ECLI:NL:GHSHE:2025:2449

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 september 2025
Publicatiedatum
9 september 2025
Zaaknummer
20-000739-25
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake overtreding Wegenverkeerswet en ontvankelijkheid hoger beroep na termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 14 juni 2023 was gewezen. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken wegens overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Daarnaast was de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf van één week. De verdachte had hoger beroep ingesteld, maar het hof moest beoordelen of dit hoger beroep ontvankelijk was, gezien de termijnoverschrijding.

De politierechter had op 14 juni 2023 verstek verleend aan de verdachte, die niet ter zitting was verschenen. De mededeling van de uitspraak was op 4 juli 2023 in de 'MijnOverheid Berichtenbox' van de verdachte geplaatst. De verdachte had op 5 februari 2025 ingelogd in MijnOverheid, maar het hof oordeelde dat dit niet betekende dat de verdachte tijdig hoger beroep had ingesteld. De termijn voor het instellen van hoger beroep was veertien dagen na de betekening van de uitspraak, en de verdachte had pas op 12 maart 2025 hoger beroep ingesteld.

De verdediging voerde aan dat iemand anders namens de verdachte had ingelogd en dat deze persoon de gerechtelijke mededeling niet had gezien. Het hof oordeelde echter dat de verdachte verantwoordelijk was voor de kennisneming van berichten in de berichtenbox en dat het verstrekken van inloggegevens aan een derde niet afdeed aan deze verantwoordelijkheid. Daarom werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000739-25
Uitspraak : 8 september 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 14 juni 2023, met parketnummer 96-278251-22, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, met parketnummer 96-065337-21, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte ter zake van ‘overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994’, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken. Voorts heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van de onder parketnummer 96-065337-21 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep.
De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte ontvankelijk is in het hoger beroep.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De dagvaarding voor de zitting van de politierechter van 14 juni 2023 is niet aan de verdachte in persoon betekend. De verdachte is ook niet ter zitting van de politierechter verschenen. De politierechter heeft op 14 juni 2023 verstek verleend aan de verdachte en vervolgens vonnis gewezen.
De mededeling uitspraak van dit vonnis is op 4 juli 2023 om 16.00 uur geplaatst in de ‘MijnOverheid Berichtenbox’ van de verdachte. Door verdachte, althans met diens persoonlijke inloggegevens, is op 5 februari 2025 om 20.55 uur door middel van een tweefactorauthenticatie ingelogd in MijnOverheid, waarna een bevestiging is verzonden aan de verdachte in de Berichtenbox van MijnOverheid. In deze bevestiging is de verdachte geïnformeerd over de elektronische overdracht van de gerechtelijke mededeling.
Gelet op artikel 36f, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) geldt betekening door elektronische overdracht als betekening in persoon indien degene voor wie de gerechtelijke mededeling bestemd is, zich toegang verschaft tot de elektronische voorziening. Zoals hiervoor is gebleken heeft de verdachte zich toegang verschaft tot de elektronische voorziening op 5 februari 2025 en aldus heeft dit te gelden als een betekening in persoon.
De verdachte kon volgens artikel 408, tweede lid, Sv gedurende veertien dagen na 5 februari 2025 tegen het vonnis van de politierechter hoger beroep instellen. Het hoger beroep is echter pas ná het verstrijken van die termijn, namelijk op 12 maart 2025, namens de verdachte ingesteld. Het hof stelt dan ook vast dat de verdachte te laat hoger beroep heeft ingesteld.
Door de verdediging is in het kader van de verontschuldigbaarheid van de termijnoverschrijding voor het instellen van het hoger beroep naar voren gebracht dat het niet de verdachte was die had ingelogd in MijnOverheid, maar [betrokkene] . Meneer [betrokkene] zou namens de verdachte hebben ingelogd om voor de verdachte een VOG aan te vragen, omdat de verdachte zelf niet digitaal vaardig is. Meneer [betrokkene] zou de gerechtelijke mededeling niet in de MijnOverheid berichtenbox hebben gezien.
Het hof is van oordeel dat voorgaande feiten en omstandigheden geen verontschuldigbare termijnoverschrijding opleveren en overweegt daartoe als volgt. De verdachte is verantwoordelijk voor de kennisneming van de berichten die zijn geplaatst in de berichtenbox van MijnOverheid. Dat de verdachte iemand anders zijn inloggegevens heeft verstrekt om namens hem in te loggen op MijnOverheid, doet niets aan die verantwoordelijkheid af.
Nu de verdachte het hoger beroep niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn heeft ingesteld, zal de verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door:
mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven, voorzitter,
mr. A.C. Bosch en mr. T. Farber, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Smits, griffier,
en op 8 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.