ECLI:NL:GHSHE:2025:2725

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
20-003228-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake handelen in strijd met de Wet wapens en munitie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. De rechtbank had de verdachte voor feit 2 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, met aftrek van voorarrest, en had de poging doodslag van feit 1 primair niet strafbaar verklaard. De verdachte heeft tegen dit vonnis partieel hoger beroep ingesteld, waarbij het hoger beroep zich beperkt tot de veroordeling ter zake van feit 2.

Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep verricht en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd. De verdachte heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen het bewezenverklaarde feit, maar heeft wel een straftoemetingsverweer gevoerd. Het hof heeft zich verenigd met het vonnis van de rechtbank, maar heeft de opgelegde straf aangepast.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 oktober 2021 een schietklaar vuurwapen met munitie voorhanden heeft gehad. Hoewel de verdachte zich met het vuurwapen heeft verdedigd tegen een aanslag op zijn leven, kan het illegaal bezit van vuurwapens niet getolereerd worden. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn gezinssituatie en de gevolgen van zijn betrokkenheid bij de schietpartij.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om de gevangenisstraf te vervangen door een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren op te leggen. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de opgelegde straf vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003228-23
Uitspraak : 7 oktober 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 21 november 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-285825-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het onder de feiten 1 primair en 2 tenlastegelegde bewezenverklaard en feit 2 gekwalificeerd als: ‘handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II of III’. De rechtbank heeft de bewezenverklaarde poging doodslag van feit 1 primair niet strafbaar verklaard en de verdachte dienaangaande ontslagen van alle rechtsvervolging en de verdachte voor feit 2 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelast van de onder de verdachte inbeslaggenomen personenauto.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis partieel hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is in de appelakte d.d. 30 november 2023 uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder feit 2 is tenlastegelegd. De beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit zijn derhalve niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Namens de verdachte is geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen het door de rechtbank onder feit 2 bewezenverklaarde, maar uitsluitend een straftoemetingsverweer.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en met de gronden waarop dit berust, met uitzondering van de opgelegde straf.
Op te leggen straf
De advocaat-generaal heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf op te leggen, mede gelet op diens persoonlijke omstandigheden.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof acht bewezen dat de verdachte op 12 oktober 2021 in een woonwijk te Bergen op Zoom een schietklaar vuurwapen met munitie voorhanden heeft gehad. Weliswaar heeft de verdachte zich met dat vuurwapen, aldus het vonnis van de rechtbank, terecht verdedigd tegen een aanslag op zijn leven maar niettemin kan het illegaal bezit van vuurwapens – zeker in de openbare ruimte – niet getolereerd worden. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico met zich mee voor de veiligheid van personen en een aanzienlijke bedreiging voor een veilige samenleving, omdat het bezit van wapens en munitie maar al te vaak leidt tot daadwerkelijk gebruik daarvan, zoals in dit geval ook is gebleken, met alle vaak onherstelbare gevolgen van dien.
Bij de beslissing omtrent de aard en omvang van de op te leggen straf heeft het hof acht geslagen op de binnen de rechtspraak ontwikkelde LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting. Bij het in een openbare ruimte voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III onder 1 WWM gaan deze oriëntatiepunten als vertrekpunt uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden en bij het in een openbare ruimte voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie II onder 2 WWM van een gevangenisstraf van 15 maanden.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof voorts acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 23 mei 2025, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een (vergelijkbaar) strafbaar feit. Voorts blijkt uit voornoemd uittreksel dat de verdachte na het bewezenverklaarde niet meer met justitie in aanraking is geweest.
Het hof heeft ook acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Door en namens de verdachte is naar voren gebracht dat de verdachte samen met zijn echtgenote twee zoontjes heeft. De verdachte en zijn gezin hebben lange tijd moeten leven met de negatieve consequenties als gevolg van zijn betrokkenheid bij de onderhavige schietpartij en een andere schietpartij op dezelfde dag, waaronder tevens het verlies van zijn oom die om het leven is gekomen bij de andere schietpartij. Zo zat de verdachte lange tijd niet lekker in zijn vel en is er bij hem PTSS vastgesteld. Hij voert hiervoor tot op de dag van vandaag gesprekken bij de praktijkondersteuner GGZ van de huisarts. Ook heeft hij noodgedwongen zijn beide ondernemingen moeten beëindigen. Inmiddels werkt hij weer bij het bedrijf van een vriend, waar hij zich op termijn kan inkopen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, in beginsel niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur, zoals ook door de rechtbank opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd.
Echter, met de verdediging, acht het hof, mede gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, het in dit geval niet passend en geboden om aan de verdachte een straf op te leggen die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof betrekt hierbij in het bijzonder dat een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf de positieve ontwikkelingen die de verdachte na de schietpartij heeft doorgemaakt op een onwenselijke manier zou doorkruisen.
Al het vorenstaande afwegende ziet het hof, in afwijking van de vordering van de advocaat-generaal, aanleiding om aan de verdachte de maximale taakstraf, te weten een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest op te leggen en daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Met oplegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. R.A.T.M. Dekkers, voorzitter,
mr. S.V. Pelsser en mr. J.J. Peters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.J.G. Streutjes, griffier,
en op 7 oktober 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.