ECLI:NL:GHSHE:2025:2445

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
8 september 2025
Zaaknummer
20-003119-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal door twee of meer verenigde personen met toepassing van schakelbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken voor diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van een maand. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.

Het hof heeft het beroepen vonnis vernietigd, omdat de politierechter niet voldeed aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft de tenlastelegging gesplitst in twee feiten en heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 en 9 februari 2024 te Dongen samen met een medeverdachte levensmiddelen en schoonmaakmiddelen heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003119-24
Uitspraak : 3 september 2025
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 20 november 2024, in de strafzaak met parketnummer 02-230467-24 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte ter zake van diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand.
Namens de verdachte is primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Het hof ziet omwille van de leesbaarheid aanleiding het feitencomplex, zoals dat ten laste is gelegd, te splitsen in twee feiten, zoals hieronder vermeld. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Aan de verdachte is – na splitsing van de tenlastelegging – tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 7 februari 2024 te Dongen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere levensmiddel(en) en/of een of meerdere schoonmaakmiddel(en), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en/of
hij op of omstreeks 9 februari 2024 te Dongen (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere levensmiddelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 februari 2024 te Dongen tezamen en in vereniging met een ander levensmiddelen en een schoonmaakmiddel, die/dat aan [benadeelde] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en
hij op 9 februari 2024 te Dongen tezamen en in vereniging met een ander levensmiddelen, die aan [benadeelde] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Door de verdediging is ten verwere betoogd dat geen sprake is van het medeplegen van de winkeldiefstallen, aangezien de rol van de verdachte onvoldoende is om van een nauwe en bewuste samenwerking te kunnen spreken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt:
Uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte zoals deze uit de bewijsmiddelen naar voren komt, te weten het:
  • gezamenlijk met de medeverdachte [medeverdachte] het [benadeelde] betreden,
  • samen het gangpad inlopen waar de medeverdachte [medeverdachte] diverse goederen in haar tas stopt, waarbij de verdachte naast haar staat,
  • (op het moment dat de medeverdachte [medeverdachte] haar hand terug in de schappen steekt en weer enkele producten in haar tas stopt) om zich heen kijken en het zicht op [medeverdachte] grotendeels te blokkeren door voor haar te gaan staan,
  • gezamenlijk met de medeverdachte [medeverdachte] langs de kassa’s lopen zonder af te rekenen en
  • gezamenlijk de winkel verlaten terwijl zichtbaar is dat er voorwerpen in de tas van de medeverdachte [medeverdachte] zitten,
volgt naar het oordeel van het hof dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] op 7 februari 2024 nauw en bewust hebben samengewerkt om goederen te stelen bij het [benadeelde] . De handelwijze van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] op 9 februari 2024, zoals naar voren komt uit de bewijsmiddelen, vertoont dermate grote gelijkenis met de handelingen op 7 februari 2024, dat het hof wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte ook op 9 februari 2024 de winkeldiefstal in vereniging met de medeverdachte heeft gepleegd.
Het andersluidende verweer wordt verworpen. Hetgeen de verdediging overigens nog heeft aangevoerd, leidt niet tot andere oordelen dan hier gegeven.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert telkens op:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof sluit voor de bepaling van de straf aan bij straffen die door dit hof in gevallen vergelijkbaar met het onderhavige worden opgelegd.
In hetgeen door de raadsman is aangevoerd omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof onvoldoende aanleiding om te komen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf al dan niet in combinatie met een taakstraf, zoals door de raadsman bepleit. Het hof heeft daarbij met name in aanmerking genomen de omstandigheid dat de verdachte herhaaldelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten, hetgeen blijkt uit het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 28 april 2025.
Het hof acht de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van een maand passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Verklaarthet bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. P.J. Hödl en mr. P.J.D.J. Muijen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras en mr. R. Goevaerts, griffiers,
en op 3 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. P.J.D.J. Muijen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.