22.56uur
Vanaf dit tijdstip tot aan de aanhouding van [medeverdachte 1] is de locatie van deze telefoon op het terrein van het bedrijf [bedrijf] aan de [adres bedrijf] Ritthem.
13.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2023, dossierpagina’s 207-209, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 9] :
Door mij werden de kentekenpassages van de A29 rechts en A58 rechts met elkaar vergeleken. Ik zag dat de onderstaande voertuigen kennelijk het traject Heinenoordtunnel (Barendrecht) naar Rilland hadden afgelegd. (…) Het [kenteken] viel op. Dit kenteken staat op naam van [naam] , [adres] . In het bedrijfsprocessensysteem zag [verbalisant 9] een mutatie, waarin deze auto werd gecontroleerd. De bestuurder bleek [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , zoon van kentekenhoudster.
Bevindingen AN PR camera’s met betrekking tot dit kenteken:
[kenteken] 7-11-2023 19:52 07 Maastunnel NZ
[kenteken] 7-11-2023 21:42 A29 Re 13.1 Heinenoord
[kenteken] 7-11-2023 21:51 A29 Re 97.5 Haringvlietbrug
[kenteken] 7-11-2023 22:15 A58 Re 125.2 Rilland
[kenteken] 7-11-2023 22:35 08 VLSSNGN Frankrijkwg ri hvns
[kenteken] 7-11-2023 22:40 08 Engelandweg ri N254
[kenteken] 8-11-2023 03:39 A29 Li 97.5 Haringvlietbrug
[kenteken] 8-11-2023 03:51 A29 Li 13.1 Heinenoord
[kenteken] 8-11-2023 03:58 Al6 Li Sc 20.1 Brienenoordbrug
[kenteken] 8-11-2023 03:58 A16 Li Sc 20.1 Brienenoordbrug
[kenteken] 8-11-2023 04:13 07 Hoofdweg ri Cap.weg Rotterdam
14.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2023, dossierpagina’s 212-214, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Uit een combinatie van ANPR-gegevens en locatiegegevens uit een aangetroffen telefoon kon blijken dat de telefoon in gebruik bij verdachte [medeverdachte 1] op 07 november 2023 omstreeks 21.26 uur was gestopt bij het tankstation De Haan aan de Groene Kruisweg 44 in Rotterdam. Om deze reden werden de relevante camerabeelden bij dit tankstation opgevraagd.
Uit een analyse van de ontvangen camerabeelden bleek het volgende:
07-11-2023 21.25 uur
Een witte Renault Captur met rood dak parkeert op het pompeiland van tankstation De Haan aande Groene Kruisweg 44 in Rotterdam. Het kenteken van de Renault is [kenteken] .
De bestuurder stapt uit en loopt naar de linker achterzijde van de Renault daar waar de tankdop zit.
Gelijk hierna stapt de bestuurder weer in en verplaatst de Renault iets naar achteren waarna de bestuurder de Renault tankt.
07-11-2023 21.27 uur
De bestuurder loopt richting de shop. Op de passagiersplaats van de Renault zit zichtbaar een persoon.
07-11-2023 21.27 uur
De bestuurder loopt de shop in. Het betreft een licht getinte man met kort zwart haar. Hij draagt zwarte schoenen, een donkere lange broek met een witte bies op de zijkant, een zwarte gewatteerde jas met capuchon en blauwe accenten op de schouders. Hij draagt een bril met gekleurde glazen. De man loopt naar een koeling en pakt daar iets uit waarna hij richting de kassa loopt.
07-11-2023 21.28 uur
De bestuurder verlaat de shop, loopt naar de Renault, stapt in en rijdt weg.
Door twee collega’s van de politie Rotterdam werd een proces-verbaal van herkenning opgemaakt met betrekking [verdachte] . Zij herkenden hem ieder afzonderlijk van de verstrekte beelden als de bestuurder van de Renault Captur met kenteken [kenteken] .
15.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2023, dossierpagina’s 322-324 voor zover inhoudende:
Op de slaapkamer van [verdachte] werd tijdens de doorzoeking op 29 november 2023 een Apple iPhone in beslag genomen.
Eigendom telefoon:
Ik zag dat er een Apple ID was gekoppeld met het emailadres [e-mailadres] . Ik zag dat de naam van het toestel [naam toestel] betrof. Ik zag dat het laatste telefoonnummer wat in het toestel was gebruikt [telefoonnummer] betrof. Ik zag dat er aan het geconfigureerde Tiktok account de naam “ [voornaam verdachte] ” was gekoppeld.
Bevindingen 7 en 8 november 2023:
Ik zag dat er op 7 november 2023 omstreeks 19.35 uur locatiegegevens waren gegenereerd in de nabijheid van het adres [adres] . Ik zag dat de telefoon op 7 november 2023 om 19.35 uur gekoppeld was met het Bluetooth apparaat “Renault R- Link”. Voorts zag ik dat er een verbinding met Spotify en Google Maps tot stand kwam.
Ik zag dat er tussen 7 november 2023 22.00 uur en 8 november 2023 4.00 uur voornamelijk locatiegegevens waren gegenereerd. Ik zag dat er vanaf 7 november 2023 21.47 uur (omgeving Hoeksche Waard) een verplaatsing was naar Nieuwdorp (aankomst 22.35 uur).
Ik zag dat er op 7 november 2023 om 22.43 uur een GPX fix gegenereerd was met de coördinaten 51.473042, 3.659072. Ik zag dat deze coördinaten behoorden bij de locatie Stelledijk/Binnendijk Oudedorp.
Deze locatie is op korte afstand van het havengebied van Vlissingen.
Ik zag dat er tussen 7 november 2023 22.43 uur en 8 november 2023 1.58 uur met name locatiegegevens rond het gebied Sint Jooslandstraat, 4339PM Nieuw- en Sint Joosland waren gegenereerd. Ik zag dat vanaf 22.43 uur er meerdere handelingen werden verricht met het toestel. Ik zag dat het apparaat werd ontgrendeld en vergrendeld. Ik zag dat er applicaties werden geopend zoals Gmail, Snapchat en TikTok.
Voorts zag ik tussen 2.56 uur en 3.53 uur een verplaatsing van Nieuwdorp naar Rotterdam.
Ik zag dat er op 8 november 2023 00.32 en 01.46 uur verbinding was gemaakt met het draadloze netwerk “ [naam] ).
Ik zag dat de gps-coördinaten langs het haventerrein Nieuwdorp liepen.
Ik zag dat er op 8 november 2023 vanaf 4.19 uur locatiegegevens waren gegenereerd met locatie [adres] . Dit betreft het huisadres van [verdachte] .
Verbetering van de bewijsoverwegingen
De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste is gelegd. Daartoe is, op gronden zoals nader in de pleitnota verwoord, in de kern naar voren gebracht dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen van deze feiten, met name nu de verklaringen van de medeverdachten van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Uit het dossier volgt uitsluitend dat de verdachte vier jongens heeft afgezet bij het haventerrein in Vlissingen. Niet is vast te stellen dat de verdachte wist wat deze jongens gingen doen, aldus de verdediging. Op basis van het dossier zou niet kunnen worden vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de uitvoering van het plan of de intentie had om de jongens terug te brengen. Het enkele feit dat de verdachte na het afzetten van de medeverdachten enige tijd heeft gewacht in de buurt van de haven, doet daar volgens de verdediging niet aan af.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde is aangevoerd dat geen sprake kan zijn van een nauwe en bewuste samenwerking, nu de bijdrage van de verdachte (te) beperkt was en hij geen opzet had op het gronddelict, reden waarom vrijspraak dient te volgen.
Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid is aangevoerd dat hiervoor geen bewijs te vinden is in het dossier en dat de vereiste dubbele opzet niet kan worden aangetoond.
Tot slot is ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde aangevoerd dat op basis van het enkele afzetten van de medeverdachten niet kan worden geoordeeld dat sprake is van een voorbereidingshandeling, reden waarom vrijspraak dient te volgen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Feiten en omstandigheden
Het hof stelt op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat medeverdachten [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de avond van 7 november 2023 door de verdachte vanuit Rotterdam met de auto naar de haven van Vlissingen zijn gebracht. De verdachte zou hiervoor naar eigen zeggen € 500,00 krijgen. Het doel van deze rit was dat de medeverdachten in de haven van Vlissingen uit twee containers pakketten met cocaïne zouden halen. Nadat de medeverdachten door de verdachte bij de haven in Vlissingen waren afgezet, hebben zij het afgesloten empty stack terrein van [bedrijf] aan de [adres bedrijf] te Ritthem betreden via een gat in het hekwerk. Omstreeks 3.30 uur besloot de politie na observatie om het afgesloten terrein van [bedrijf] te betreden. De politie merkte de medeverdachten [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] op tussen de stapels containers en een losstaande container. In de losstaande container werd de zwaargewonde [medeverdachte 1] aangetroffen op een houten pallet waarop meerdere sporttassen lagen. Twee van deze sporttassen waren gevuld met in totaal 50 pakketten, gewikkeld in plastic, met daarop een rode bloem afgebeeld. Naast de pallet stond een rugtas waarin verschillende soorten werktuigen zaten. Net buiten de container lag een ratel met maat 11. Voorts werd door verbalisanten in de zak van medeverdachte [medeverdachte 3] een briefje aangetroffen waarop twee containernummers waren geschreven, te weten [containernummer 1] en [containernummer 2] . Door douaneambtenaren werd in de empty stack op drie hoog container [containernummer 1] met openstaande koelmotorluiken aangetroffen, geplaatst bij een lichtmast, waar een plas bloed lag. Na onderzoek aan deze container bleek dat de luiken nog slechts met één bout waren bevestigd en werden de overige bouten aangetroffen op de locatie waar deze container had gestaan. De bouten waren nagenoeg identiek aan de bout die onder medeverdachte [medeverdachte 3] was aangetroffen. Achter de luiken lagen geen pakketten meer. Daarnaast werd container [containernummer 2] aangetroffen, waarbij uit de plaat van de koelventilator enkele schroeven misten. Achter de platen van de koelventilatoren werden 49 pakketten aangetroffen die qua uiterlijk en vorm dezelfde kenmerken hadden als de 50 pakketten die in de sporttassen waren aangetroffen.
Van de in totaal 99 pakketten zijn 10 pakketten geselecteerd voor nader onderzoek. Hiervan zijn monsters genomen. Uit onderzoek is gebleken dat de 99 pakketten een netto gewicht van 98,75 kilogram hadden en dat de afgenomen monsters cocaïne bevatten.
Verder is uit informatie van de douane gebleken dat de containers [containernummer 1] en [containernummer 2] per schip vanuit Costa Rica zijn vertrokken en via België op 6 november 2023 in de haven van Vlissingen zijn aangekomen en vervolgens zijn gelost en geplaatst in de empty stack van [bedrijf] .
Het hof stelt voorts vast dat de verdachte zich blijkens de ANPR-gegevens van de auto waarin hij reed en de locatiegegevens van zijn mobiele telefoon gedurende de werkzaamheden van de medeverdachten in de nabije omgeving van de haven bevond. Tussen 7 november 2023 22:43 uur en 8 november 2023 1:58 uur heeft de telefoon van de verdachte met name locatiegegevens rond het gebied Sint Jooslandstraat te Nieuw- en Sint Joosland gegenereerd. Op de telefoon van de verdachte zijn vanaf 22:43 ook diverse applicaties ontgrendeld, zoals Snapchat, Gmail en TikTok. Uit de telefoongegevens blijkt verder dat er tussen 2:56 en 3:53 uur een verplaatsing van Nieuwdorp naar Rotterdam plaatsvond. Voorts blijkt uit het dossier dat de verdachte op 8 november rond 3:39 uur met de auto waarin hij reed de Haringvlietbrug is gepasseerd, ongeveer een uur rijden van de locatie Vlissingen. Op grond van het voorgaande concludeert het hof dan ook dat de verdachte na het afzetten van de medeverdachten gedurende een periode van bijna vier uren in de omgeving van de haven van Vlissingen heeft gewacht, alvorens hij weer naar huis vertrok.
MedeplegenHet hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Anders dan de verdediging, maar met de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat de materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit van voldoende gewicht is en dat hij wetenschap had van en opzet had op het gronddelict.
Ten aanzien van de materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit overweegt het hof in de eerste plaats als volgt.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het uithalen van cocaïne deel uitmaakt van het complexe logistieke proces van een miljoenentransport van verdovende middelen, waarbij aannemelijk is dat dit van tevoren nauwkeurig is gepland en gecoördineerd. Een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen de gedragingen van verdachten is naar het oordeel van het hof daarmee gegeven. De verdachte heeft, mede gelet op de aard van het tenlastegelegde feit, in het geheel een essentiële rol vervuld door als chauffeur op te treden. Zonder de verdachte zouden de medeverdachten immers niet kunnen voldoen aan de opdracht om cocaïne uit te halen en zouden zij niet met de uitgehaalde cocaïne verder kunnen worden vervoerd, hetgeen minst genomen duidt op een actieve betrokkenheid bij het tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van het standpunt van de verdediging dat de verdachte geen wetenschap had van het plan om de cocaïne uit te halen en dat zijn opzet hierop ontbrak, overweegt het hof daarnaast als volgt.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden leidt het hof af dat de verdachte met de auto [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft opgehaald in Rotterdam en hen vervolgens laat in de avond naar de haven van Vlissingen heeft gebracht, met als doel om pakketten met cocaïne uit containers te halen. Nadat de verdachte de medeverdachten bij de haven had afgezet, is hij naar een locatie in de nabije omgeving van de haven gereden, alwaar hij bijna vier uur heeft gewacht. Dit blijkt – zoals hiervoor reeds is overwogen – uit zowel de ANPR-gegevens van de auto waarin de verdachte reed als de locatiegegevens van zijn telefoon. Anders dan de verdediging, maar met de advocaat-generaal en de rechtbank, is het hof van oordeel dat niet dient te worden uitgegaan van de in het dossier aanwezige zendmastgegevens (p. 232 van het dossier), nu deze niet stroken met de ANPR-gegevens van de auto waarin de verdachte, ook naar eigen zeggen, reed, en deze laatste gegevens wél steun vinden in de locatiegegevens van de telefoon van de verdachte.
De verklaringen van de verdachte, inhoudende dat hij niet wist wat de medeverdachten gingen doen en dat hem enkel was gevraagd om deze jongens op een nader te bepalen locatie af te zetten, acht het hof onaannemelijk. Daarbij heeft het hof zich in het bijzonder rekenschap gegeven van het feit dat de verdachte, nadat hij eerst in mei 2025 een verklaring op papier had gezet, pas voor het eerst op de terechtzitting in hoger beroep tegenover het hof en de AG over zijn aandeel heeft willen verklaren. De verdachte bevestigt thans dat hij op verzoek en tegen betaling met de auto de vier medeverdachten met tassen/spullen van Rotterdam naar de haven van Vlissingen heeft gebracht en daar uren heeft gewacht. Hij noemt daarbij echter geen namen van opdrachtgevers of contactpersonen met wie hij heeft gecommuniceerd over deze rit naar de haven van Vlissingen noch verklaart hij waarvan hij deze personen precies kent of hoe hij met ze in contact kwam. Daarnaast stelt hij dat hij niet wist wat de medeverdachten daar gingen doen, dat er in de auto door hen een taal werd gesproken die hij niet verstond, dat het allemaal oudere jongens waren, ondanks dat hij wel een vermoeden had in verband met de locatie en de vrees voor spullen in zijn auto. Het hof is van oordeel dat de verdachte in deze verklaring – die na al die tijd niet meer te verifiëren is – maar deels de waarheid heeft verklaard en zijn rol – door veel informatie weg te laten – voor het overige probeert terug te brengen tot die van ‘enkel’ chauffeur.
Het hof ziet in de hiervoor beschreven handelingen en het gedrag van de verdachte de rol van medepleger. Naar het oordeel van het hof kan met name uit het feit dat de verdachte na het afzetten van de medeverdachten zonder goede uitleg midden in de nacht urenlang heeft gewacht in de nabije omgeving van een gesloten haventerrein, nota bene terwijl hij zelf kort daarvoor onherroepelijk was veroordeeld ter zake van het onbevoegd verblijven in het havengebied van Rotterdam, worden afgeleid dat hij wetenschap had van het plan om cocaïne uit te halen. Het in de avond vervoeren van vier jongens met spullen naar een afgesloten haventerrein, waar hij vervolgens lange tijd gedurende de nachtelijke uren in zijn auto rondhangt, omdat hij op ze moet wachten, kan naar het oordeel van het hof moeilijk anders worden geïnterpreteerd. Deze gedragingen van de verdachte kunnen naar het oordeel van het hof, gelet op hun uiterlijke verschijningsvorm, immers geen ander doel hebben gediend dan het brengen, ophalen en verder vervoeren van de medeverdachten met de cocaïne na afloop van de uithaal. Daarbij neemt het hof ook in aanmerking dat het, zoals eerder al overwogen, om een complex logistiek proces gaat, waarbij het vervoer de essentie vormt en de te vervoeren verdovende middelen een zeer hoge waarde vertegenwoordigen, waardoor het onaannemelijk is dat de organisatoren de afspraken rondom dat vervoer op hun beloop zouden laten op een manier zoals de verdachte beschrijft. Het enkele feit dat het de verdachte reeds op weg was naar Rotterdam op het moment dat de medeverdachten werden aangehouden en een deel van de pakketten met cocaïne nog uit één van de containers moest worden gehaald, doet daaraan niet af, nu dit bijna vier uur was nadat de verdachte de medeverdachten bij de plaats delict had afgezet en de pakketten uit de andere container op dat moment wel al waren uitgehaald. Bovendien is gebleken dat er sprake was van een ongeval met één van de medeverdachten op de plaats delict. Nu het hof niet kan uitsluiten dat de verdachte op andere wijze op de hoogte is geraakt van het feit dat de uithaal daardoor niet succesvol was – bijvoorbeeld omdat uit zijn telefoongegevens blijkt dat hij na het afzetten van de medeverdachten gebruikt heeft gemaakt van de applicaties Gmail, Snapchat en TikTok - leiden deze door de verdediging aangevoerde omstandigheden evenmin tot een ander oordeel.
Het hof verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging mitsdien in al zijn onderdelen.
ConclusieHet hof is van oordeel dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten, die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering gericht op de verlengde invoer van cocaïne. Het hof is van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van 98,75 kilogram cocaïne
Resumerend acht het hof, op grond van het hiervoor overwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Voorwaardelijk verzoek tot het horen van medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]
Nu het hof de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] niet tot bewijs heeft gebezigd, zal het hof het door de verdediging gedane voorwaardelijke verzoek tot het horen van deze personen als getuige afwijzen.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen sanctie gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
Op te leggen straf
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van 98,75 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne door – kort gezegd – als chauffeur op te treden voor de medeverdachten die de cocaïne zouden uithalen. Het uithalen van cocaïne uit containers is een winstgevende activiteit die vrijwel altijd in opdracht van criminele organisaties wordt uitgevoerd. De verdachte heeft met het vervoeren van de medeverdachten daarbij een onmisbare schakel gevormd.
De productie en handel in harddrugs hebben ingrijpende maatschappelijke gevolgen, waaronder ondermijning van de openbare orde, versterking van (inter)nationale criminele netwerken die geweld niet schuwen, aantasting van de volksgezondheid en economische schade voor havenbedrijven, doordat bedrijfsactiviteiten moeten worden stilgelegd bij onbevoegde binnendringing. Daarnaast vergt de handhaving en opsporing aanzienlijke inzet van menskracht en middelen. De verdachte heeft zich door het brengen van uithalers naar het haventerrein willens en wetens bereid getoond een wezenlijke bijdrage te leveren aan de invoer van cocaïne. Hij heeft zich geen rekenschap gegeven van de hiervoor bedoelde schadelijke neveneffecten en kennelijk uitsluitend gehandeld vanuit een financieel motief. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard, temeer nu hij hierover niets heeft willen verklaren ten overstaan van de politie en nadien ten overstaan van de rechtbank en het hof evenmin het achterste van zijn tong heeft laten zien.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 11 juli 2025, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte in 2023 onherroepelijk is veroordeeld ter zake van het medeplegen van het wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, een misdrijf dat vooral tot doel heeft om de zogeheten ‘uithalers’ aan te kunnen pakken, te weten personen die haventerreinen binnendringen en containers openen om de aldaar verborgen verdovende middelen weg te nemen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep in dit verband naar voren gebracht dat hij in het laatste jaar zit van de [opleiding] , in dat kader stage loopt en voornemens is om zijn diploma te behalen. De verdachte woont bij zijn moeder en heeft een vriendin.
In het kader van de persoonlijke omstandigheden heeft het hof tevens acht geslagen op de reclasseringsrapportages d.d. 7 december 2023 en 28 maart 2024, de brief van [reclasseringswerker] d.d. 15 maart 2024, de brief van [studiecoach 1] van de verdachte, d.d. 22 maart 2024, de brief van [docent] , d.d. 9 oktober 2025 en de brieven van [studiecoach 2] , d.d. 29 november 2024 en 15 juli 2025. In de reclasseringsrapportages wordt het risico op recidive ingeschat als gemiddeld en de risico’s op letsel en onttrekken aan voorwaarden als laag. Er zou sprake zijn van stabiliteit aangaande de dagbesteding, financiën en huisvesting van de verdachte, hoewel deze beschermende factoren ook ten tijde van eerdere veroordelingen reeds aanwezig zouden zijn geweest. De reclassering vermoedt een beginnend delictpatroon, reden waarom, mede gelet op de jonge leeftijd van de verdachte, inzet van diagnostiek en behandeling wordt geadviseerd. Voorts worden een gebiedsverbod en -gebod geadviseerd, teneinde te voorkomen dat de verdachte zich beweegt in risicogebieden zoals het havengebied en structuur aan te bieden tijdens de avond- en nachtelijke uren. In de hiervoor bedoelde brieven van de docenten, reclasseringswerker en studiecoaches van de verdachte wordt voorts, kort samengevat, beschreven dat de verdachte zijn opleiding volgt met veel toewijding en inzet en ook tijdens zijn stage naar tevredenheid functioneert.
Tot slot heeft het hof acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Bij de in- en uitvoer harddrugs wordt bij de tenlastegelegde hoeveelheid als vertrekpunt voor de op te leggen straf uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zestig maanden. In hetgeen door de verdediging is aangevoerd omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, ziet het hof evenwel, met de advocaat-generaal en de verdediging, aanleiding om in strafmatigende zin van de hiervoor bedoelde oriëntatiepunten af te wijzen.
Naar het oordeel van het hof kan desalniettemin, in het bijzonder gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, de rol van de verdachte bij het bewezenverklaarde feit, de generale preventie en in verband met een juiste normhandhaving, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. Anders dan de rechtbank acht het hof het, gelet op de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, thans niet opportuun om in het kader van de voorwaardelijke gevangenisstraf bijzondere voorwaarden te stellen. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Op te leggen maatregel
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting ziet het hof wel aanleiding om ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten van gelijke aard als het onderhavige feit aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht op te leggen voor de duur van twee jaren, inhoudende dat hij zich voor de duur van 2 jaren niet zal ophouden in de containerhavens in Vlissingen en Rotterdam. Het hof zal daarbij bepalen dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, hechtenis voor de duur van 2 weken, met een maximum van 6 maanden, zal worden toegepast. Toepassing van de hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de maatregel niet op.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 38w en 47 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.