ECLI:NL:GHSHE:2025:294

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
20-002021-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving met gebruik van geweld en een stroomstootwapen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zijn ex-vriendin heeft verkracht en haar wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd. De feiten vonden plaats op 19 augustus 2021 in Nuland, waar de verdachte de woning van het slachtoffer binnendrong, haar bedreigde met een taser en een schroevendraaier, en haar meermalen seksueel misbruikte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich geen rekenschap heeft gegeven van de belangen van het slachtoffer en enkel zijn eigen lustgevoelens heeft bevredigd. De rechtbank Oost-Brabant had de verdachte eerder vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, met een contactverbod van vijf jaar en een maatregel tot gedragsbeïnvloeding. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige inbreuken op de persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit van het slachtoffer, wat leidt tot langdurige gevolgen voor het slachtoffer. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002021-22
Uitspraak : 10 februari 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 1 september 2022, in de strafzaak met parketnummer 01-224161-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans verblijvende in de [detentieadres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte van het onder feit 4 tenlastegelegde vrijgesproken, het overige tenlastegelegde bewezenverklaard en dat gekwalificeerd als;
  • ‘verkrachting, meermalen gepleegd’ (
  • ‘opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden’ (
  • ‘handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II’ (
de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde een contact verbod met het slachtoffer [slachtoffer] . Voorts is er een contactverbod ingevolge artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opgelegd voor de duur van 5 jaren welke maatregel dadelijk uitvoerbaar is verklaard. Tot slot is het inbeslaggenomen goed, te weten een pistool, onttrokken aan het verkeer.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen – met aanvulling van de gronden voor wat betreft de bewezenverklaring – behoudens de strafoplegging. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest met daarbij een contactverbod ingevolge artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht welke dadelijk uitvoerbaar dient te worden verklaard. Daarnaast heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven om ambtshalve tevens de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen. Tot slot is gevorderd om het inbeslaggenomen goed te onttrekken aan het verkeer.
Namens de verdachte is primair vrijspraak bepleit voor de feiten 1, 2 en 4. Subsidiair is partiële vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 2 voor zover dit ziet op de situatie na de zolder. Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Daarnaast is er een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 19 augustus 2021 te Nuland, gemeente 's-Hertogenbosch, meermalen, althans eenmaal, door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het heimelijk binnendringen van de woning van die [slachtoffer] en/of zich op de zolder van die woning schuilhouden en/of het sturen van een app-bericht naar die [slachtoffer] met het verzoek een foto op zolder te maken en/of het op slot draaien en/of dicht doen van de deur van de zolderkamer na binnenkomst van die [slachtoffer] en/of het tonen van een taser en/of een schroevendraaier aan die [slachtoffer] en/of het aan en uit doen van die taser en/of het tegen haar hals drukken en/of houden van die schroevendraaier en/of het naar de grond werken van die [slachtoffer] en/of het meermalen tegen de buik en/of de ribben en/of de borst, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer] stompen/slaan en/of door tegen die [slachtoffer] te zeggen – zakelijk weergegeven – dat hij haar zou kunnen vermoorden en/of dat hij genoeg had aan een schroevendraaier om haar te vermoorden en/of dat hij wordt betaald om mensen in elkaar te slaan en te vermoorden en hij daar geen wapen voor nodig heeft en/of dat zij moest luisteren en/of dat er handgranaten klaar lagen om bij haar moeder en/of broer naar binnen te gooien en/of dat hij voor haar neus haar honden zou laten vermoorden als zij niet zou luisteren en/of dat hij bepaalde wat er zou gebeuren en hoe, [slachtoffer] telkens heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het meermalen brengen van zijn penis in de vagina en/of de anus en/of de mond van die [slachtoffer] ;
2.hij in of omstreeks de periode van 19 augustus 2021 tot en met 20 augustus 2021 te Nuland, gemeente 's-Hertogenbosch, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door heimelijk de woning van die [slachtoffer] binnen te dringen en/of zich op de zolder van die woning schuil te houden en/of die [slachtoffer] een app-bericht te sturen met het verzoek een foto op zolder te maken en/of de deur van de zolderkamer na binnenkomst van die [slachtoffer] op slot te draaien en/of dicht te doen en/of die [slachtoffer] een taser en/of een schroevendraaier te tonen en/of die taser aan en uit te doen en/of die schroevendraaier tegen haar hals te houden en/of die [slachtoffer] naar de grond te werken en/of haar meermalen tegen de buik en/of de ribben en/of de borst, althans tegen het lichaam te stompen/slaan en/of te zeggen – zakelijk weergegeven – dat hij haar zou kunnen vermoorden en/of dat hij genoeg had aan een schroevendraaier om haar te vermoorden en/of dat hij wordt betaald om mensen in elkaar te slaan en te vermoorden en hij daar geen wapen voor nodig heeft en/of dat zij moest luisteren en/of dat er handgranaten klaar lagen om bij haar moeder en/of broer naar binnen te gooien en/of dat hij voor haar neus haar honden zou laten vermoorden als zij niet zou luisteren en/of dat zij geen gekke dingen mocht doen en/of dat er mensen op de hoek staan om haar in de gaten te houden, althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of haar ID-bewijs en/of haartelefoon te pakken en/of bij zich te houden;
3.hij in of omstreeks de periode van 19 augustus 2021 tot en met 20 augustus 2021 te Nuland, gemeente 's-Hertogenbosch een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
4.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 oktober 2012 tot en met 20 augustus 2021 te Oss en/of te Nuland, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een single-action semi-automatisch centraalvuur pistool van het merk Norconia, model 1911A1 Big Ten, kaliber .45 ACP, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak feit 4
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte hetgeen ten laste is gelegd onder feit 4 heeft begaan. Het hof overweegt daartoe dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat de verdachte de beschikkingsmacht heeft gehad over het pistool. Hoewel het hof ervan uit gaat dat de verdachte de eigenaar van het wapen is geweest, heeft de verdachte op enig moment daarover de beschikkingsmacht verloren doordat het een lange tijd geleden, zonder dat blijkt van zijn betrokkenheid hierbij is ondergebracht in de woning van de moeder van [slachtoffer] waardoor er van het voorhanden hebben van een wapen in gevolge artikel 26 van de Wet wapens en munitie geen sprake kan zijn.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij:
1.op 19 augustus 2021 te Nuland meermalen door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld, te weten het heimelijk binnendringen van de woning van die [slachtoffer] en/of zich op de zolder van die woning schuilhouden en/of het sturen van een app-bericht naar die [slachtoffer] met het verzoek een foto op zolder te maken en/of het op slot draaien en/of dicht doen van de deur van de zolderkamer na binnenkomst van die [slachtoffer] en/of het tonen van een taser en/of een schroevendraaier aan die [slachtoffer] en/of het aan en uit doen van die taser en/of het tegen haar hals drukken en/of houden van die schroevendraaier en/of het meermalen tegen de buik en/of de ribben en/of de borst, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer] stompen/slaan en/of door tegen die [slachtoffer] te zeggen – zakelijk weergegeven – dat hij haar zou kunnen vermoorden en/of dat hij genoeg had aan een schroevendraaier om haar te vermoorden en/of dat hij wordt betaald om mensen in elkaar te slaan en te vermoorden en hij daar geen wapen voor nodig heeft en/of dat zij moest luisteren en/of dat er handgranaten klaar lagen om bij haar moeder en/of broer naar binnen te gooien en/of dat hij voor haar neus haar honden zou laten vermoorden als zij niet zou luisteren en/of dat hij bepaalde wat er zou gebeuren en hoe, [slachtoffer] telkens heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het meermalen brengen van zijn penis in de vagina en/of de anus en/of de mond van die [slachtoffer] ;
2.op 19 augustus 2021 te Nuland opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid beroofd heeft gehouden, door heimelijk de woning van die [slachtoffer] binnen te dringen en zich op de zolder van die woning schuil te houden en die [slachtoffer] een app-bericht te sturen met het verzoek een foto op zolder te maken en de deur van de zolderkamer na binnenkomst van die [slachtoffer] op slot te draaien en dicht te doen en die [slachtoffer] een taser en een schroevendraaier te tonen en die taser aan en uit te doen en die schroevendraaier tegen haar hals te houden en haar meermalen tegen de buik en/of de ribben en/of de borst te stompen/slaan en/of te zeggen – zakelijk weergegeven – dat hij haar zou kunnen vermoorden en dat hij genoeg had aan een schroevendraaier om haar te vermoorden en dat hij wordt betaald om mensen in elkaar te slaan en te vermoorden en hij daar geen wapen voor nodig heeft en dat zij moest luisteren en dat er handgranaten klaar lagen om bij haar moeder en/of broer naar binnen te gooien en dat hij voor haar neus haar honden zou laten vermoorden als zij niet zou luisteren en dat zij geen gekke dingen mocht doen en dat er mensen op de hoek staan om haar in de gaten te houden;
3.in de periode van 19 augustus 2021 tot en met 20 augustus 2021 te Nuland een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Omwille van de leesbaarheid van dit arrest worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage. De daarin vervatte bewijsmiddelen maken integraal deel uit van dit arrest.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
II.
Verweer verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 1 en 2 vrijspraak bepleit. Daartoe is – op grond zoals nader in de pleitnota verwoord – in de kern het volgende aangevoerd.
De raadsman heeft bepleit dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer] onbetrouwbaar is. Zo zijn er geen sporen in de vorm van letsel bij [slachtoffer] aangetroffen die wijzen op een gewelddadige (anale) verkrachting. De arts die [slachtoffer] en de verdachte heeft onderzocht, heeft geen letsel(s) op of rondom de geslachtdelen en/of anus vastgelegd. Voorts bevat de onderzochte onderbroek geen sporen van bloed. Volgens de verdediging zijn er tevens geen letsels of andere sporen aangetroffen op het lichaam en/of de kleding van [slachtoffer] die erop wijzen dat [slachtoffer] met een taser is bewerkt. Kortom is de verdediging van oordeel dat de letselbeschrijvingen in het dossier niet passen bij de mate van geweld welke [slachtoffer] verklaart te zijn aangedaan. Daar komt bij dat de verdediging van mening is dat er tegenstrijdigheden zitten in de verklaring van [slachtoffer] terwijl voorts in de loop van het onderzoek haar verwijten aan het adres van de verdachte steeds erger lijken te worden. In de visie van de verdediging heeft [slachtoffer] een motief voor het afleggen van een valse verklaring. Zo blijkt volgens de verdediging dat in het dossier aanwijzingen te vinden zijn dat [slachtoffer] al langer af wilde van de relatie met de verdachte en dat zij planmatig bezig was om de verdachte uit haar leven te weren.
Daarentegen is naar het oordeel van de verdediging de verklaring van de verdachte wel betrouwbaar. Zo heeft de politie de taser op aanwijzing van de verdachte gevonden. Voorts past de door hem beschreven gang van zaken bij de reden van de verdachte om naar Nederland te komen en het huis binnen te dringen te weten om de relatie met zijn (ex)partner bij te kunnen leggen. De verklaring van de verdachte is consistent en past volledig bij het dossier, in die zin dat deze niet wordt weersproken, aldus de verdediging.
De verklaring van [getuige 1] , die aangeefster in het verzorgingstehuis als eerste heeft opgevangen, kan naar de mening van de verdediging niet voor het bewijs worden gebruikt. [getuige 1] verklaart dat [slachtoffer] een beetje overstuur, emotioneel en verdrietig was, maar over een mishandeling of verkrachting wordt door [getuige 1] met geen woord gerept.
Samenvattend concludeert de verdediging dat enige mate van dwang en/of geweld niet kan worden vastgesteld waardoor de verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde verkrachting. De heftige woorden van de verdachte kunnen wellicht als bedreigend worden aangemerkt, maar passen binnen de relatie van aangeefster en de verdachte en speelden geen rol in het kader van het dulden van seksuele handelingen door [slachtoffer] . Dit te meer nu zij op enig moment zelf het initiatief neemt en begint met het uitvoeren van seksuele handelingen bij de verdachte.
Ten aanzien van de wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft de verdediging bepleit dat de situatie op zolder maar kort heeft geduurd en dat de verdachte de deur niet op slot heeft gedaan. De verdachte heeft haar op zolder wel tegengehouden, maar de beperking was kortstondig en er was geen sprake van bedreiging waardoor de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 2 tenlastegelegde. Subsidiair is bepleit om de verdachte partieel vrij te spreken ten aanzien van de periode en deze te beperken tot de situatie op zolder.
Het hof overweegt als volgt.
De rechtbank heeft in het vonnis onder ‘De beoordeling van de tenlastelegging’ (pagina’s 3 – 8), haar overwegingen opgenomen. Het hof neemt onderdelen daarvan over en maakt deze tot de zijne. Waar nodig heeft het hof de bewijsoverwegingen verbeterd en aangevuld.
Feiten 1 en 2.
Aangezien de feiten 1 en 2 nauw met elkaar samenhangen, zal het hof deze feiten tezamen bespreken.
Inleiding
Het hof stelt voorop dat in zedenzaken als deze de situatie zich veelal voordoet dat alleen het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader aanwezig zijn geweest bij de bewuste handelingen. Het is dan het woord van het slachtoffer tegen het woord van de verdachte. In dit geval verklaren [slachtoffer] en de verdachte weliswaar allebei dat zij seksuele gemeenschap hebben gehad in de woning van [slachtoffer] op 19 augustus 2021, maar als het gaat om de vraag of dat met of zonder dwang was, staan de verklaringen lijnrecht tegenover elkaar. [slachtoffer] verklaart dat de gemeenschap niet vrijwillig was en zij van haar vrijheid werd beroofd. De verdachte verklaart dat hij [slachtoffer] alleen het eerste moment op de zolder heeft belet om weg te gaan, zij het daarna hebben bijgelegd en de gemeenschap vervolgens met wederzijds goedvinden plaatsvond.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, kan volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad, niet in algemene zin worden beantwoord, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. In zedenzaken is niet vereist dat het misbruik zelf steun vindt in ander bewijsmateriaal, maar is het afdoende wanneer de verklaring van een slachtoffer op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster
Naar het oordeel van het hof heeft [slachtoffer] in de kern steeds een gedetailleerde en consistente verklaring afgelegd. [slachtoffer] heeft helder verklaard over de volgorde van de gebeurtenissen en heeft gedetailleerd verklaard over de seksuele handelingen die de verdachte bij haar zou hebben verricht en waar dit zou hebben plaatsgevonden.
In grote lijnen heeft [slachtoffer] verklaard dat zij op 19 augustus 2021 rond 17.00 uur een berichtje kreeg van de verdachte met de vraag of ze een foto wilde maken van een miniatuurboot die boven op zolder stond. [slachtoffer] is naar boven gelopen en is de zolder opgegaan. Eenmaal op zolder deed de verdachte, die zich daar achter de deur buiten het zicht schuil hield de deur dicht en zei de verdachte ‘wij moeten praten’. [slachtoffer] schrok zo erg, dat zij in haar broek heeft gepoept. De verdachte deed de deur op slot en stak de sleutel in zijn zak. In zijn handen had de verdachte een taser en een schroevendraaier waarmee hij [slachtoffer] bedreigde. Er kwam een worsteling waarbij [slachtoffer] op de grond belandde. De verdachte begon haar hard met zijn vuist op haar buik te stompen. Daarnaast uitte de verdachte de nodige verbale bedreigingen. De verdachte droeg [slachtoffer] op hem te pijpen. Daarna wilde de verdachte anale seks met [slachtoffer] hetgeen haar pijn deed, moest ze hem weer pijpen en zijn anus likken. [slachtoffer] verklaart dat ze “ja en amen” heeft gezegd om niet verder in elkaar geslagen te worden. De verdachte vertelde [slachtoffer] onder meer dat ze 24 uur per dag zijn spermabank zou zijn. Onderwijl werd [slachtoffer] meermalen door de verdachte geslagen en gestompt in/tegen haar romp, ribben, buik en borst. Door de taser had [slachtoffer] ook een plek op haar been. Rond 19.30-20.00 uur zijn [slachtoffer] en de verdachte naar beneden gegaan en hebben ze gezamenlijk de honden uitgelaten. Voordat ze naar buiten gingen vroeg [slachtoffer] aan de verdachte of ze zich mocht wassen. [slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte haar later op de avond op twee andere plekken heeft gepenetreerd; vaginaal en anaal in de schuur en oraal en anaal op de bank. [slachtoffer] verklaart dat ze niet weg durfde te gaan. Op 20 augustus 2021 ziet [slachtoffer] dat de verdachte in haar telefoon haar berichten gaat lezen. Op dat moment besluit ze dat er niets anders op zit dan te vluchten omdat ze weet dat de verdachte zal gaan lezen over haar contacten met de politie over zijn bedreigingen. [slachtoffer] vraagt aan de verdachte of ze boodschappen mag gaan doen, waarna de verdachte haar identiteitsbewijs heeft afgepakt. Hierna meldt [slachtoffer] zich bij het verzorgingstehuis waar ze haar moeder en de politie belt.
De verdediging heeft gewezen op verschillen tussen de door aangeefster afgelegde verklaringen. Naar het oordeel van het hof zijn dit evenwel verschillen op detailniveau, die geen afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen. De verschillen zijn bovendien goed te verklaren door de ingrijpende gebeurtenissen die zich afspeelden in woning van aangeefster.
Het hof concludeert met de rechtbank dat de verklaringen van aangeefster als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Dit brengt het hof dan ook bij de vraag of er voldoende steunbewijs is voor de verklaringen van aangeefster.
Steunbewijs
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat er voor meerdere onderdelen van de verklaringen van aangeefster steunbewijs aanwezig is in het dossier. Het gaat dan om de volgende onderdelen.
-
Letsel
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij door de verdachte is gestompt en geslagen. [verbalisant] heeft op 20 augustus 2021 omstreeks 11:15 uur aangeefster gezien en desgevraagd letsel bij haar waargenomen. Zij zag dat [slachtoffer] blauwe plekken had op haar borsten en ribben. Op een van haar borsten was een flinke blauwe plek van ongeveer 3 centimeter doorsnee zichtbaar. Op de achterzijde van haar rug, ter hoogte van haar ribben zag de verbalisant wat lichtere blauwe plekken. Ook werden er krassen in de nek van [slachtoffer] gezien en vertelde ze dat ze pijn had aan haar ribben. [getuige 1] , de medewerker van het verzorgingstehuis, zag dat [slachtoffer] een schram in haar nek had. Van het letsel zijn foto’s gemaakt welke aan de Forensische Geneeskunde van de GGD Brabant Zuid Oost voor een nadere letselrapportage zijn toegezonden. De forensisch geneeskundige heeft op grond van lichamelijk onderzoek en aan de hand van de foto’s het volgende letsel geconstateerd.
Gezicht: onder het rechteroog miniem kleine bloedvaatjes en lijkt licht gezwollen. Aan de linkerzijde van de hals een rode streep loodrecht op de kaaklijn met een haakje circa 1,5 cm onder aan streep (van oor af).
Armen: linkerarm 1/3 boven ellenboog roodkleurig letsel circa 2,5 cm bij 1 cm.
Thorax/borstkas: linkerborst 3 cm x 1,5 cm op 9 uur, lichtrode plek. Linkerborst blauwrode plek op 9 uur.
Benen: linker bovenbeen buiten zijkant gelig 4,5 cm bij 3 cm. Ronde plek rechter bovenbeen blauw-gele plek.
Van het letsel zoals dat is geconstateerd bij [slachtoffer] , is in de Letselrapportage Forensische Geneeskunde geconcludeerd dat dit goed past bij de door [slachtoffer] gemelde toedracht. Het feit dat uit het dossier niet is gebleken dat er sprake is van anale/vaginale letsels bij [slachtoffer] doet aan een en ander niet af, alleen al vanwege het feit dat niet is gebleken dat er forensisch onderzoek aan de vagina en de anus is verricht.
Gelet op de plaats van het letsel waaronder tevens een grote blauwe plek op een van de borsten van [slachtoffer] acht het hof het ongeloofwaardig dat dit letsel enkel zou kunnen zijn ontstaan door het korte duw en trekwerk bij de deur zoals door de verdachte is verklaard. Vorenstaand letsel maakt naar het oordeel van het hof dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is.
-
Plaats delict
Ook de situatie die in de woning wordt aangetroffen door verbalisanten, past bij de verklaring van [slachtoffer] . Zo heeft de verdachte inderdaad het identiteitsbewijs van [slachtoffer] in zijn zak en haar telefoon voor zich liggen als de verbalisanten de woning van [slachtoffer] binnengaan. Op aanwijzen van de verdachte wordt tevens een taser aangetroffen. De verdachte heeft erkend dat hij deze taser mee naar binnen heeft genomen. Op zolder lag, zoals ook door [slachtoffer] en de verdachte is verklaard, een roze slip welke besmeurd was met ontlasting.
-
Toestand en eerste verklaring van [slachtoffer]
De emotionele toestand waarin [slachtoffer] is aangetroffen op 20 augustus 2021, ondersteunt eveneens haar verklaring. De medewerkster van het verzorgingstehuis ( [getuige 1] ) waar aangeefster naartoe is gegaan, verklaart dat [slachtoffer] overstuur, emotioneel, verdrietig en gespannen was en vertelde dat ze achterna werd gezeten door haar ex. [getuige 2] (moeder van [slachtoffer] ) is door [slachtoffer] gebeld vanuit het verzorgingstehuis. [slachtoffer] belde [getuige 2] in paniek op en vertelde dat [verdachte] (
het hof begrijpt hier en hierna: de verdachte) hier was en haar telefoon had. Voorts heeft [getuige 2] verklaard dat ze, eenmaal aangekomen in het verzorgingstehuis, zag dat [slachtoffer] een behuild gezicht had en op was van de zenuwen. De ter plaatse gekomen verbalisanten zagen voorts dat [slachtoffer] hevig overstuur was en direct zei dat ze niet meer terug durfde naar haar huis en dat zij heel bang was van [verdachte] en zijn familie. [slachtoffer] vertelde meteen dat zij door de verdachte met een taser was bedreigd, dat hij had gezegd haar te vermoorden en haar had mishandeld door met zijn vuisten op haar lichaam te stompen. Voorts vertelde [slachtoffer] dat zij door de verdachte op 19 augustus 2021 meermaals was verkracht. Dat [slachtoffer] tegen de medewerkster van het verzorgingstehuis niet bij binnenkomst direct heeft gezegd dat zij ook door de verdachte verkracht is, acht het hof, anders dan de verdediging, geen contra-indicatie voor haar geloofwaardigheid. Het hof kan zich voorstellen dat iemand die net uit een dergelijke situatie is ontsnapt en dergelijke feiten heeft ondergaan zich niet direct uitlaat tegenover een onbekende over wat haar is overkomen. Daar komt bij dat [slachtoffer] de verbalisanten wel direct heeft ingelicht over hetgeen haar was overkomen.
-
Whatsappberichten tussen de verdachte en zijn broer en moeder
De berichten die de verdachte naar zijn broer en moeder heeft gestuurd, voorafgaand, tijdens en na het tenlastegelegde, merkt het hof eveneens aan als steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer] . Uit de berichten van 7 en 8 augustus 2021 tussen de verdachte en zijn broer [broer verdachte] volgt dat de verdachte zijn broer bij [slachtoffer] langs stuurde om haar te controleren, hetgeen [slachtoffer] ook heeft verklaard. Uit de berichten volgt dat de verdachte graag orde op zaken wilde stellen. Zo zou hij een gekke Marrokkaan 500 of 1000 geven en ze ( [slachtoffer] ) de kanker laten slaan, net zo lang totdat ze het snapt.
Op 19 augustus 2021 bericht de verdachte wederom zijn broer. Uit berichten volgt dat de verdachte om 16.04 uur binnen is. De verdachte bericht die dag ook zijn moeder waarbij zijn moeder zegt dat hij zich koest moet houden en dat hij het rustig aan moet doen. Om 17.43 uur, nadat zijn moeder hem om 17.36 uur heeft gebeld, bericht de verdachte dat hij bezig is. Daarna stuurt de verdachte om 18:58 uur een bericht aan zijn moeder met de tekst ‘
denk wel duidelijk is’en stuurt hierbij een foto van een roze onderbroek vol met bruine vlekken. Daarna stuurt de verdachte nog ‘
mooi hè hoe mensen groot zijn via tel enzow en in werkelijkheid bang en anders zijn hé’en ‘
nouw was nog niet van een lui dakje hor. Alles behalve’.
Dit alles past in de verklaring van [slachtoffer] en komt overeen met haar verklaring dat de gijzeling / verkrachting op zolder ongeveer 2 à 2,5 uur heeft geduurd.
-
Whatsappberichten tussen de verdachte en [slachtoffer]
Uit de berichtenwisseling tussen de verdachte en [slachtoffer] blijkt voorts dat de verdachte [slachtoffer] in de maanden voorafgaand aan het delict meermaals heeft bedreigd met – onder meer – het gebruik van geweld tegen haar of haar familie. Dat de verdachte geen geweld zou schuwen volgt ook uit de berichten die hij op 8 augustus 2021 naar zijn broer heeft gestuurd. Uit de reacties van [slachtoffer] op deze bedreigingen blijkt dat zij bang was voor de verdachte en zijn familie. Ook blijkt dat de verdachte [slachtoffer] in de gaten liet houden en dat hij zijn broer langs heeft gestuurd om [slachtoffer] te controleren. Voorts is terug te lezen in de berichtenwisseling dat [slachtoffer] de relatie – ondubbelzinnig – heeft verbroken in juli 2021, zoals zij zelf ook heeft verklaard, en dat de verdachte dat niet accepteerde. Deze berichtenwisseling acht het hof op twee manieren te waarderen als steunbewijs: enerzijds omdat hieruit blijkt dat verdachte agressief en bedreigend was naar [slachtoffer] , anderzijds omdat ook blijkt dat [slachtoffer] hier daadwerkelijk bang door was.
-
Verklaring van de verdachte
Tot slot biedt ook de verklaring van de verdachte – deels – steun voor de verklaringen van [slachtoffer] . De verdachte heeft immers erkend dat de relatie met [slachtoffer] ten tijde van het bewezenverklaarde verbroken was, dit volgt ook uit de berichten tussen de verdachte en zijn broer op 7 en 8 augustus 2021. [slachtoffer] wist niet dat hij naar haar woning zou komen. De verdachte heeft via de achterdeur ingebroken nu [slachtoffer] de sloten van de woning had vervangen. De verdachte had daarbij uit de schuur een schroevendraaier en een taser genomen. Nadat hij zich zelf de toegang tot de woning heeft verschaft is hij naar de zolder gegaan en heeft hij op [slachtoffer] gewacht. Toen hij door had dat [slachtoffer] thuis was heeft hij haar met een smoes naar de zolder gelokt, alwaar hij achter de deur stond. Toen [slachtoffer] eenmaal op zolder was, heeft hij de deur dicht gedaan en de sleutel in zijn zak gedaan. [slachtoffer] heeft van schrik in haar broek gepoept. Bovendien wilde [slachtoffer] gelijk de zolder verlaten, maar heeft de verdachte haar tegengehouden waarbij er een worsteling is ontstaan.
Ongeloofwaardigheid verklaring van de verdachte voor het overige
De verklaring van de verdachte dat hij zich op de zolder van [slachtoffer] heeft verstopt met uitsluitend de bedoeling om rustig over de toekomst van hun relatie te praten, acht het hof op zichzelf ongeloofwaardig. Inbreken in iemands woning, verstoppen op zolder, diegene dan naar zolder lokken en de deur dichtdoen op het moment dat iemand binnenkomt, zijn naar de uiterlijke verschijningsvorm geen uitingen van een intentie om een rustig en vrijblijvend gesprek met iemand te voeren.
De verklaring van de verdachte dat het vervolgens “even geduw en getrek” was op zolder, maar dat [slachtoffer] daarna rustig werd, ze hun ruzies hebben uitgepraat, hebben besloten samen verder te gaan en er daarna vrijwillig seksueel contact heeft plaatsgevonden, acht het hof evenzeer ongeloofwaardig.
Uit de whatsapp berichten en ook de vraag van [slachtoffer] op 19 augustus 2021 waarmee zij toestemming van de verdachte vraagt om zich te wassen, nadat zij van angst haar ontlasting heeft laten lopen en onder meer anaal door de verdachte is gepenetreerd, blijkt dat [slachtoffer] leeft in een angstcultuur. Het hof acht het dan ook ongeloofwaardig dat iemand die zo mishandeld en bedreigd is, vrijwillig seks wil hebben met de verdachte. Ondanks dat [slachtoffer] bij de bank de seks op enig moment zelf heeft geïnitieerd, ging de verdachte verder door haar anaal te penetreren terwijl zij dat niet wilde en dit ook kenbaar heeft gemaakt, hetgeen verkrachting oplevert. Naar het oordeel van het hof is het ongeloofwaardig dat gedurende de bewezenverklaarde periode – overeenkomstig de bewijsmiddelen door geweld, bedreiging met geweld en andere feitelijkheden afgedwongen – orale, vaginale en anale seks, vrijwillig door [slachtoffer] is ondergaan. Voorts blijkt naar het oordeel van het hof ook uit het feit dat [slachtoffer] de buurtbewoners niet heeft ingeschakeld dat [slachtoffer] zodanig vrees voor de verdachte had dat zij daartoe niet de moed had. Ze durfde pas weg te lopen toen ze door had dat de verdachte in haar telefoon keek en zodoende de berichten zou tegenkomen waaruit volgde dat ze bij de politie was geweest. Op dat moment vreesde [slachtoffer] voor haar leven. Dat de verdachte deze berichten ook heeft gelezen blijkt uit de berichten van 20 augustus 2021 tussen de verdachte en zijn moeder waarin hij schrijft dat hij denkt dat het foute boel is nu [slachtoffer] veel te lang wegblijft van het boodschappen doen en dat hij denkt dat hij zo bezoek gaat krijgen, nu hij ook in haar telefoon heeft gelezen dat ze al had gebeld en “was wezen praten”.
De verdachte heeft verklaard dat hij naar [slachtoffer] ging om een en ander uit te praten, maar hij kan desgevraagd niet aangeven hoe dat uitpraten eruit heeft gezien. De whatsapp-berichten die de verdachte naar zijn broer en moeder heeft gestuurd, waarin hij rond 19 uur ’s avonds – twee uur na binnenkomst van [slachtoffer] – schrijft dat [slachtoffer] via de telefoon nog een grote mond had maar nu weer bang voor hem was en dat het nu wel duidelijk moet zijn, duiden niet op een verzoening maar op intimidatie. De blauwe plekken op het lichaam van [slachtoffer] , waarvan ook de verdachte aangeeft dat zij die nog niet had op 19 augustus 2021 (zie het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg), worden door verdachtes verhaal evenmin verklaard. Uit de digitale conversatie tussen de verdachte met zijn broer en zijn moeder blijkt dat de verdachte zich bewust was van het feit dat de relatie met [slachtoffer] was beëindigd en hij bevreesd was dat [slachtoffer] een nieuwe relatie was aangegaan. Hij is vervolgens naar Nederland gereisd om orde op zaken te stellen en haar weer in het gareel en zijn machtssfeer te krijgen. Ook het feit dat [slachtoffer] op 20 augustus 2021 zonder telefoon en identiteitskaart uit haar woning vertrekt en op 450 meter van haar woning, de eerste de beste gelegenheid te weten bij een verzorgingstehuis vraagt om hulp, leveren naar het oordeel van het hof contra-indicaties op voor de lezing van de verdachte dat alles in pais en vree is verlopen.
Dat, zoals de verdediging heeft aangevoerd, er sprake zou zijn geweest van een minder conventionele maar wel vrijwillige relatie waarbij dominantie/onderdanigheid een rol speelde, is wat het hof betreft niet relevant. Nog daargelaten dat het hof gelet op de chatberichten in het dossier zeer grote vraagtekens zet bij de mate van vrijwilligheid ten tijde van de relatie van de zijde van [slachtoffer] , zie het chatbericht van de verdachte aan [slachtoffer] van 31 december 2020 om 15;35 pagina 129 van het procesdossier, stelt het hof vast dat zij ten tijde van de tenlastegelegde periode geen relatie meer hadden. De berichten in de maanden voorafgaand aan het gebeurde op 19/20 augustus 2021 werden bovendien niet gekenmerkt door een rollenspel van dominantie/ onderdanigheid, maar door bedreigingen door de verdachte jegens [slachtoffer] . Dat die berichten geen onderdeel waren van een rollenspel in welke zin dan ook, heeft de verdachte ook zelf erkend.
Duur van de vrijheidsbeneming
De stelling van de verdediging dat zo er al sprake zou zijn geweest van vrijheidsberoving van [slachtoffer] op de zolder, die vrijheidsberoving in ieder geval is beëindigd zodra de verdachte en [slachtoffer] daar weggingen, volgt het hof in die zin dat zij er vanuit gaat dat de wederrechtelijke vrijheidsberoving op enig moment in de avond van 19 augustus 2021 is geëindigd. Het hof gaat er vanuit dat vanaf het moment dat de verdachte in de schuur aan het klussen was terwijl [slachtoffer] met haar telefoon in het – niet afgesloten – huis was, er geen sprake meer was van wederrechtelijke vrijheidsberoving als bedoeld in artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof komt daarom tot partiële vrijspraak, in die zin dat de vrijheidsberoving is beperkt tot de situatie op zolder op 19 augustus 2021 tussen 17.00 en 19.30-20.00 uur.
Duur van de dwang / verkrachting meermaals
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte de feitelijke handelingen, zoals opgenomen in de tenlastelegging, heeft gepleegd. Die handelingen brengen met zich dat er sprake is geweest van dwang. Een groot deel van deze handelingen hebben betrekking op de situatie op zolder. Dat brengt het hof evenwel niet tot de conclusie dat de seksuele handelingen die nadien zijn gevolgd, zonder dwang zouden hebben plaatsgevonden. Naar het oordeel van het hof kan het niet anders dan dat de verdachte heeft geweten dat hij, door de hiervoor beschreven gedragingen en handelingen, een zeer bedreigende situatie heeft gecreëerd waarin [slachtoffer] zich gedwongen heeft gevoeld om mee te gaan in de wensen van de verdachte. Het tijdsverloop maakt niet dat de dwingende setting en (mede vooraf via Whatsapp) geuite bedreigingen naar de achtergrond zijn verdwenen. Dat [slachtoffer] zelf initiatief heeft getoond tot het verrichten van bepaalde seksuele handelingen op de bank, is naar het oordeel van het hof in die situatie niet doorslaggevend voor de vraag of er sprake was van dwang. Dat geldt te meer nu uit de verklaring van [slachtoffer] blijkt dat de verdachte ook bij het seksuele contact op de bank doorgaat met de anale penetratie die hij initieert, terwijl [slachtoffer] hem vraagt om het niet te doen, en dat hij tegen haar zegt “ik bepaal wat er gebeurt en hoe”, terwijl zij op de bank ligt te huilen.
Conclusie
Op basis van hetgeen hiervoor is overwogen acht het hof de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna vermeld in de bewezenverklaring.
Feit 3.
Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte, en op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
verkrachting,
meermalen gepleegd.
en
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden.
Het hof merkt hierbij op dat los van de vraag of de bewezenverklaarde feiten onder 1 en 2 juridisch wel volledig als eendaadse samenloop zijn te betitelen, het hof beide feiten in het kader van de strafoplegging wel als zodanig zal beschouwen. Dit temeer nu de wederrechtelijke vrijheidsberoving aan het begin stond van de daarna gepleegde verkrachtingen waarbij bij de vrijheidsberoving en de verkrachtingen eenzelfde dwang, mishandeling en bedreiging plaatsvond.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest met daarbij een contactverbod ingevolge artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht welke dadelijk uitvoerbaar dient te worden verklaard. Daarnaast heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven om ambtshalve tevens de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is bepleit, mocht het hof komen tot een bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 3, om gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep in ieder geval geen hogere gevangenisstraf op te leggen dan de rechtbank en om te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, eventueel aangevuld met een voorwaardelijk deel en daaraan een contact- en een gebiedsverbod te verbinden eventueel in de vorm van een maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. Volgens de verdediging is een maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht niet aan de orde nu de kans op herhaling onvoldoende aannemelijk is.
Het oordeel van het hof
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de verdachte is bewezenverklaard dat hij [slachtoffer] , zijn ex-vriendin, wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en meermaals heeft verkracht. Voorts is bewezenverklaard dat de verdachte een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad. Door deze feiten te plegen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . De verdachte heeft zich geen enkele rekenschap gegeven van de belangen van [slachtoffer] en heeft zich slechts bekommerd om het in het gareel brengen van [slachtoffer] en het bevredigen van zijn eigen lustgevoelens. Slachtoffers van dit soort feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. [slachtoffer] is tot op het moment van de zitting in hoger beroep zwaar getraumatiseerd en nog steeds bang voor de verdachte en zijn familie. Het hof rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 13 september 2024. Voorts heeft het hof acht geslagen op het reclasseringsadvies d.d. 26 juli 2022 waarbij het risico op recidive en letselschade wordt ingeschat als gemiddeld en waarbij bij een voorwaardelijke gevangenisstraf bijzondere voorwaarden wordt geadviseerd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij nog in afwachting is van de uitkomst van de nog lopende strafzaak in Spanje betreffende de invoer van drugs.
Op te leggen straf
Bij zijn beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Deze oriëntatiepunten gaan bij een verkrachting met ernstig geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden. Daar komt bij dat de verdachte tevens een taser voorhanden heeft gehad. Deze oriëntatiepunten zien op het eenmalig plegen van het delict. Nu de verdachte [slachtoffer] meermaals heeft verkracht en haar daarbij tevens van de vrijheid heeft beroofd is het hof van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde straf geen recht doet aan de aard en de ernst van het bewezenverklaarde.
Het hof is van oordeel dat een andere straf dan een langdurige vrijheidsberoving geen recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren en 6 maanden passend en geboden is.
Tot slot stelt het hof voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
De aanvang van de redelijke termijn in eerste aanleg stelt het hof vast op de datum waarop de verdachte in verzekering is gesteld, te weten 20 augustus 2021. Het einde van de redelijke termijn stelt het hof vast op 1 september 2022, de datum waarop de rechtbank vonnis heeft gewezen. Daarmee is de redelijke termijn in eerste aanleg, die voor deze fase in verband met de voorlopige hechtenis van de verdachte op 16 maanden wordt gesteld, niet overschreden.
De aanvang van de termijn in hoger beroep stelt het hof vast op de datum waarop namens verdachte hoger beroep is ingesteld, te weten 7 september 2022. Het einde van de termijn stelt het hof op 10 februari 2025, de datum waarop het hof arrest zal wijzen. Daarmee is de redelijke termijn in hoger beroep, die voor deze fase in verband met de voorlopige hechtenis van de verdachte op 16 maanden wordt gesteld, met ruim 1 jaar overschreden.
Hoewel er in de procedure bij het hof meermaals sprake is geweest van een advocatenwissel alsmede het indienen van diverse onderzoekswensen zal het hof deze overschrijving verdisconteren in de aan de verdachte op te leggen straf.
Zonder schending van de redelijke termijn zou een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren en 6 maanden passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht
Het hof acht het voorts, met de rechtbank, passend en geboden om aan de verdachte ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, zoals bedoeld in artikel 38v, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Dit temeer nu uit het dossier blijkt dat er sprake is van diverse dreigingen jegens [slachtoffer] en haar familie. Daar komt bij dat de verdachte in onderhavige zaak [slachtoffer] kennelijk als een aan zijn wil onderworpen gebruiksvoorwerp ziet, haar seksueel heeft misbruikt en haar van de vrijheid heeft beroofd. De eerder door het hof aangehaalde chatberichten, meer in het bijzonder het bericht van 31 december 2020 pagina 129 van het procesdossier, spreken in dit verband boekdelen
Uit berichtgeving van de verdachte aan onder andere [slachtoffer] , maar ook zijn broer en moeder, blijkt een extreme mate van (intimi) terreur waarbij de verdachte voor [slachtoffer] bepaalde hoe ze er uit zag, hoe dik ze was, hoe en wanneer zij seks hadden en hoe hij er alles aan deed om [slachtoffer] weer in het spoor te krijgen na de vermeende relatie met een ander. De verdachte moest en zou als heer en meester zeggenschap over haar hebben en zorgde er woordelijk en zoals bewezenverklaard ook fysiek voor dat [slachtoffer] deed wat hij wilde. Uit de berichten blijkt een schokkende minachting voor de persoon, de lichamelijke integriteit en het zelfbeschikkingsrecht van [slachtoffer] . De brute wijze waarop de verdachte jegens [slachtoffer] heeft gehandeld, toont aan dat de verdachte er niet voor terugschrikt seksueel geweld te gebruiken richting een persoon met wie hij een relatie heeft of heeft gehad. Dit alles doet het hof vrezen voor de veiligheid van [slachtoffer] alsook voor eventuele toekomstige relaties van de verdachte.
Om te waarborgen dat de verdachte in de nabije toekomst geen contact met [slachtoffer] zoekt, zal de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht een contactverbod inhouden. Het hof acht daarbij een duur van 5 jaren geboden.
Gelet op het vorenstaande en aangezien het hof van oordeel is dat er rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zich belastend naar het slachtoffer toe zal gedragen zal het hof de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel bevelen. Het hof zal de dadelijke uitvoerbaarheid van een eerder door de rechtbank opgelegde soortgelijke maatregel opheffen en de dadelijke uitvoerbaarheid van de nieuw op te leggen maatregel daarvoor in de plaats stellen.
Maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht
Het hof is van oordeel dat, ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen, oplegging van de maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden is. Het hof overweegt daartoe dat nu het hof een gevangenisstraf aan de verdachte heeft opgelegd wegens misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 4 jaren of meer is gesteld, aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel is voldaan. Met deze maatregel wordt de mogelijkheid gecreëerd om, na afloop van de gevangenisstraf de verdachte onder toezicht te stellen teneinde dreigende recidive waarvoor, zoals hierboven ter motivering van de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht is vermeld, wordt gevreesd te kunnen signaleren en daarop te kunnen acteren.
Concluderend zal het hof aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 6 jaren, een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 5 jaren inhoudende een contactverbod ten aanzien van [slachtoffer] welke dadelijk uitvoerbaar is, alsmede de oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Beslag
Met de advocaat-generaal en de rechtbank is het hof van oordeel dat het inbeslaggenomen goed, te weten een pistool, vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36d, 38v, 38w, 38z, 55, 57, 242 en 282 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht
legt aan de verdachte op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht
heft op het door de rechtbank gegeven bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht;
legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] geboren op 19 januari 1987. Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1maand voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een gezamenlijk maximum van 6 maanden;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een pistool .45 ACP (omschrijving G1837910, zilverkleurig, merk: Norconia).
Aldus gewezen door:
mr. R. Lonterman, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. dr. M.J.M.A. van der Put, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 10 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. C.M. Hilverda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.