september 2024 respectievelijk 28 september 2024, waaruit blijkt dat de rapporteur de moeder de vraag heeft gesteld “
waarom zij de politie belt als ze toch doet waar ze zelf zin in heeft, zonder dat ze ook maar een enkel advies van VT, de rechter of de school aanneemt.” en dat de rapporteur zegt “
dat gezien de veroordeling tot dwangsommen ze zelf heeft veroorzaakt dat vader daar steeds aan de deur staat en dat zij dan niet steeds de politie kan blijven bellen.”
3.19.18.De moeder wordt verweten ambivalent te zijn, onderdeel te zijn van de ‘dynamiek van aantrekken en afstoten’ en controle te willen uitoefenen over de omgang, terwijl door de verschillende instanties volledig voorbij lijkt te worden gegaan aan de positie van de moeder (en de kinderen) van slachtoffers (en getuigen van) verbaal en fysiek geweld.
Daarnaast wordt naar het oordeel van het hof voorbij gegaan aan het feit dat ondanks de strafrechtelijke veroordeling en de diverse contact- en gebiedsverboden, onder meer als voorwaarde voor de vervroegde invrijheidsstelling, de vader zich telkenmale naar de woning van de moeder begeeft en zich daar agressief en dreigend opstelt en van de moeder, als slachtoffer van geweld verwacht wordt het contact op een positieve manier te ondersteunen. In die zin acht het hof het niet vreemd dat de moeder soms ook aan zichzelf gaat twijfelen en zich afvraagt of ze alles verkeerd heeft gezien (zoals beschreven in raadsrapport 15 december 2023: p. 11). Het gebrek aan erkenning en bescherming tegen het gedrag van de vader kan ook verklaren dat de moeder zich in toenemende mate machteloos en onveilig heeft gevoeld en hulpverlening en andere professionals is gaan wantrouwen, waardoor zij zich niet altijd meewerkend heeft opgesteld en het gezin een ‘gesloten’ indruk maakte, door ramen en rolluiken dicht te houden.
3.19.19.Het hof acht verder zorgelijk dat in de stukken te lezen is dat er geen signalen zijn van agressie van de vader jegens de kinderen. Reeds vanwege het feit dat de kinderen er steeds bij waren als de vader aan de deur van de moeder verscheen en de vader zich ook op de school van de kinderen grenzeloos heeft gedragen, zoals hiervoor uitgebreid beschreven, zijn ook zij slachtsoffers van geweld.
Dat de kinderen in de begeleide contacten met de vader positief op hem reageren, wil niet zeggen dat het geweld niet heeft plaatsgevonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen die slachtoffer zijn geweest van geweld, loyaal kunnen blijven aan de ouder die zich daaraan schuldig heeft gemaakt.
3.19.20.De moeder en de kinderen dienen in bescherming te worden genomen tegen de dwingende en agressieve houding van de vader. Ook dient er zicht te komen op de impact van alle gebeurtenissen op de kinderen. Daarnaast dient er zicht te komen op de pedagogische vaardigheden en agressieregulatie van de vader.
Dat maakt dat er naar het oordeel van het hof op dit moment geen plaats is voor onbegeleide omgang tussen de vader en de kinderen.
3.19.21.De regeling in de bestreden beschikking is niet nagekomen, met als gevolg dat de moeder dwangsommen heeft verbeurd. Sinds maart 2025 staan de kinderen onder toezicht van de GI. Onder regie van de gezinsvoogd is begeleid contact tussen de vader en de kinderen tot stand is gekomen. De gezinsvoogd heeft aldus ook niet ingezet op een strikte naleving van de bestreden beschikking. De moeder werkt mee aan deze door de GI begeleide omgang.
3.19.22.Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en, overeenkomstig de huidige feitelijke situatie, bepalen dat de gezinsvoogd voorlopig de regie krijgt over het verloop en (eventueel de opbouw) van de begeleide omgang. Nu de fysieke en emotionele veiligheid van de moeder en de kinderen voorop dient te staan, zal het hof geen minimale frequentie vastleggen. Daarmee houdt de gezinsvoogd de ruimte om de begeleide omgang stil te leggen als het belang van de kinderen dat vergt.
Dwangsommen en lijfsdwang
3.19.23.Nu de bestreden beschikking wordt vernietigd, komt daarmee de grondslag voor de dwangsommen te vervallen. Het hof is ook overigens van oordeel, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, dat het verzoek van de vader om de moeder te veroordelen tot het betalen van dwangsommen dient te worden afgewezen, evenals het verzoek in incidenteel hoger beroep om de moeder te veroordelen tot lijfsdwang.
3.19.24.De beslissing van het hof over de omgang is zoals gezegd een voorlopige beslissing; het is aan de rechtbank om in een eindbeschikking een definitieve beslissing te geven ten aanzien van de voorliggende verzoeken.