ECLI:NL:GHSHE:2025:244

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
20-001642-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen en zich in het openbaar beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun godsdienst

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte is beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen en zich in het openbaar beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun godsdienst. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 februari 2024 in Heerlen, samen met anderen, geweld heeft gepleegd tegen verschillende goederen, waaronder het kapotgooien van ruiten en het bekladden van een prullenbak en gevel met racistische teksten. Daarnaast heeft de verdachte zich beledigend uitgelaten over moslims door racistische teksten en afbeeldingen te plaatsen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken en schadevergoedingen aan benadeelde partijen opgelegd. In hoger beroep heeft het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot € 537,95 aan materiële schade toegewezen, evenals de vordering van [benadeelde 2] tot € 450,00 aan immateriële schade. Het hof heeft de gevangenisstraf bevestigd en benadrukt dat de verdachte met zijn gedrag niet alleen financiële schade heeft veroorzaakt, maar ook de fundamentele waarden van de samenleving heeft ondermijnd. De verdachte is als strafbaar verklaard en de vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen, met wettelijke rente vanaf de datum van de schade.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001642-24
Uitspraak : 3 februari 2025
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 6 juni 2024, in de strafzaak met parketnummer 03-043032-24 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
- feit 1 (primair): openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen en
- feit 2: zich in het openbaar bij geschrift en afbeelding opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun godsdienst, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Voorts is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 537,95 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] is voor het overige afgewezen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] is door de rechtbank hoofdelijk toegewezen tot het gevorderde bedrag van € 450,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Tot slot is de verdachte is ten aanzien van beide benadeelde partijen veroordeeld in de proceskosten, tot op heden begroot op nihil, en is ten behoeve van beide slachtoffers de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.556,06, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 537,95. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige afgewezen.
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering, reden waarom in hoger beroep de vordering tot schadevergoeding slechts tot een bedrag van € 537,95 aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist, heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] hoofdelijk zal toewijzen tot een bedrag van € 537,95, te vermeerderen met de wettelijke rente, en dat het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] hoofdelijk zal toewijzen tot een bedrag van € 450,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof ten behoeve van beide slachtoffers de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
De raadsman van de verdachte heeft een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij:
1.op of omstreeks 6 februari 2024, in de gemeente Heerlen, openlijk, te weten op de Kempkensweg en/of de Spoorsingel en/of Willemstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere goederen, te weten:
- [benadeelde 3] , door ruiten kapot te gooien en/of racistische teksten op een bord en/of een poort en/of een deur te kladden en/of
- een prullenbak, door deze met een racistische tekst te bekladden en/of
- een luifel, door deze met een racistische tekst te bekladden en/of
- een gevel, door deze met een racistische tekst te bekladden en/of
- een rolluik, door deze met racistische tekst en tekens te bekladden;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 6 februari 2024, in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een deur en/of een poort en/of ruiten en/of een prullenbak en/of een luifel en/of de gevel en/of een rolluik, in elk geval enige goederen, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 6] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 5] , in elk geval aan anderen, toebehoorden, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.op of omstreeks 6 februari 2024, in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, zich in het openbaar, bij geschrift en/of bij afbeelding, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten moslims, wegens hun ras en/of geloof, door in het openbaar op [benadeelde 3] en/of op een prullenbak en/of op meerdere luifels en/of op een rolluik en/of gevel, racistische teksten en afbeeldingen te plaatsen, te weten:
- fuck moslim
- vol is vol
- white power
- fuck/kanker islam
- kankerlijers
- rot op hier uit mijn stad
- meerdere hakenkruizen
- oprotten!!
- ons land
- 100% nl
- jullie pakken ons alles af
- we haben niks meer is genoeg geweest
- fuck alla
- WPWW.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij:
1.op 6 februari 2024, in de gemeente Heerlen, openlijk, te weten, op de Kempkensweg en de Willemstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere goederen, te weten:
- [benadeelde 3] , door ruiten kapot te gooien en racistische teksten op een bord en een deur te kladden en
- een prullenbak, door deze met een racistische tekst te bekladden en
- een gevel, door deze met een racistische tekst te bekladden en
- een rolluik, door deze met racistische tekst en tekens te bekladden;
2.op 6 februari 2024, in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, zich in het openbaar, bij geschrift en bij afbeelding, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten moslims, wegens hun geloof, door in het openbaar op [benadeelde 3] en op een prullenbak en op een rolluik en gevel, racistische teksten en afbeeldingen te plaatsen, te weten:
- vol is vol
- white power
- fuck/kanker islam
- kankerlijers
- rot op hier uit mijn stad
- meerdere hakenkruizen
- oprotten!!
- ons land
- jullie pakken ons alles af
- we haben niks meer is genoeg geweest
- fuck alla
- WPWW.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.

Het onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
zich in het openbaar bij geschrift en afbeelding opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun godsdienst, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging en groepsbelediging door tezamen met een ander de deur van [benadeelde 3], een rolluik, een gevel en een prullenbak te bekladden met hakenkruizen en racistische teksten als “vol is vol”, “white power” en “fuck islam”. Met dit gedrag heeft de verdachte financiële schade en overlast veroorzaakt en geen enkel respect getoond voor andermans eigendomsrecht. Bovendien heeft de verdachte met zijn racistische uitingen blijk gegeven van een gedachtengoed dat indruist tegen fundamentele pijlers van de samenleving, waaronder gelijkheid, veiligheid en het discriminatieverbod. Dergelijke uitingen dragen bij aan het zaaien van angst en polarisatie en ondermijnen de kernwaarden die essentieel zijn voor een vreedzame samenleving. Het hof rekent het de verdachte dan ook zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 10 december 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet recentelijk onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Het hof heeft tevens acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. De raadsman van de verdachte heeft in dit verband naar voren gebracht dat de verdachte, hoewel nog pril, zijn leven een positieve wending probeert te geven. Om deze positieve ontwikkelingen niet te doorkruisen, acht de verdediging oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet wenselijk.
Uit het reclasseringsrapport d.d. 8 februari 2024 volgt dat de reclassering slechts risicoverhogende factoren en geen beschermende factoren aanwezig acht. Interventies zijn weliswaar geïndiceerd, maar onuitvoerbaar gelet op de problemen van de verdachte op alle leefgebieden, waaronder het ontbreken van vaste huisvesting en forse verslavingsproblematiek. De risico’s op recidive en onttrekken aan voorwaarden worden ingeschat als hoog en het risico op letsel als gemiddeld.
Tot slot heeft het hof acht geslagen op het re-integratieplan van het UWV d.d. 10 januari 2025, waaruit volgt dat de verdachte een verleden heeft van middelengebruik, waarbij het risico op terugval op de loer ligt. Voorts wordt beschreven dat het voor de verdachte lastig is om goede contacten buitenshuis te onderhouden door een combinatie van emotionele bagage, sociale obstakels en praktische problemen, waaronder op het gebied van huisvesting. Voorts ervaart de verdachte een gebrek aan positieve alternatieven of ondersteuning. Het doel van het UWV is om te onderzoeken welke stappen gezet kunnen worden om de situatie van de verdachte positief te beïnvloeden. Het re-integratietraject zal echter pas formeel starten na goedkeuring van het re-integratieplan.
Naar het oordeel van het hof kan, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en in verband met een juiste normhandhaving, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Hoewel het hof zich rekenschap heeft gegeven van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht, is het hof, anders dan de verdediging maar met de advocaat-generaal, van oordeel dat oplegging van een taakstraf in dit geval niet passend is. Daarbij heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op het hoge recidiverisico van de verdachte, de negatieve conclusies uit het reclasseringsrapport en het feit dat het re-integratietraject van de verdachte nog een aanvang moet nemen. Het hof beschikt over onvoldoende onderliggende stukken betreffende de (gewijzigde) persoonlijke omstandigheden van de verdachte om tot een ander oordeel te komen.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 1.556,06 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Bij het vonnis waarvan beroep is de vordering gedeeltelijk toegewezen tot een totaalbedrag van € 537,95, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering, zodat de vordering tot schadevergoeding slechts tot een bedrag van € 537,95 aan het oordeel van het hof onderworpen is.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 537,95. Deze post is voldoende onderbouwd en niet betwist, reden waarom het hof het gevorderde bedrag aan materiële schadevergoeding geheel zal toewijzen. De verdachte en zijn mededader zijn hoofdelijk tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2024, zijnde de dag waarop deze schade wordt geacht te zijn geleden, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte, die als in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 537,95. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 450,00 aan immateriële schade. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep integraal toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2024.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Immateriële schadevergoeding komt slechts dan voor vergoeding in aanmerking indien de schade onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Voormeld artikel geeft een limitatieve opsomming van de gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, waaronder mede begrepen het geval dat de benadeelde in zijn eer of goede naam is geschaad. De verdachte heeft tezamen met een ander het rolluik van de winkel van de benadeelde partij [benadeelde 2] beklad met hakenkruizen en racistische teksten als “fuck islam” en “kanker islam”, ten gevolge waarvan de benadeelde partij zich in zijn goede naam en eer aangetast voelde.
Gelet op het vorenoverwogene is het hof uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte en zijn mededader rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof begroot deze schade naar billijkheid op het gevorderde bedrag van € 450,00. De verdachte en zijn mededader zijn hoofdelijk tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2024, zijnde de dag waarop deze schade wordt geacht te zijn geleden, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte, die als in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 2] is toegebracht tot een bedrag van € 450,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 137c en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 537,95 (vijfhonderdzevenendertig euro en vijfennegentig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 537,95 (vijfhonderdzevenendertig euro en vijfennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2024 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 10 (tien) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 450,00 (vierhonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 450,00 (vierhonderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2024 tot aan de dag der voldoening en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 9 (negen) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. dr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. drs. A. Burgmeijer, griffier,
en op 3 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Baaijens-van Geloven is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.