Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
[minderjarige]geboren op [geboortedatum] 2019 (hierna: [minderjarige] ).
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ingangsdatum van de kinderalimentatie die de man aan de vrouw moet betalen voor hun minderjarige kind. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de ingangsdatum van 22 maart 2024, zoals bepaald in de eerdere beschikking van de rechtbank Limburg. De vrouw verzocht om de ingangsdatum te stellen op 1 januari 2023, 19 mei 2023 of 21 juli 2023, terwijl de man verweer voerde en de beschikking van de rechtbank wilde handhaven.
De zaak begon met een relatie tussen de partijen, waaruit een minderjarig kind is geboren. De ouders hebben gezamenlijk gezag over het kind, dat bij de vrouw woont. De vrouw heeft in hoger beroep gesteld dat de rechtbank ten onrechte de ingangsdatum van de kinderalimentatie heeft vastgesteld op de datum van de beschikking. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en beoordeeld. De vrouw voerde aan dat de man zijn onderhoudsverplichting niet tijdig heeft erkend, terwijl de man stelde dat hij al eerder had bijgedragen in de kosten van verzorging en opvoeding.
Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de ingangsdatum van de kinderalimentatie moet worden vastgesteld op 21 juli 2023, de datum waarop de man zelf een verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie heeft ingediend. De eerdere beschikking van de rechtbank is vernietigd en de nieuwe alimentatieverplichtingen zijn vastgesteld, met een bijdrage van € 171,- per maand in 2023, € 182,- per maand in 2024 en € 193,- per maand in 2025. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.