ECLI:NL:GHSHE:2025:2915

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
20-002709-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van diefstal en geweld tegen personen met mishandeling en overtreding van de Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1983, was eerder veroordeeld voor een eendaadse samenloop van diefstal gevolgd door geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad te vluchten of het bezit van het gestolene te verzekeren, en mishandeling. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en een maatregel tot terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een aantal tenlastegelegde feiten. Het hof oordeelde dat de verdachte niet in zijn hoger beroep kon worden ontvangen voor de vrijspraak, maar dat het hoger beroep wel ontvankelijk was voor de overige feiten. Het hof heeft de bewezenverklaring van de mishandeling bevestigd, maar de opgelegde straf en maatregel vernietigd. De verdachte werd schuldig bevonden aan de onder 1 tot en met 3 bewezenverklaarde feiten, maar voor het onder 4 bewezenverklaarde feit werd geen straf of maatregel opgelegd. Het hof legde een gevangenisstraf van drie maanden op, met de maatregel van TBS met voorwaarden, en een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de noodzaak van behandeling en begeleiding.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002709-23
Uitspraak : 21 oktober 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 22 september 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-102892-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
  • ‘de eendaadse samenloop van diefstal gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren en mishandeling’ (
  • ‘mishandeling’ (
  • ‘overtreding van artikel 27 eerste lid van de Wet wapens en munitie’ (
en de verdachte ter zake van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en een maatregel tot terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. Ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde is de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 5 (primair en subsidiair) tenlastegelegde.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte
De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 5 primair en subsidiair is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open.
Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat nog aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde feiten overeenkomstig het vonnis van de rechtbank worden bewezen en dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, een maatregel tot TBS met voorwaarden en een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel.
De verdediging heeft een (putatief) noodweerverweer gevoerd en in verband daarmee verzocht dat de verdachte van de onder 2 tenlastegelegde mishandeling wordt vrijgesproken dan wel wordt ontslagen van alle rechtsvervolging. Ten aanzien van de overige tenlastegelegde feiten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Voor het geval het hof de feiten (deels) bewezen acht heeft de verdediging verzocht de verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar te verklaren en hem ten aanzien van het tenlastegelegde te ontslaan van alle rechtsvervolging. Tot slot heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de opgelegde straf en maatregel – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof de gronden waarop het vonnis berust aanvult en verbetert.
Aanvulling en verbetering van de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
De bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde (zoals weergeven in bijlage II op pagina 11 van het vonnis) behoeven, mede gelet op de in hoger beroep bepleite vrijspraak, verbetering en aanvulling. Omwille van de leesbaarheid worden de bewijsmiddelen in zoverre vervangen. Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden deze bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op dit arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht. De bewezenverklaring door de eerste rechter van het onder 2 tenlastegelegde komt uitsluitend te berusten op de in de aanvulling weergeven bewijsmiddelen en de hieronder weergegeven bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
Aanvulling en verbetering van de bijzondere bewijsoverwegingen
De bijzondere bewijsoverwegingen van de rechtbank (zoals weergeven onder rechtsoverweging 4.3.3 op pagina 2 van het vonnis) behoeven aanvulling en verbetering, gelet op de in hoger beroep bepleite vrijspraak ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde mishandeling. Omwille van de leesbaarheid wordt deze overweging voor zover die betrekking heeft op feit 2 als volgt vervangen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde mishandeling een geslaagd beroep op noodweer toekomt en dat hij daarvan aldus dient te worden vrijgesproken. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat van een noodweersituatie geen sprake was.
Het hof neemt (delen van) de overwegingen van de rechtbank als vermeld onder ‘5. De strafbaarheid’ op pagina 3 en 4 van het vonnis over ten behoeve van de bewijsoverweging, met dien verstande dat die overwegingen op onderdelen worden gewijzigd en aangevuld, zodat deze als volgt komen te luiden:
Het hof heeft op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting vastgesteld dat de
verklaring van verdachte over de aanval op hem met een mes niet wordt ondersteund door
enig (objectief) bewijs. De aangiften en de door de politie beschreven camerabeelden leiden tot weerlegging van die verklaring. Er wordt in het geheel niet gesproken over een
steekincident en er zijn ook geen andere aanknopingspunten die deze verklaring op enigerlei
wijze bevestigen. Het hof heeft daarom niet kunnen vaststellen dat sprake is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich moest verdedigen door aan de medewerker van [bedrijf] , [slachtoffer] , een kopstoot te geven.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen. Het hof is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de onder 2 tenlastegelegde mishandeling heeft begaan.
De beslissing dat het onder 2 bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Aanvulling en verbetering van de overwegingen ten aanzien van de strafbaarheid
De overwegingen van de rechtbank ten aanzien van de strafbaarheid (zoals weergeven onder rechtsoverweging 5 op pagina 3 en 4 van het vonnis) behoeven aanvulling en verbetering, gelet op het feit dat in hoger beroep namens de verdachte ter zake van de onder 2 tenlastegelegde mishandeling een beroep is gedaan op noodweerexces en putatief noodweer(exces) en in verband daarmee ontslag van alle rechtsvervolging is bepleit. Daarnaast heeft de verdediging betoogd dat de onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde feiten verdachte in zijn geheel niet kunnen worden toegerekend. Omwille van de leesbaarheid worden de overwegingen ten aanzien van de strafbaarheid in zijn geheel vervangen, zodat deze als volgt komt te luiden:
Noodweer?
Namens de verdachte is ter zake van de onder 2 tenlastegelegde mishandeling een beroep gedaan op noodweerexces en putatief noodweer(exces) en is ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. In het kader van noodweerexces is, naast hetgeen in het kader van het beroep op noodweer is aangevoerd, naar voren gebracht dat indien de verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden, dat veroorzaakt is door de hevige gemoedsbeweging die door de angstige situatie als gevolg van de noodweersituatie (althans een situatie waarin de verdachte redelijkerwijs in de veronderstelling kon verkeren dat er sprake was van onmiddellijk dreigend gevaar) was veroorzaakt.
In hetgeen is overwogen ten aanzien van het beroep op noodweer ligt besloten dat ook een beroep op noodweerexces en putatief noodweer(exces) niet kan slagen. Van objectieve gronden op basis waarvan de verdachte de situatie als een noodweersituatie kon interpreteren, is niet gebleken. Het beroep van de verdediging wordt verworpen.
Toerekenbaarheid
Het aanvullend onderzoek zoals weergeven in de Pro Justitia rapportage van het Pieter Baan Centrum van 6 februari 2025 geeft geen aanleiding de vragen ten aanzien van de toerekenbaarheid anders te beantwoorden dan eerder was gedaan. Voor wat betreft de mate van toerekenbaarheid heeft het hof dan ook acht geslagen op de Pro Justitia rapportage van het Pieter Baan Centrum van 25 mei 2023. Volgens de deskundigen zijn er geen aanwijzingen dat de psychose van `rechtstreekse invloed' is geweest op het handelen van verdachte ten tijde van de winkeldiefstal. Bij de daaropvolgende gebeurtenissen neemt deze invloed wel toe, al kan niet precies worden gereconstrueerd op welk moment dit in welke mate was. Gelet op de wisselende invloed van de psychose en de consumptie van alcohol, wat de drempel tot het gebruik van geweld enigszins kan hebben verlaagd, adviseren de deskundigen deze feiten verdachte in een (licht tot sterk) verminderde mate toe te rekenen. Een volledige doorwerking kan niet helemaal worden uitgesloten, maar ook niet goed worden onderbouwd. Het hof neemt de bevindingen, met betrekking tot de mate van toerekenbaarheid, door deze deskundigen geformuleerd na uitgebreid onderzoek en observatie in het Pieter Baan Centrum, over en maakt dit tot zijn conclusie. Dit houdt dan ook in dat verdachte wel in enige mate verantwoordelijk moet worden gehouden voor de hem onder feit 1 tot en met feit 4 verweten gedragingen. Welke gevolgen dit heeft zal worden besproken bij de strafmaat. Van volledige ontoerekeningsvatbaarheid, waardoor ontslag van alle rechtsvervolging zou moeten volgen, is in elk geval geen sprake.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar. Dit levert de in de beslissing van de rechtbank genoemde strafbare feiten op.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom, zij het in verminderde mate, strafbaar voor het bewezenverklaarde.
Op te leggen straf en maatregelen
De verdediging heeft in het kader van de strafbepaling verzocht de feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen en rekening te houden met het feit dat sprake is van eendaadse samenloop. In dat verband is verzocht een kortere gevangenisstraf op te leggen dan het voorarrest. Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde feit heeft de verdediging verzocht de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een TBS met dwangverpleging, zoals door de rechtbank is opgelegd, niet (langer) noodzakelijk is en dat de behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden kan geschieden. Tot slot meent de verdediging dat, gelet op de aard en (beperkte) ernst van de feiten, oplegging van een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel niet op zijn plaats is.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ernst van de feiten
Het hof stelt vast dat de verdachte zich op 24 april 2022 in Breda schuldig heeft gemaakt aan een diefstal gevolgd door geweld bij de [bedrijf] . Verdachte heeft één
winkelmedewerker getrapt op zijn been en met een tas (met hierin een fles) tegen diens hoofd geslagen. Hij heeft een andere winkelmedewerker een kopstoot gegeven. Bovendien heeft verdachte ten tijde van het incident een mes bij zich gedragen. Verdachte heeft geen respect getoond voor de eigendommen van een winkelier en de lichamelijke integriteit van diens medewerkers. Deze nare geweldsmisdrijven brengen, gelet op het openlijke karakter ervan, naast angstgevoelens bij de slachtoffers ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij teweeg.
Blijkens het strafblad van 12 juni 2025 is de verdachte eerder ter zake van (soortgelijke) misdrijven onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt in het nadeel van de verdachte mee.
Gevangenisstraf
Het hof is gezien de ernst van het feit en de recidive van oordeel dat geen andere straf volstaat dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft het hof rekening gehouden met de persoon van de verdachte, zoals daarvan onder meer blijkt uit de Pro Justitia rapportages van 6 februari 2025 en 25 mei 2023 (opgemaakt door klinisch psycholoog [psycholoog] en psychiater [psychiater] ), het reclasseringsadvies TBS met voorwaarden van 30 juni 2025, het voortgangsverslag toezicht van de reclassering van 2 oktober 2025 en gelet op de toelichting van de getuige-deskundige [getuige-deskundige] , reclasseringswerker TBS, die ter zitting in hoger beroep is gehoord.
Uit de Pro Justitia rapportages blijkt dat bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, die er ook was ten tijde van het bewezenverklaarde.
De gedragsdeskundigen die over de verdachte hebben gerapporteerd hebben vastgesteld dat de verdachte primair lijdt aan schizofrenie, gekenmerkt door inhoudelijke denkstoornissen met uitgebreide waanvorming (paranoïde, grootheids-, benadelings- en betrekkingswanen).
Er is sprake van een chronische psychotische toestand. Daarnaast is sprake van een stoornis in gebruik van cocaïne die onder de huidige omstandigheden in langdurige remissie is. Hoewel de winkeldiefstal op zichzelf mogelijk samenhangt met verdachtes teloorgang als gevolg van zijn chronische psychose, zijn er geen aanwijzingen dat op dat moment de psychose van rechtstreekse invloed was op zijn handelen. Bij de daaropvolgende gebeurtenissen neemt deze invloed echter wel toe, al kan niet precies worden gereconstrueerd op welk moment dit in welke mate was. In verdachtes verhaal komen evident psychotische elementen, waaronder waanwaarnemingen, naar voren, zoals deze ook tijdens het verhoor door de politie dezelfde dag en enkele dagen later bij de voorgeleiding bij de rechter-commissaris naar voren kwamen (verdachte noemde onder andere geluidseffecten, brainwashen en stekende bewegingen door medewerkers van de supermarkt). Verdachte is er ook van overtuigd dat hij bij de aanhouding getaserd werd en dat dit moedwillig wordt verzwegen. Zoals hiervoor overwogen ziet het hof gelet op de bevindingen in de Pro Justitia aanleiding om verdachte de feiten in een (licht tot sterk) verminderende mate toe te rekenen.
Alles afwegende en mede in aanmerking genomen de hierna te noemen maatregelen die het hof tevens zal opleggen, acht het hof ten aanzien van de onder 1 tot en met 3 bewezenverklaarde feiten een gevangenisstraf van drie maanden passend en geboden, zoals door de rechtbank opgelegd. Het hof acht – overeenkomstig de rechtbank – het daarnaast opleggen van een aparte straf voor het onder 4 bewezenverklaarde voorhanden hebben van het mes zoals in onderhavig geval niet van meerwaarde. Het hof zal verdachte voor dat feit schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel (artikel 9a van het Wetboek
van Strafrecht).
TBS met voorwaarden
Het hof zal gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, onder de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd in het reclasseringsadvies TBS met voorwaarden van 30 juni 2025. De verdachte heeft verklaard bereid te zijn zich hieraan te houden en die bereidheid acht het hof voldoende betrouwbaar. Deze voorwaarden betreffende verdachtes gedrag dienen te worden gesteld, nu bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond, het door de verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, het opleggen van deze maatregel eist.
Het hof overweegt ten aanzien van zijn beslissing om de voorwaarden op te leggen binnen het kader van TBS het volgende.
In 2023 hebben de rapporterende gedragsdeskundigen geadviseerd de verdachte verplichte zorg op te leggen binnen het kader van een zorgmachtiging. De rechtbank heeft een maatregel TBS met dwangverpleging opgelegd. Tegen die beslissing is de verdachte in hoger beroep gekomen en is verzocht een aanvullende rapportage op te maken.
Uit de aanvullende rapportage van de gedragsdeskundigen van 6 februari 2025 blijkt het volgende:
De verdachte verblijft momenteel in een gestructureerde omgeving (het hof: een FPA) waar hij indien nodig zijn verhaal kwijt kan, waar hij consequent anti-psychotische medicatie krijgt verstrekt, waar hij abstinent is van alcohol- en/of drugsgebruik en waar hij enige steun van zijn familie ervaart. Zijn chronische schizofrenie is stabiel aanwezig en er doen zich geen incidenten voor. Onder deze omstandigheden wordt het recidiverisico op feiten als thans ten laste gelegd als laag beoordeeld. Indien verdachte zonder verdere behandeling of begeleiding zou terugkeren naar de situatie van voor zijn aanhouding, dan zal hij geconfronteerd worden met tal van problemen en stresserende situaties waar hij met zijn beperkte copingsvaardigheden onvoldoende tegen opgewassen is. Onder die voor hem spanningsvolle omstandigheden zal betrokkene de noodzakelijke anti-psychotische medicatie niet of onvoldoende betrouwbaar innemen en zal hij – ondanks goede voornemens – als vorm van inadequate coping geneigd zijn toevlucht te zoeken tot gebruik van alcohol en/of (hard)drugs. De combinatie van deze factoren zal opnieuw kunnen leiden tot verergering van zijn chronische psychose, waarbij hij ook nieuwe situaties paranoïde zal interpreteren. Hij zal zich dan gemakkelijk bedreigd kunnen voelen en daar met geweld op kunnen reageren. Het risico op gewelddadig gedrag neemt dan toe tot hoog.
Effectief risicomanagement valt bij verdachte samen met passend psychiatrisch
zorgmanagement. De kern daarvan wordt gevormd door continuering van anti-psychotische
medicatie, blijvende abstinentie van cocaïne en andere roesmiddelen, en verblijf in een
beveiligde en gestructureerde omgeving met adequate psychiatrische zorg, begeleiding en
passende dagbesteding. Met dit risicomanagement functioneert verdachte goed en is de
kans op recidive laag. Dit kan tevens de basis zijn voor verdere resocialisatie. Deze dient zeer geleidelijk te verlopen, goed voorbereid en gemonitord en in kleine stappen, maar met blijvende begeleiding bij het uitvoeren van meer complexe aspecten van het dagelijks leven.
De verdachte zal zeer langdurig, en mogelijk levenslang, aangewezen zijn op een psychiatrisch zorgkader en continuering van de anti-psychotische medicatie. Anders dan tijdens het PBC-onderzoek in 2023, is verdachte nu meer doordrongen van de noodzaak van genoemd risicomanagement. Ondanks het beperkte ziektebesef en het ontbrekende ziekte-inzicht toont hij zich gemotiveerd om zich aan afspraken (c.q. voorwaarden) te houden zoals hij dat nu ook doet. Ingeschat wordt dat hij meer behandeltrouw zal zijn dan in het verleden. De verdachte heeft hierbij echter wel een duidelijk (juridisch) kader nodig, meer dan het geval is bij het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. Bovendien bestaat bij dit kader het risico dat betrokkene uiteindelijk onvoldoende behandeld en voorbereid terugkeert in de maatschappij. De verdachte acht zelf een stevige 'stok achter de deur' eveneens helpend, om motivatie voor behandeling te kunnen behouden.
De gedragsdeskundigen adviseren in deze aanvullende rapportage niet opnieuw een zorgmachtiging op grond van de schakelbepaling van artikel 2.3 lid 1 Wet Forensische Zorg: nu verdachte de behandeling accepteert en hij de medicatie zonder dwang tot zich neemt, is het geenszins vanzelfsprekend dat een dergelijke zorgmachtiging zal worden afgegeven c.q. zal leiden tot het beoogde zorgtraject en resocialisatie. Gelet op de ernst van de problematiek en het recidivegevaar achten de gedragsdeskundigen het kader van TBS aangewezen, waarbij het recidiverisico afdoende kan worden verminderd door het stellen van voorwaarden.
De reclassering adviseert voorzichtig positief over de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van een TBS maatregel met voorwaarden. De onderzochte maatregel TBS met voorwaarden is (technisch) uitvoerbaar, de reclassering kan hier toezicht op uitoefenen en betrokkene lijkt zich aan eventuele voorwaarden te willen conformeren.
Het hof volgt de conclusies en het advies van de deskundigen en legt deze ten grondslag aan zijn beslissing. Het hof acht het dan ook van groot belang dat de verdachte langdurig zal worden behandeld en begeleid en acht het vanuit oogpunt van de beveiliging van de maatschappij onverantwoord te volstaan met een lichter juridisch kader, zodat aan de verdachte TBS met voorwaarden zal worden opgelegd.
De maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten diefstal in vereniging met geweld en een tweetal mishandelingen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Het hof is van oordeel dat de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden dient te worden bevolen. Zoals hiervoor overwogen spreken de rapporteurs in de meest recente rapporten van een laag risico op recidive als de verdachte in zorg is en een risico dat kan oplopen tot hoog wanneer er geen sprake meer zal zijn van behandeling en begeleiding. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde en het verhoogde recidiverisico in geval de verdachte niet wordt behandeld, is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Het zal daarom de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden bevelen, op de voet van artikel 38, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Voorlopige hechtenis
Om een effectief toezicht op de voorwaarden mogelijk te houden, óók als de verdachte van deze uitspraak in cassatie gaat, heeft de reclassering geadviseerd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis te laten voortduren met dezelfde voorwaarden als de TBS maatregel.
Aangezien de verdachte echter geen vrijheidsstraf wordt opgelegd van langere duur dan door hem in voorlopige hechtenis is doorgebracht, is er niet langer aan de voorwaarden voor voorlopige hechtenis voldaan (artikel 75 lid 6 jo 72 lid 3 en 4 van het Wetboek van Strafvordering). Het hof zal om die reden de voorlopige hechtenis opheffen. Met de oplegging van een maatregel TBS met voorwaarden, die dadelijk uitvoerbaar zal worden verklaard, is bij de einduitspraak direct een nieuw juridisch kader beschikbaar op basis waarvan de verdachte in de FPA opgenomen kan blijven.
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel
Het hof zal, in navolging van het advies van de reclassering zoals vermeld in het reclasseringsadvies TBS met voorwaarden van 30 juni 2025, bepalen dat aan de verdachte de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd, om, gelet op de chronische en hardnekkige problematiek van de verdachte, ook na afloop van de TBS, indien nodig, de mogelijkheid van intensief toezicht en controle te kunnen behouden.
De gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten diefstal in vereniging met geweld en een tweetal mishandelingen.
Conclusie
Samengevat acht het hof een gevangenisstraf van drie maanden met aftrek van voorarrest, TBS met voorwaarden en een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 37a, 38, 38a, 38z, 55, 57, 62, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 5 primair en 5 subsidiair tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en maatregel en doet in zoverre opnieuw recht.
Bepaalt dat ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, waarbij als algemene voorwaarde geldt dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en stelt daarbij ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
Geen strafbaar feit plegen
De ter beschikking gestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
Meewerken aan reclasseringstoezicht
De ter beschikking gestelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- De ter beschikking gestelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
- De ter beschikking gestelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van betrokkene vast te stellen.
- De ter beschikking gestelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om betrokkene te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
- De ter beschikking gestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
- De ter beschikking gestelde werkt mee aan huisbezoeken.
- De ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
- De ter beschikking gestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
- De ter beschikking gestelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht.
Meewerken aan time-out
Als de reclassering dat nodig vindt en de ter beschikking gestelde daarmee instemt, kan de ter beschikking gestelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of betrokkene deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
Niet naar het buitenland
De ter beschikking gestelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
Opname in een zorginstelling
De ter beschikking gestelde laat zich opnemen in een forensische zorginstelling (FPK of FPA), te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De opname start aansluitend aan detentie. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de ter beschikking gestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Ambulante behandeling
De ter beschikking gestelde laat zich behandelen door een forensisch Fact-team of een nog nader te bepalen (forensische) zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
De ter beschikking gestelde verblijft in een beschermde of begeleide woonvorm of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, indien nodig geacht en te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Drugsverbod
De ter beschikking gestelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de ter beschikking gestelde wordt gecontroleerd.
Alcoholverbod
De ter beschikking gestelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de ter beschikking gestelde wordt gecontroleerd.
Dagbesteding
De ter beschikking gestelde spant zich in voor het vinden en behouden van passende dagbesteding, met een vaste structuur.
Meewerken aan schuldhulpverlening
De ter beschikking gestelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft de reclassering opdracht aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden.
Beveelt dat de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Legt aan de verdachte op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Beveelt de opheffing van het (geschorste) bevel voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. M.C.C. van de Schepop en mr. J.J. Peters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.H.M. van Gennip, griffier,
en op 21 oktober 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.