In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1983, was eerder veroordeeld voor een eendaadse samenloop van diefstal gevolgd door geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad te vluchten of het bezit van het gestolene te verzekeren, en mishandeling. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en een maatregel tot terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een aantal tenlastegelegde feiten. Het hof oordeelde dat de verdachte niet in zijn hoger beroep kon worden ontvangen voor de vrijspraak, maar dat het hoger beroep wel ontvankelijk was voor de overige feiten. Het hof heeft de bewezenverklaring van de mishandeling bevestigd, maar de opgelegde straf en maatregel vernietigd. De verdachte werd schuldig bevonden aan de onder 1 tot en met 3 bewezenverklaarde feiten, maar voor het onder 4 bewezenverklaarde feit werd geen straf of maatregel opgelegd. Het hof legde een gevangenisstraf van drie maanden op, met de maatregel van TBS met voorwaarden, en een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de noodzaak van behandeling en begeleiding.