ECLI:NL:GHSHE:2025:2438

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
8 september 2025
Zaaknummer
20-002820-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis in hoger beroep inzake mishandeling van kind

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1981, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand wegens mishandeling van zijn kind. De mishandeling vond plaats op 17 december 2023, toen het slachtoffer, een kind geboren in 2006, aangifte deed van geweld door haar vader. Tijdens het incident heeft de verdachte het slachtoffer met een nekklem vastgehouden en haar geslagen, wat leidde tot pijn en letsel. De verdediging heeft in hoger beroep vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer gedetailleerd en betrouwbaar was, ondersteund door andere bewijsmiddelen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met verbetering van de gronden en aanvulling van de toepasselijke wettelijke voorschriften. De beslissing omvatte ook maatregelen zoals een contactverbod en een gebiedsverbod voor de duur van twee jaar. Het hof heeft de argumenten van de verdediging verworpen, waaronder het verweer van noodweer, en heeft de zaak afgesloten met de bevestiging van het eerdere vonnis.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002820-24
Uitspraak : 3 september 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 9 oktober 2024, in de strafzaak met parketnummer 01-233229-24 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1981,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Lelystad te Lelystad.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte ter zake van mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. Voorts zijn de volgende maatregelen opgelegd:
  • een contactverbod voor de duur van 2 jaren;
  • een gebiedsverbod voor de duur van 2 jaren,
elk met vervangende hechtenis van 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 6 maanden. Voorts heeft de politierechter bevolen dat deze maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen.
Door de verdediging is primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis met verbetering van de gronden en aanvulling van de toepasselijke wettelijke voorschriften.
Bewijsmiddelen [1]
Het hof zal de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen vervangen door de navolgende bewijsmiddelen.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierna bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 29 februari 2024 [2] , voor zover inhoudende als volgt:
Op zondag 17 december 2023 om 20:45 uur, hoorde ik, verbalisant, een persoon die mij opgaf te zijn: [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2006. Zij deed aangifte en verklaarde het volgende:
“Ik doe aangifte van mishandeling tegen mijn vader [verdachte] . Het geweld dat op mij werd uitgeoefend veroorzaakte pijn en/of letsel.
Op zondag 17 december 2023 ben ik naar het huis gegaan van mijn moeder aan [adres] . Omstreeks 20.45 uur kwam ik aangelopen bij mijn huis en zag ik dat [verdachte] voor de deur stond. Ik wilde de woning binnen gaan naar mijn moeder. Ik heb [verdachte] aan de kant geduwd omdat hij voor de deur stond. [verdachte] pakte mij meteen met zijn arm om mijn nek, soort van nekklem en kneep mijn keel dicht. Wij kwamen beiden ten val op de grond. [verdachte] bleef mijn keel dichtknijpen terwijl wij op de grond lagen. Ondertussen sloeg [verdachte] mij met zijn vuist op mijn gezicht terwijl wij nog op de grond lagen. Ik voelde hierdoor pijn in mijn gezicht.
Ik heb pijn aan mijn keel, pijn aan de rechter zijde van mijn gezicht en van mijn buik. Door de val heb ik ook last van mijn linkerknie.”
Korte opmerking verbalisant:
AAB had een rode linker wang en wat rode plekken in haar nek. Ook zag ik, verbalisant, dat AAB een schaafwond had op haar linker knie.
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 17 december 2023 [3] , voor zover inhoudende als volgt:
“Ik verklaar dat ik gebeld werd door mijn nichtje, verder te noemen slachtoffer (het hof begrijpt: aangeefster [slachtoffer] ). Ze wilde dat we samen naar het huis gingen waar zij met haar moeder en broertje woont. Ze wilde haar vader (het hof begrijpt: verdachte [verdachte] ) duidelijk maken dat hij weg moest. Toen ben ik met de auto naar het adres gereden. Ik zag het slachtoffer voorbij lopen en in het volgende moment zag ik het slachtoffer en haar vader op de grond liggen. Ik zag dat haar vader haar in een zogenoemde nekklem had. Ik dacht te zien met zijn rechterhand.”
Verweren van de verdediging
In hoger beroep is door de verdediging aangevoerd dat de verdachte zou moeten worden vrijgesproken, omdat:
de verklaring van aangeefster [slachtoffer] niet betrouwbaar is;
er met betrekking tot de verklaring van getuige [getuige 2] sprake is van een vormverzuim dat bewijsuitsluiting rechtvaardigt;
aan de zijde van de verdachte sprake zou zijn geweest van noodweer, dan wel noodweerexces.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt:
Ad a.
Het hof stelt voorop dat de enkele omstandigheid dat aangeefster geen goede relatie had met de verdachte, nog niet met zich brengt dat haar verklaring onbetrouwbaar is.
Het hof is van oordeel dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer] gedetailleerd is en voldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen. Het letsel is door de verbalisant geconstateerd en vastgelegd op foto’s [4] . Haar aangifte is voorts afgelegd vrijwel direct na het incident. Daar tegenover staan wisselende verklaringen van de verdachte, die bij de politie heeft verklaard zich niets te herinneren van het voorval, maar ter terechtzitting in hoger beroep – na in eerste aanleg hoewel in persoon gedagvaard verstek te hebben laten gaan – plotseling met een uitgebreide verklaring komt.
Het hof acht daarom de aangifte betrouwbaar en bezigt deze tot het bewijs.
Ad b.
Het verweer dat er met betrekking tot de verklaring van getuige [getuige 2] sprake is van een vormverzuim dat bewijsuitsluiting rechtvaardigt, behoeft geen bespreking, aangezien het hof deze verklaring niet tot het bewijs bezigt.
Ad c.
De raadsman heeft aangevoerd dat aan de zijde van de verdachte sprake zou zijn geweest van noodweer dan wel noodweerexces. Het hof verwerpt dit verweer, aangezien het feitelijke grondslag mist nu uit de verklaring van de verdachte zelf niet kan worden afgeleid dat hij zich moest of meende te moeten verdedigen tegen aangeefster.
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
Hetgeen de verdediging overigens nog heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
Aanvulling toepasselijke wettelijke voorschriften
De door de politierechter opgesomde wetsartikelen worden aangevuld met artikel 38v en 38w van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigthet vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. P.J. Hödl en mr. P.J.D.J. Muijen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras en mr. R. Goevaerts, griffiers,
en op 3 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. P.J.D.J. Muijen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s van ambtsedige processen-verbaal van politie, opgenomen in het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met registratienummer: PL2100-2023275422, afgesloten op 23 mei 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 32, zulks tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 29 februari 2024, dossierpagina’s 5-6.
3.Proces-verbaal van verhoor d.d. 17 december 2023, dossierpagina 11.
4.Fotoblad, dossierpagina’s 22-27.