ECLI:NL:GHSHE:2025:2878

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
20-000589-25
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor rijden met ongeldig rijbewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs, in strijd met artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De politierechter had de verdachte bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die heeft verzocht het vonnis te vernietigen en de verdachte opnieuw te veroordelen. De raadsvrouw van de verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof, maar heeft ook een straftoemetingsverweer gevoerd. Het hof heeft vastgesteld dat de politierechter niet heeft voldaan aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering, wat heeft geleid tot de vernietiging van het vonnis.

Het hof heeft vervolgens de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op 16 april 2024 te Best heeft gereden met een auto, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan deze overtreding en heeft de gevangenisstraf van twee weken opgelegd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000589-25
Uitspraak : 15 oktober 2025
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 24 februari 2025 in de strafzaak met parketnummer 96-160052-24 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij het vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard en dat gekwalificeerd als ‘overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ten aanzien van het tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof. Daarnaast heeft de raadsvrouw een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 april 2024 te Best, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Oude Rijksweg, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 april 2024 te Best, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Oude Rijksweg, als bestuurder een motorrijtuig (personenauto) van die categorie heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, zaakregistratienummer PL2100-2024081731, gesloten d.d. 18 april 2024, bevattende een verzameling van op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen en met digitale doorgenummerde dossierpagina’s 1-24.
Het hof zal, nu de verdachte heeft bekend dat hij het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld en zijn raadsvrouw dienaangaande geen vrijspraak heeft bepleit, overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met de volgende opgave van de bewijsmiddelen:
Het proces-verbaal artikel 9 Wegenverkeerswet 1994 d.d. 18 april 2024, proces-verbaalnummer PL2100-2024081731-1, digitale dossierpagina’s 2-3, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;
Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 16 april 2024, proces-verbaalnummer PL2100-2024081731-2, digitale dossierpagina’s 10-11, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
Een schriftelijk bescheid, te weten een (aangetekende) brief van het CBR d.d. 3 juli 2021, digitale dossierpagina’s 20-21, gericht aan de verdachte en inhoudende de ongeldigverklaring van het rijbewijs.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken zal opleggen.
De raadsvrouw heeft een straftoemetingsverweer gevoerd en heeft het hof, onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, verzocht een voorwaardelijke straf op te leggen.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het besturen van een auto, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Met zijn handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten liggen aan besluiten van een instantie die mede met het oog op de verkeersveiligheid belast is met onder meer de beoordeling van de geldigheid van rijbewijzen. Dit rekent het hof de verdachte aan.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf allereerst acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. In deze oriëntatiepunten wordt voor het besturen van een motorrijtuig, terwijl het rijbewijs ongeldig is verklaard, in beginsel uitgegaan van de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 3 juli 2025, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij meermalen onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld. Daaronder bevinden zich onder meer veroordelingen ter zake van overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994, doch niet recent. Deze veroordelingen hebben de verdachte er niet van weerhouden als automobilist aan het verkeer deel te nemen en opnieuw een verkeersdelict te begaan.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de verdachte werkzaam is als zzp’er in de asbestsanering, zijn vrouw parttime werkt en hij twee kinderen heeft. In dat kader heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tot gevolg heeft dat de verdachte als zzp’er zijn projecten verliest en het gezin geen inkomsten heeft. Zijn vrouw kan niet zelfstandig het gezin onderhouden en er zijn geen familieleden die de zorg voor de kinderen zouden kunnen opvangen. Tevens zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf recidiverend werken omdat de verdachte in oude patronen zou kunnen vallen, aldus de raadsvrouw.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Hetgeen omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren is gebracht, maakt dat niet anders.
Het gaat om een gevangenisstraf van twee weken. Deze periode is zodanig beperkt dat het geen blijvende gevolgen zal behoeven te hebben voor het gezinsleven of de werkzaamheden van verdachte maar ten uitvoer gelegd kan worden in enkele weken verlof.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Aldus gewezen door:
mr. A. Muller, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D.S. Yap en mr. N. van Abeelen, griffiers,
en op 15 oktober 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.M.G. Smit, mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven en mr. N. van Abeelen zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.