ECLI:NL:GHSHE:2025:2865

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
20-002848-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot deelneming aan een terroristische organisatie met voorbereidingshandelingen voor terroristische misdrijven

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 2001 en verblijvende in P.I. Vught, is veroordeeld voor poging tot deelneming aan een terroristische organisatie, Islamic State (IS), en voor het voorbereiden van terroristische misdrijven. De verdachte heeft in 2023 geprobeerd naar Somalië te reizen om zich bij IS aan te sluiten, maar werd door de Ethiopische autoriteiten aangehouden. Na zijn terugkeer naar Nederland heeft hij voorbereidingen getroffen voor een nieuwe reis naar Somalië, waaronder het aanschaffen van reisbenodigdheden en het regelen van vervoer. Het hof heeft de verdachte een gevangenisstraf van 48 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en een maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking. De rechtbank had eerder ook een gevangenisstraf opgelegd, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar het hof achtte de poging tot deelneming aan IS en de voorbereidingshandelingen wettig en overtuigend bewezen. De ernst van de feiten, de radicalisering van de verdachte en het risico op herhaling zijn zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002848-24
Uitspraak : 16 oktober 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 9 oktober 2024, in de strafzaak met parketnummer 01-287602-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
thans verblijvende in P.I. Vught, afdeling PPC te Vught.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘poging tot deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank aan de verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. Ook heeft de rechtbank van twee inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven telefoontoestellen de onttrekking aan het verkeer gelast.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft – na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep – gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof aan de verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel oplegt. Met betrekking tot de twee inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven telefoonstellen heeft de advocaat-generaal de onttrekking aan het verkeer gevorderd.
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft zij een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep – tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 4 september 2023 tot en met 17 september 2023 te Helmond en/of elders in Nederland en/of te België en/of te Ethiopië
ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf
om deel te nemen aan een organisatie, te weten Islamic State (IS), althans (een) aan IS gelieerde organisatie(s), althans een organisatie die de gewelddadige Jihadstrijd voorstaat,
welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van (terroristische) misdrijven als bedoeld in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht, te weten (onder meer):
- moord en/of doodslag, te plegen met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 juncto 83 en artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht), en/of
- opzettelijke brandstichting en/of teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, te plegen met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 157 en artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht),
- zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de Islamitische Staat (IS) eigen heeft gemaakt en/of
- heeft aangegeven te willen sterven als martelaar en/of
- de intentie heeft geuit zich te willen begeven naar een strijdgebied en/of
- contant geld – een bedrag van € 2.000 – voorhanden heeft gehad en/of
- contact heeft gehad met een (of meer) ander(en) over (nog) aan te schaffen goederen, over de gang van zaken/werkwijze in Somalië en om arrangementen te treffen voor de gang van zaken in Ethiopië/Somalië en/of
- in of omstreeks de periode van 4 september 2023 tot en met 17 september 2023 een reis naar Ethiopië heeft gemaakt en/of
- een boardingpas voor een binnenlandse vlucht van Addis Abeba (Ethiopië) naar Jijiga (gelegen in het oosten van Ethiopië nabij de grens met Somalië) met als reisdatum
7 september 2023 voorhanden heeft gehad en/of
- binnen Ethiopië vanuit Addis Abeba naar Jijiga is gereisd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 4 september 2023 tot en met 17 september 2023 te Helmond en/of elders in Nederland en/of te België en/of te Ethiopië
met het oogmerk om (een) misdrij(f)(ven) omschreven in artikel 83 en/of 157 en/of 176a en/of 176b en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van Strafrecht, te weten:
- moord en/of doodslag, te plegen met een terroristisch oogmerk, en/of
- opzettelijke brandstichting en/of teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, te plegen met een terroristisch oogmerk,
voor te bereiden,
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van de misdrijven zich heeft getracht te verschaffen,
immers heeft hij, verdachte,
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de Islamitische Staat (IS) eigen gemaakt en/of
B. aangegeven te willen sterven als martelaar en/of
C. de intentie geuit zich te willen begeven naar het strijdgebied en/of
D. contant geld – een bedrag van € 2.000 – voorhanden gehad en/of
E. contact gehad met een (of meer) ander(en) over (nog) aan te schaffen goederen, over de gang van zaken/werkwijze in Somalië en om arrangementen te treffen voor de gang van zaken in Ethiopië/Somalië en/of
F. in of omstreeks de periode van 4 september 2023 tot en met 17 september 2023 een reis naar Ethiopië gemaakt en/of
G. een boardingpas voor een binnenlandse vlucht van Addis Abeba (Ethiopië) naar Jijiga (gelegen in het oosten van Ethiopië nabij de grens met Somalië) met als reisdatum
7 september 2023 voorhanden gehad en/of
H. binnen Ethiopië een reis vanuit Addis Abeba naar Jijiga gemaakt;
2.
hij in of omstreeks de periode van 18 september 2023 tot en met 31 oktober te Helmond en/of elders in Nederland en/of te België en/of te Ethiopië
ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf
om deel te nemen aan een organisatie, te weten Islamic State (IS), althans (een) aan IS gelieerde organisatie(s), althans een organisatie die de gewelddadige Jihadstrijd voorstaat,
welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van (terroristische) misdrijven als bedoeld in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht, te weten (onder meer):
- moord en/of doodslag, te plegen met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 juncto 83 en artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht), en/of
- opzettelijke brandstichting en/of teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, te plegen met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 157 en artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht),
- zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de Islamitische Staat (IS) eigen heeft gemaakt en/of
- heeft aangegeven te willen sterven als martelaar en/of
- de intentie heeft geuit zich te willen begeven naar een strijdgebied en/of
- survivalkleding en survivalbenodigdheden van de [winkel] /een spiegelkompas en hardloopschoenen en een regenhoes en een backpack en een kofferslot en een waterdichte jas en wandelsandalen voorhanden heeft gehad en/of
- contact gehad met een (of meer) ander(en) over (nog) aan te schaffen goederen, over de gang van zaken/werkwijze in Somalië en om arrangementen te treffen voor de gang van zaken in Ethiopië/Somalië en/of
- een of meer reisbescheiden voor een reis van Brussels Airport naar Ethiopië voorhanden heeft gehad (reisdatum: 1 november 2023) en/of
- een taxi, in elk geval vervoer, heeft geregeld om hem op 1 november 2023 naar het vliegveld in Brussel te brengen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 18 september 2023 tot en met 31 oktober te Helmond en/of elders in Nederland en/of te België en/of te Ethiopië
met het oogmerk om (een) misdrij(f)(ven) omschreven in artikel 83 en/of 157 en/of 176a en/of 176b en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van Strafrecht, te weten:
- moord en/of doodslag, te plegen met een terroristisch oogmerk, en/of
- opzettelijke brandstichting en/of teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, te plegen met een terroristisch oogmerk,
voor te bereiden,
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van de misdrijven zich heeft getracht te verschaffen,
immers heeft hij, verdachte,
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de Islamitische Staat (IS) eigen gemaakt en/of
B. aangegeven te willen sterven als martelaar en/of
C. de intentie geuit zich te willen begeven naar het strijdgebied en/of
D. survivalkleding en survivalbenodigdheden van de [winkel] /een spiegelkompas en hardloopschoenen en een regenhoes en een backpack en een kofferslot en een waterdichte jas en wandelsandalen voorhanden gehad en/of
E. contact gehad met een (of meer) ander(en) over (nog) aan te schaffen goederen, over de gang van zaken/werkwijze in Somalië en om arrangementen te treffen voor de gang van zaken in Ethiopië/Somalië en/of
F. een of meer reisbescheiden voor een reis van Brussels Airport naar Ethiopië voorhanden gehad (reisdatum: 1 november 2023) en/of
G. een taxi, in elk geval vervoer, geregeld om hem op 1 november 2023 naar het vliegveld in Brussel te brengen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak feit 2 primair
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Artikel 45, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht luidt:
‘Poging tot misdrijf is strafbaar, wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard.’
Voor een strafbare poging is vereist dat er gedragingen zijn verricht die kunnen worden beschouwd als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf. Dat is het geval bij gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf (vgl. HR 24 oktober 1978, ECLI:NL:HR:1978:AC6373). De vraag of sprake is van zulke gedragingen, laat zich niet in algemene zin beantwoorden. Het komt aan op een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Algemene regels kunnen daarvoor niet worden gegeven.
Een belangrijke beoordelingsfactor is daarbij hoe dicht de vastgestelde gedragingen bij de voltooiing van het voorgenomen misdrijf lagen, bijvoorbeeld in tijd en/of plaats, en hoe concreet deze daarop waren gericht. Daarmee wordt ook afbakening van de poging ten opzichte van de strafbare voorbereiding bevorderd. Verder kan het bij poging gaan om een samenstel van gedragingen, met inbegrip van die van eventuele deelnemers. De aard van het misdrijf kan van belang zijn, maar niet noodzakelijk is dat al een bestanddeel van het misdrijf is vervuld. (Vgl. HR 28 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:479 en HR 30 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:388.)
Uit het dossier volgt dat de verdachte diverse (voorbereidings)handelingen heeft getroffen om zich in Somalië aan te sluiten bij Islamic State (hierna: IS), althans een aan IS gelieerde organisatie of in elk geval een organisatie die de gewelddadige Jihadstrijd voorstaat. Zo heeft de verdachte zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van IS eigen gemaakt, heeft hij de intentie geuit zich te willen begeven naar een strijdgebied, heeft hij survivalkleding en diverse survivalbenodigdheden voorhanden gehad, heeft hij contact gehad met een of meer anderen over aan te schaffen goederen, over de gang van zaken/werkwijze in Somalië en om arrangementen te treffen voor de gang van zaken in Ethiopië/Somalië, heeft hij reisbescheiden voor een reis van Brussels Airport naar Ethiopië met als reisdatum
1 november 2023 voorhanden gehad en heeft hij een taxi of in elk geval vervoer geregeld om hem op 1 november 2023 naar het vliegveld in Brussel te brengen.
Naar het oordeel van het hof kan van deze gedragingen echter niet worden gezegd dat deze zodanig dicht in tijd en plaats bij de voltooiing van een van de in het onder 2 primair tenlastegelegde bedoelde terroristische misdrijven liggen en zodanig concreet daarop waren gericht dat sprake is van een begin van uitvoering van een of meer van die misdrijven.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 4 september 2023 tot en met 17 september 2023 te Helmond en/of elders in Nederland en/of te België en/of te Ethiopië
ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf
om deel te nemen aan een organisatie, te weten Islamic State (IS), althans een aan IS gelieerde organisatie, althans een organisatie die de gewelddadige Jihadstrijd voorstaat,
welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven als bedoeld in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht, te weten (onder meer):
- moord en/of doodslag, te plegen met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 juncto 83 en artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht), en/of
- opzettelijke brandstichting en/of teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, te plegen met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 157 en artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht),
- zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de Islamitische Staat (IS) eigen heeft gemaakt en
- de intentie heeft geuit zich te willen begeven naar een strijdgebied en
- contant geld – een bedrag van € 2.000 – voorhanden heeft gehad en
- contact heeft gehad met een of meer anderen over (nog) aan te schaffen goederen, over de gang van zaken/werkwijze in Somalië en om arrangementen te treffen voor de gang van zaken in Ethiopië/Somalië en
- in de periode van 4 september 2023 tot en met 17 september 2023 een reis naar Ethiopië heeft gemaakt en
- een boardingpas voor een binnenlandse vlucht van Addis Abeba (Ethiopië) naar Jijiga (gelegen in het oosten van Ethiopië nabij de grens met Somalië) met als reisdatum
7 september 2023 voorhanden heeft gehad en
- binnen Ethiopië vanuit Addis Abeba naar Jijiga is gereisd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in de periode van 18 september 2023 tot en met 31 oktober te Helmond en/of elders in Nederland,
met het oogmerk om (een) misdrij(f)(ven) omschreven in artikel 83 en/of 157 en/of 176a en/of 176b en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van Strafrecht, te weten:
- moord en/of doodslag, te plegen met een terroristisch oogmerk, en/of
- opzettelijke brandstichting en/of teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, te plegen met een terroristisch oogmerk,
voor te bereiden,
gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van de misdrijven zich heeft getracht te verschaffen,
immers heeft hij, verdachte,
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de Islamitische Staat (IS) eigen heeft gemaakt en
C. de intentie geuit zich te willen begeven naar het strijdgebied en
D. survivalkleding en survivalbenodigdheden van de [winkel] /een spiegelkompas en hardloopschoenen en een regenhoes en een backpack en een kofferslot en een waterdichte jas en wandelsandalen voorhanden gehad en
E. contact gehad met een of meer anderen over (nog) aan te schaffen goederen, over de gang van zaken/werkwijze in Somalië en om arrangementen te treffen voor de gang van zaken in Ethiopië/Somalië en
F. een of meer reisbescheiden voor een reis van Brussels Airport naar Ethiopië voorhanden gehad (reisdatum: 1 november 2023) en
G. een taxi, in elk geval vervoer, geregeld om hem op 1 november 2023 naar het vliegveld in Brussel te brengen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Met betrekking tot het onder 2 subsidiair, onder B tenlastegelegde, dat de verdachte zou hebben aangegeven te willen sterven als martelaar, overweegt het hof in het bijzonder het volgende.
Op 31 oktober 2023 heeft de Dienst Regionale Recherche van de politie-eenheid Oost-Brabant een ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (hierna: AIVD) ontvangen, met als inhoud onder meer dat de verdachte sympathiseert met het ISIS-gedachtegoed, dat hij wil sterven als martelaar en dat hij de intentie heeft geuit om uit te reizen naar een strijdgebied. De summiere mededeling in een ambtsbericht dat de verdachte wil sterven als martelaar wordt naar het oordeel van het hof onvoldoende ondersteund door enig ander bewijsmiddel in het dossier. De verdachte dient daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
[IN DEZE OP WWW.RECHTSPRAAK.NL GEPUBLICEERDE VERSIE ZIJN DE BEWIJSMIDDELEN NIET OPGENOMEN.]
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft, op de gronden als verwoord in de pleitnota, (primair) integrale vrijspraak bepleit. Deze gronden houden – voor zover nog relevant gezien de vrijspraak van feit 2 primair, samengevat – het volgende in.

Met betrekking tot feit 1 primair

In de eerste plaats kan niet worden bewezen dat de verdachte de intentie / het oogmerk had om zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie.
Daarnaast kunnen de handelingen die de verdachte heeft verricht niet worden aangemerkt als een strafbare poging. Er is geen begin van uitvoering geweest. De verdachte heeft niet aangegeven dat hij wil strijden voor IS, hij heeft niet de eed van trouw aan IS afgelegd, hij heeft van IS geen instructies gekregen bij aankomst in Ethiopië, hem is geen training in het vooruitzicht gesteld en hij was niet eens onderweg naar de plaats van bestemming.
Met betrekking tot feit 2 subsidiair
Uit niets blijkt dat de verdachte het oogmerk had om een terroristisch misdrijf voor te bereiden en/of te bevorderen. Zelfs indien zou worden vastgesteld dat sprake was van extremistisch gedachtegoed bij de verdachte in combinatie met het regelen van een vliegticket, is dit onvoldoende voor een bewezenverklaring, omdat er geen bewijs is dat de verdachte het strijdgebied van IS wilde bereiken, laat staan dat hij duidelijke instructies daarvoor had gekregen.
Het hof overweegt hieromtrent, grotendeels overeenkomstig de rechtbank, als volgt.

Met betrekking tot feit 1 primair en 2 subsidiair

Relevante feiten en omstandigheden
De verdachte heeft erkend dat hij op 4 september 2023 vanuit Brussel naar Addis Abeba (Ethiopië) is gereisd en dat hij vervolgens een vliegticket naar Jijiga heeft gekocht. Jijiga is een plaats in het oosten van Ethiopië, dichtbij de grens met Somalië. Vanuit Jijiga wilde de verdachte naar Somalië afreizen. Echter, in Jijiga werd de verdachte door de Ethiopische autoriteiten aangehouden en over het doel van zijn reis ondervraagd. Na enkele dagen te zijn vastgehouden, is de verdachte op 17 september 2023 via Brussel teruggekeerd naar Nederland.
Op 22 oktober 2023 heeft de verdachte opnieuw een vliegticket gekocht. Ditmaal om op
1 november 2023 vanuit Brussel naar Addis Abeba te vliegen. Ook heeft de verdachte andere voorbereidingen voor zijn reis getroffen, zoals het afspreken met anderen in Ethiopië, het aanschaffen van reisbenodigdheden en het regelen van vervoer naar het vliegveld in België. Behalve uit de verklaring van de verdachte blijkt dit uit vlucht- en financiële gegevens in het dossier en berichten en bestanden op de inbeslaggenomen telefoons van de verdachte.
Gebruik voor het bewijs van op smartphones van verdachte aangetroffen chat- en audioberichten
Het hof heeft geconstateerd dat de politie twee smartphones, een Google Pixel 3 en een Xiaomi Redmi Note 11, die bij de verdachte in gebruik waren, na inbeslagneming volledig heeft kunnen uitlezen.
Hoewel door de verdediging op dit punt geen verweer is gevoerd, ziet het hof in de omstandigheid dat het een aantal chat- en audioberichten die op die smartphones zijn aangetroffen, alsmede beschrijvingen van de op die smartphones aangetroffen afbeeldingen, voor het bewijs wenst te gebruiken, aanleiding tot de navolgende ambtshalve overwegingen, zulks tegen de achtergrond van het arrest van het Hof van justitie in het zogenoemde Landeck-arrest (ECLI:EU:C:2024:830).
Hoewel de politie bevoegd is tot het doen van onderzoek aan en in een inbeslaggenomen telefoon, vergt onderzoek naar gegevens op een telefoon dat een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer met zich brengt, voorafgaande toestemming van een rechterlijke instantie of een onafhankelijk bestuursorgaan.
In dit geval kreeg de politie volledige inzage in verdachtes smartphones, reden waarom het hof ervan uitgaat dat van een dergelijke inbreuk sprake was, terwijl niet is gebleken dat voor dat onderzoek een voorafgaande toestemming door de rechter-commissaris was verkregen. Dit levert naar het oordeel van het hof weliswaar een onherstelbaar vormverzuim op, maar het hof ziet geen aanleiding om hieraan een ander rechtsgevolg te verbinden dan alleen de constatering dat hiervan sprake is.
Bij dit oordeel betrekt het hof dat, zou de rechter-commissaris om toestemming zijn gevraagd voor onderzoek aan de smartphones zoals dat onderzoek heeft plaatsgevonden, de rechter-commissaris die toestemming, naar het oordeel van het hof tegen de achtergrond van het dossier, dan naar alle waarschijnlijkheid ook had gegeven. Voorts is niet aannemelijk geworden dat de verdachte als gevolg van het verzuim concreet nadeel heeft geleden dan wel enig concreet belang is geschonden, nu het belang van de verdachte dat zonder onderzoek aan zijn smartphones het hem belastende materiaal niet zou zijn aangetroffen, geen rechtens te respecteren belang van de verdachte betreft. Van een situatie waarin de politie met het onderzoek van verdachtes smartphones ernstig inbreuk heeft gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan, is naar het oordeel van het hof gelet op de geldende jurisprudentie van toentertijd tegen de achtergrond van de alstoen geldende bepalingen in het Wetboek van Strafvordering geen sprake. Dit alles leidt ertoe dat het bewijsmateriaal dat als gevolg van dit vormverzuim is verkregen en als hiervóór is weergegeven naar het oordeel van het hof tot het bewijs kan worden gebezigd.
Beweegredenen van de verdachte
Uit de hiervóór weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, blijkt naar het oordeel van het hof duidelijk en ondubbelzinnig dat de verdachte het voornemen had om naar Somalië af te reizen en zich aan te sluiten bij IS, althans een aan IS gelieerde organisatie, althans een organisatie die de gewelddadige Jihadstrijd voorstaat. De omstandigheden dat de verdachte volgens de verdediging nog geen lid was van IS of van een daaraan gelieerde organisatie of in elk geval van een organisatie die de Jihadistische strijd voorstaat, dat hem geen training in het vooruitzicht was gesteld en dat hij vooraf geen concrete instructies had gekregen over hoe hij zou worden opgehaald op het vliegveld, wat daar verder ook van zij, doen daar niet aan af.
In diverse Telegram-gesprekken die de verdachte voerde besprak hij zijn eigen plannen om af te reizen naar Somalië en wat de beste manier zou zijn er te komen. Ook sprak hij over anderen die het al gelukt was zich bij de ‘ikhwah’ (broeders) aan te sluiten. Aan een tegencontact heeft de verdachte het bericht gestuurd dat de ‘muhajireen’ zuster die zijn ‘tazkiyyah’ aan de broeders heeft gegeven, hem wil contacten. Een ‘tazkiyyah’ wijst op een getuigschrift voor degenen die zich willen aansluiten bij IS.
De verdachte vertelde zijn online-contacten over zijn aanhouding in Ethiopië toen hij daar was en hij sprak over het verhullen van de ware bestemming van zijn reis. Over zijn voornemens, reisbestemming en de voorbereidingen heeft hij blijkens het politiedossier inderdaad met niemand in Nederland gesproken. Zijn ouders waren nergens van op de hoogte. Ook tegen de Ethiopische autoriteiten vertelde hij niet dat hij voor ‘h en j’ was gekomen, omdat men hem anders zou beschuldigen van terrorisme.
De verdachte besprak het leven in grotten en op zijn vraag of het toegestaan is een vrouw mee te nemen naar ‘daar’, werd hem door zijn tegencontact geantwoord dat dat niet kon omdat ze in grotten wonen waar alleen vechters komen. Verder blijkt uit de inhoud van de telefoon van de verdachte dat hij zich zeer intensief bezighield met het islamitische geloof en dat hij sympathiseert met het gedachtegoed van IS of in ieder geval met het radicaal islamitisch gedachtegoed dat martelaarschap en de Jihad verheerlijkt. De verdachte had 37.000 afbeeldingen en mediabestanden op zijn telefoon die hier op wijzen.
Het hof gaat in navolging van de rechtbank bij de duiding van de gesprekken en overige informatie uit de telefoon van de verdachte telkens uit van de duiding zoals deze in de betreffende processen-verbaal aan termen als ‘Hijrah/hijra’ (‘H’), Jihad (‘J’) en ‘D’ (al-dawla al-islamiyya, ofwel de organisatie Islamitische Staat) is gegeven. Het hof hecht derhalve geen geloof aan de duiding die de verdachte zelf aan deze termen heeft gegeven.
Het hof hecht evenals de advocaat-generaal geen geloof aan de alternatieve verklaring van de verdachte omtrent zijn beweegredenen. De verklaring van de verdachte dat hij alleen naar Somalië wilde reizen om daar in de grotten te gaan wonen omdat hij liever in een moslimland wilde wonen waar men Arabisch sprak en hij een simpelere levensstijl nastreefde en dat hij ter voorbereiding daarop op internet alleen onderzoek heeft gedaan naar het landschap ter plaatse, acht het hof, gelet op de veelheid aan berichten in zijn telefoon die te relateren zijn aan IS, aan een aan IS gelieerde organisatie of in elk geval een organisatie die de gewelddadige Jihadstrijd voorstaat, niet geloofwaardig. De verdachte had ook totaal geen middelen om zich zelfstandig zonder strijdmakkers te vestigen in Somalië. Een vliegreis van $ 600 kon hij naar eigen zeggen al niet betalen.
Evenmin hecht het hof, in het licht van alle bewijsmiddelen, geloof aan de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, dat hij de op zijn telefoon ontvangen ingesproken audioberichten niet zou hebben afgeluisterd, waarin werd gezegd dat familie niet werd geaccepteerd omdat zij in de bergen verbleven en zij in gevecht waren en dat alleen vechters werden geaccepteerd ( [bestandsnaam 1] ) en, in antwoord op zijn vraag of hij ‘daar’ ‘nikkaah’ en een ‘zawjah’ mocht hebben, dat dat niet toegestaan was omdat zij in een grot verblijven en er gevechten plaatsvinden ( [bestandsnaam 2] ). Immers, niet alleen betrof de afzender van de ingesproken berichten een zo te noemen vast contact van de verdachte waarmee hij tussen 19 en 30 oktober 2023 in totaal 203 berichten uitwisselde, maar met dit contact besprak de verdachte ook tot in detail zijn tweede geplande ‘hijrah’. Dit contact met Telegram-accountnummer [nummer] sprak uit naam van de ‘ikhwah’, de broeders waar de verdachte zich bij wilde aansluiten, met de verdachte en het hof kan dan ook niet volgen dat de verdachte de antwoorden op de door hemzelf in dat verband gestelde vragen niet zou hebben beluisterd. Uit de chatgeschiedenis met dit contact blijkt dat zij ook na de spraakberichten nog met elkaar hebben gechat. Immers, zo blijkt (uit het politiedossier, zaaksdossier, tabel 2, vanaf pagina 139) van veelvuldig chatcontact tussen de verdachte en dit contact in de periode van 19 oktober 2023, tijdstip 19:35 uur, tot en met 30 oktober 2023, waarbij de laatste twee chatberichten door de verdachte zijn verzonden om 10:23:40 uur en 10:23:44 uur (politiedossier, zaaksdossier, tabel 2 op pagina 146) en deze betreffen het laatste achterhaalde contact tussen beiden. Daaraan voorafgaand stuurde het Telegram-accountnummer [nummer] om 09:42:41 (politiedossier, zaaksdossier, pagina 273) de laatste reactie waar de verdachte nu ver van wil blijven op zijn vraag van een minuut eerder of het is toegestaan om ‘daar’ een echtgenote te hebben.
Aan verdachtes blote ontkenning dat hij de op zijn telefoon aangetroffen spraakberichten afkomstig van [nummer] heeft afgeluisterd, gaat het hof dan ook voorbij. Overigens, zelfs al zou hij deze berichten niet hebben afgeluisterd, dan staat dat aan een bewezenverklaring van de feiten 1 primair en 2 subsidiair niet in de weg.
Voor zover de verdachte ter terechtzitting in eerst aanleg en in hoger beroep heeft verklaard dat hij kort voordat hij werd aangehouden al was teruggekomen op zijn besluit om nogmaals te proberen naar Somalië af te reizen, gaat het hof aan die verklaring als niet ter zake doende voorbij. De onder 2 subsidiair tenlastegelegde en bewezenverklaarde voorbereidingshandelingen waren op dat moment immers al voltooid, zodat van vrijwillige terugtred geen sprake meer kan zijn.
Terroristische organisatie
Het is een feit van algemene bekendheid dat IS (Islamitische Staat) en daaraan gelieerde andere organisaties die de gewelddadige Jihadstrijd voorstaan terroristische organisaties zijn, dat wil zeggen een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven als bedoeld in artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht in combinatie met artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht en dat zij ook actief zijn in Somalië.
Conclusie
Op grond van de feiten en omstandigheden zoals deze blijken uit de hiervóór opgenomen bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang, verband en naar hun uiterlijke verschijningsvorm bezien, acht het hof onder 1 primair wettig en overtuigend bewezen dat het voornemen van de verdachte om deel te nemen aan de terroristisch organisatie IS, althans aan een aan IS gelieerde organisatie, althans aan een organisatie die de gewelddadige Jihadstrijd voorstaat, zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. De verdachte heeft zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van IS eigen gemaakt, hij heeft de intentie geuit zich te willen begeven naar een strijdgebied in Somalië, hij heeft daartoe een contant geldbedrag van € 2.000,- voorhanden gehad, hij heeft contact gehad met een of meer anderen over (nog) aan te schaffen goederen, over de gang van zaken/werkwijze in Somalië en om arrangementen te treffen voor de gang van zaken in Ethiopië en Somalië, hij heeft in de periode van 4 september 2023 tot en met 17 september 2023 daadwerkelijk een reis naar Ethiopië gemaakt en heeft geprobeerd om door te reizen naar Somalië. Dat dit laatste niet is gelukt, is niet het gevolg van omstandigheden van de wil van de verdachte afhankelijk, maar van het feit dat de Ethiopische autoriteiten de verdachte in Jijiga hebben aangehouden en uitgezet.
Op grond van de feiten en omstandigheden zoals deze blijken uit de hiervóór opgenomen bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang, verband en naar hun uiterlijke verschijningsvorm bezien, acht het hof voorts het onder 2 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte – kort gezegd – terroristische misdrijven heeft voorbereid. Zo heeft de verdachte, zoals hiervóór reeds is overwogen, zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van IS eigen gemaakt, heeft hij de intentie geuit zich te willen begeven naar een strijdgebied, heeft hij survivalkleding en diverse survivalbenodigdheden voorhanden gehad, heeft hij contact gehad met een of meer anderen over aan te schaffen goederen, over de gang van zaken/werkwijze in Somalië en om arrangementen te treffen voor de gang van zaken in Ethiopië/Somalië, heeft hij reisbescheiden voor een reis van Brussels Airport naar Ethiopië met als reisdatum 1 november 2023 voorhanden gehad en heeft hij een taxi of in elk geval vervoer geregeld om hem op 1 november 2023 naar het vliegveld in Brussel te brengen.
De bewijsverweren worden bijgevolg verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
poging tot deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven.
Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
met het oogmerk om een in artikel 157 en/of 176a en/of 176b en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf, te begaan met een terroristisch oogmerk, voor te bereiden, gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van het misdrijf zich trachten te verschaffen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft, op de gronden als verwoord in de pleitnota, (subsidiair) een strafmaatverweer gevoerd. De verdediging daartoe gewezen op de jeugdige leeftijd van de verdachte, het feit dat hij een ‘first offender’ is en de omstandigheid dat hij al 24 maanden in voorarrest heeft doorgebracht, hetgeen een grote indruk op hem heeft gemaakt.
De verdediging heeft verzocht aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het ondergane voorarrest, eventueel aangevuld met een voorwaardelijk deel.
Het hof overweegt hieromtrent, voor een deel in navolging van de rechtbank, als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich in de eerste plaats schuldig gemaakt aan een poging deel te nemen aan een criminele organisatie met een terroristisch oogmerk. De verdachte is afgereisd naar Ethiopië om van daaruit, met enkele gelijkgestemden waar hij online mee had afgesproken, te proberen in Somalië te komen en zich aldaar bij IS aan te sluiten. Nadat deze poging door tussenkomst van de Ethiopisch autoriteiten was gestrand, heeft hij zich, eenmaal terug in Nederland, schuldig gemaakt aan het treffen van voorbereidingshandelingen om opnieuw uit te reizen naar Somalië voor het plegen van terroristische misdrijven. Zelfs een meerdaags
verblijf in een Ethiopische cel heeft de verdachte er dus kennelijk niet van weerhouden opnieuw allerlei voorbereidingen te treffen om alsnog aan zijn voornemen zich in Somalië aan te sluiten bij IS, althans bij een aan IS gelieerde organisatie, althans bij een organisatie die de Jihadistische strijd voorstaat, uitvoering te geven.
IS is een jihadi-salafistische terroristische organisatie die oproept tot het op gewelddadige wijze omverwerpen van bestaande (seculiere) regimes en tot gewapende strijd tegen ongelovigen en afvalligen. Het is algemeen bekend dat IS en daaraan gelieerde organisaties zelfmoordaanslagen met bommen door zogenoemde martelaars laat plegen onder meer gericht tegen schoolkinderen, marktbezoekers en sjiitische moskeebezoekers. Volwassenen en kinderen worden door IS standrechtelijk al dan niet in het openbaar geëxecuteerd, door steniging, kruisiging en onthoofding. Het gaat hierbij om terroristische misdrijven van de ernstigste soort, die erop gericht zijn de staatsstructuren te vernietigen en de bevolking in die landen, maar ook die in andere (vaak Westerse) landen zeer ernstige vrees aan te jagen.
Uit meerdere berichten in het dossier volgt dat de verdachte zich rigoureus afzette tegen democratieën en zich van de meest simpele acties afvroeg of het in strijd met het volgens hem ware geloof was (zoals het reizen met de trein, het winkelen in een winkel waar ook boeddhistische spullen verkocht worden).
Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezenverklaard teneinde zich aan te sluiten bij een organisatie met een dergelijk oogmerk.
Persoon van de verdachte
De verdachte is blijkens het hem betreffende uittreksel van de Justitiële Informatiedienst d.d. 17 juni 2025 niet eerder (onherroepelijk) veroordeeld ter zake van enig strafbaar feit. Zijn moeder was volgens de politie zeer verbaasd dat hij werd aangehouden. De verdachte lijkt, terwijl hij enkele weken bij zijn ouders verbleef, onder de ogen van zijn ouders, door in ieder geval online beïnvloeding en rechtstreekse (social-media) contacten met een of meer broeders en zusters van de organisatie waar hij zich bij wilde aansluiten, tot verregaande acties gekomen. Hij leek zich koste wat het kost te willen begeven naar het strijdgebied in Somalië. Het lijkt er dan ook sterk op dat de verdachte volledig doordrenkt is geraakt met het radicaal extremistisch gedachtegoed van IS.
De verdachte heeft pas voor het eerst tijdens de inhoudelijke behandeling van zijn zaak door de rechtbank zijn visie op de verdenking en de gebeurtenissen gedeeld door een verklaring af te leggen. Zowel de rechtbank als het hof hebben de verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig aangemerkt.
Inzicht in de ware beweegredenen van zijn handelen heeft het hof niet gekregen. Over zijn geloofsbeleving gerelateerd aan de verdenking heeft hij in het geheel geen vragen willen beantwoorden. Het hof vindt het evenals de rechtbank zorgwekkend dat de verdachte nog steeds geen afstand lijkt te hebben genomen van zijn voornemen zich aan te sluiten bij de gewelddadige Jihadstrijd. Zo blijkt uit de in het dossier opgenomen aantekeningen van de penitentiaire inrichting in Almelo, waar de verdachte in voorarrest heeft verbleven, dat de verdachte ook gedurende zijn voorlopige detentie heeft geprobeerd om medegedetineerden te overtuigen van zijn strikte visie op het geloof en dat hij daarbij heeft gezegd dat zij andersgelovigen moeten haten.
De verdachte heeft tot tweemaal toe, laatstelijk op 25 juli 2025, zijn medewerking aan een trajectconsult geweigerd. Zo kon niet door de districtspsychiater worden onderzocht of een pro justitia onderzoek naar de geestvermogens van de verdachte geïndiceerd is en, zo ja, welke variant. Daarnaast is zijn medewerking aan de totstandkoming van een zijdens de verdediging verzocht reclasseringsadvies gestagneerd. Nadat de verdachte aanvankelijk een meewerkende houding aannam en met de reclassering in gesprek ging over zijn levensloop, weigerde hij vervolggesprekken over zijn religieuze vorming en opvattingen. Hoewel de reclassering blijkens haar rapport van 18 september 2025 geen risicoprofiel heeft kunnen opstellen, noch een inschatting heeft kunnen maken van het recidiverisico op gewelddadig extremisme luidde haar professionele inschatting in haar advies van 13 mei 2024 nog dat het gevaar op herhaling hoog is. Toen overwoog de reclassering omtrent de verdachte het volgende:
‘Het dossier en de gedragingen van betrokkene binnen de PI laten een zorgelijk beeld zien. Daarnaast gaat betrokkene het gesprek/contact met de bij hem betrokken partijen vanuit de PI uit de weg. In het dossier is te lezen dat betrokkene berekenend en planmatig te werk is gegaan in de voorbereidingen van zijn uitreispoging. Tevens is te lezen dat dit vermoedelijk een tweede uitreispoging betreft.
Uit het proces-verbaal maken wij op dat betrokkene contact onderhield met een persoon die vermoedelijk in het strijdgebied aanwezig is en betrokkene aanwijzingen gaf hoe hij het beste heimelijk af kon reizen met als doel zich aan te sluiten bij de in het strijdgebied verblijvende broeders.
Deze tweede uitreispoging is na een ambtsbericht van de AIVD door het ingrijpen van het OM en de politie tegengehouden. Sindsdien verblijft betrokkene in detentie.
Gezien zijn niet-meewerkende houding en de summiere informatie in het proces-verbaal is het voor de reclassering niet mogelijk een complete analyse van het recidiverisico en het risico op gewelddadig extremisme op te maken. De reclassering concludeert op basis van de gedragingen van betrokkene binnen de PI en het proces-verbaal dat de kans op recidive (dat betrokkene opnieuw zal pogen zich bij een terroristische organisatie aan te sluiten) hoog is. De reclassering heeft geen beschermende factoren in kaart kunnen brengen. Er is bij betrokkene op dit moment geen sprake van enige responsiviteit voor interventies die eraan kunnen bijdragen het recidiverisico te verlagen. Betrokkene heeft daarnaast niet meegewerkt aan het trajectconsult van het NIFP waardoor er geen beeld is van zijn psychosociaal functioneren. Zijn houding en gedragingen vragen hier echter wel om.
Gezien de (proces)houding van betrokkene kan de reclassering niet anders dan concluderen dat het uitvoering geven aan eventuele bijzondere voorwaarden gekoppeld aan een deels voorwaardelijke straf niet mogelijk is. De reclassering ziet hieruit voortvloeiend de noodzaak tot het adviseren van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM).
De problematiek van betrokkene, zoals zichtbaar op basis van het proces-verbaal en zijn gedragingen, brengt (zoals eerder benoemd) het risico met zich mee dat hij zich opnieuw zou willen aansluiten bij een terroristische organisatie en deze zullen naar onze verwachting nog steeds aanwezig zijn na detentie. De GVM biedt mogelijkheden om na de detentie te onderzoeken of betrokkene dan wel ontvankelijk is voor toezicht of behandeling waarbij op dat moment ook onderzocht kan worden welke interventies of voorwaarden in het kader van risicobeheersing passend zijn.’
Ruim een jaar later rapporteert de reclassering dat de verdachte van een reguliere
afdeling is overgeplaatst naar het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (hierna: PPC), omdat aan zijn zorgvraag niet meer op een reguliere afdeling kan worden voldaan. Er bestaan zorgen over zijn mentale gezondheid en er zijn vermoedens van aanwezigheid van psychopathologie. Bij het PPC kan hij beter worden geobserveerd ten aanzien van een eventueel psychiatrisch ziektebeeld, nu sprake zou zijn van dwangmatige handelingen, vreemd gedrag, zich niet laten aansturen en ondermaatse persoonlijke en cel-hygiëne. De verdachte zou zich afzijdig houden en alleen (functioneel) in contact staan, niet aan de arbeid deelnemen en geen gebruik maken van de sportactiviteit.
Beschermende factoren in relatie tot recidive en veiligheid kan de reclassering niet benoemen. De reclassering adviseert in haar rapport van 18 september 2025 als volgt:
‘Bij bewezenverklaring adviseren wij om een volledig onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hierdoor kan betrokkene in aanmerking komen voor een voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) en kan de reclassering opnieuw met betrokkene in gesprek voor een inschatting van de risico's en bepalen welke risicoverlagende interventies eventueel nodig zijn. Hiernaast adviseert de reclassering opnieuw de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM, artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht) op te leggen omdat er bij bewezenverklaring sprake is van een terroristisch misdrijf en
betrokkene niet volledig wil meewerken aan het reclasseringsadvies waardoor de risico’s na detentie en VI niet kunnen worden ingeschat.’
Op te leggen sancties
Gelet op de zeer ernstige misdrijven waaraan IS zich structureel schuldig maakt en heeft schuldig gemaakt, dient het afreizen naar landen waar IS actief is met als doel zich daarbij aan te sluiten op krachtige wijze te worden tegengegaan. Daarom dienen in zaken als die van de verdachte de strafdoelen van vergelding en afschrikking bij de keuze van de strafsoort en de hoogte van de op te leggen straf naar het oordeel van het hof een bepalende rol te spelen, ook indien de uitreiziger – zoals hier – er niet in is geslaagd de plaats van bestemming te bereiken en geen feitelijke bijdrage aan de gewapende strijd van IS heeft
kunnen leveren.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op al het vorenstaande, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest, met zich brengt, zoals ook de rechtbank aan de verdachte heeft opgelegd. De jeugdige leeftijd van de verdachte, het feit dat hij een ‘first offender’ is en de omstandigheid dat de reeds ondergane voorlopige hechtenis grote indruk op de verdachte hebben gemaakt, maken dit oordeel niet anders.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Nu sprake is van oplegging van een gevangenisstraf wegens een terroristisch misdrijf en een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, legt het hof daarnaast ter bescherming van de veiligheid van anderen een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op. De verdachte heeft geen inzicht heeft willen geven in zijn beweegredenen en uit het hiervóór weergegeven advies van de reclassering uit 2024 blijkt dat de reclassering op basis van de gedragingen van de verdachte binnen de toenmalige PI en het politiedossier de kans op recidive (dat de verdachte opnieuw zal pogen zich bij een terroristische organisatie aan te sluiten) hoog achtte. Hoewel de verdachte inmiddels is overgeplaatst en zijn mentale gezondheid de reclassering zorgen baart, is inzicht in verdachtes beweegredenen die hebben geleid tot het bewezenverklaarde onverkort uitgebleven doordat de verdachte niet verder in gesprek wil met de reclassering. Weliswaar geeft de reclassering aan thans geen inschatting te kunnen maken van het recidiverisico op gewelddadig extremisme, maar naar ’s hofs oordeel is die vrees voor herhaling bij deze ongewijzigde stand van zaken niet veranderd. Het hof acht daarom oplegging van de maatregel noodzakelijk om herhaling te voorkomen en ervoor te waken dat de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan soortgelijke strafbare feiten. Zoals de reclassering heeft opgemerkt, biedt de maatregel mogelijkheden om na de detentie te onderzoeken of de verdachte dan wel ontvankelijk is voor toezicht of behandeling waarbij op dat moment ook onderzocht kan worden welke interventies of voorwaarden in het kader van risicobeheersing passend zijn.
Beslag
De hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven telefoontoestellen, met behulp waarvan het onder 1 primair en 2 subsidiair bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien – gelet op de inhoud van die telefoontoestellen – het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 38z, 45, 57, 96, 140a, 157, 176a, 176b, 288a, 289 en 289a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en/of vrijheidsbeperking.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. Telefoontoestel;
1. Telefoontoestel.
Aldus gewezen door:
mr. A.M.G. Smit, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. T. van de Woestijne, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I. Kroes, griffier,
en op 16 oktober 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Smit en mr. Van de Woestijne zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.