ECLI:NL:GHSHE:2025:3027

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
20-000445-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak poging tot doodslag op minderjarige dochter

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de rechtbank Limburg. De verdachte, de vader van het slachtoffer, werd in eerste aanleg vrijgesproken van de tenlastegelegde geweldpleging en poging tot doodslag op zijn dochtertje, geboren op [geboortedatum]. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte wel degelijk schuldig is aan poging tot doodslag. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 28 augustus 2020 tot en met 29 augustus 2020 opzettelijk geweld heeft uitgeoefend op het hoofd van zijn dochter, wat heeft geleid tot ernstig hoofd- en hersenletsel. De verdachte heeft tijdens de zitting betoogd dat het letsel van zijn dochter het gevolg was van een ongeluk, maar het hof heeft deze verklaring verworpen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, waarbij het hof de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer en de omgeving heeft meegewogen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000445-24
Uitspraak : 5 september 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 7 februari 2024, in de strafzaak met parketnummer 03-316559-22 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is de verdachte (integraal) vrijgesproken van de aan hem in diverse varianten ten laste gelegde geweldpleging op zijn dochtertje [slachtoffer] .
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van de onder primair ten laste gelegde poging tot doodslag zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Namens de verdachte is bepleit dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging
- en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep – ten laste gelegd dat:
primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 augustus 2020 tot en met 29 augustus 2020 in de gemeente Landgraaf (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn, verdachtes, dochter, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) opzettelijk van het leven te beroven, meermalen althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft beetgepakt en/of beetgehouden en/of (vervolgens) (met kracht) heen en weer heeft geschud en/of (met kracht) tegen een hard voorwerp heeft geslagen en/of geduwd en/of gegooid en/of anderszins geweld heeft uitgeoefend op het hoofd en/of het lichaam van die dochter, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 augustus 2020 tot en met 29 augustus 2020 in de gemeente Landgraaf aan een kind, te weten zijn, verdachtes, dochter [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- meerdere schedelbreuken in het wandbeen links en rechts,
- bloedingen in het hoofd: bloedingen onder het harde hersenvlies ("subduraal"), bloedingen onder het zachte hersenvlies ("subarachnoïdaal"), microbloedingen en afwijkingen in het hersenweefsel passend bij hersenweefselbeschadiging,
- een subgaleaal hematoom,
- een metafysaire hoekfractuur en
- een torus fractuur aan de kniezijde van het rechterdijbeen,
heeft toegebracht door, opzettelijk, meermalen althans eenmaal, voornoemde [slachtoffer] beet te pakken en/of beet te houden en/of (vervolgens) (met kracht) heen en weer te schudden en/of (met kracht) tegen een hard voorwerp te slaan en/of te duwen en/of te gooien en/of anderszins geweld uit te oefenen op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] ;
meer subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 augustus 2020 tot en met 29 augustus 2020 in de gemeente Landgraaf een kind, te weten zijn dochter [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , heeft mishandeld door (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer] , meermalen althans eenmaal, beet te pakken en/of beet te houden en/of (vervolgens) (met kracht) heen en weer te schudden en/of (met kracht) tegen een hard voorwerp te slaan en/of te duwen en/of te gooien en/of anderszins geweld uit te oefenen op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] , terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- meerdere schedelbreuken in het wandbeen links en rechts,
- bloedingen in het hoofd: bloedingen onder het harde hersenvlies ("subduraal"), bloedingen onder het zachte hersenvlies ("subarachnoïdaal"), microbloedingen en afwijkingen in het hersenweefsel passend bij hersenweefselbeschadiging,
- een subgaleaal hematoom, -een metafysaire hoekfractuur en
- een torus fractuur aan de kniezijde van het rechterdijbeen, ten gevolge heeft gehad;
meest subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 augustus 2020 tot en met 29 augustus 2020 in de gemeente Landgraaf , roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, zijn, verdachtes, dochter, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) meermalen, althans eenmaal, beet heeft gepakt en/of beet heeft gehouden en/of (vervolgens) (met kracht) heen en weer heeft geschud en/of (met kracht) tegen een hard voorwerp en/of de grond heeft geslagen en/of heeft geduwd en/of heeft gegooid en/of heeft laten vallen en/of anderszins geweld heeft uitgeoefend op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] en/of onvoldoende toezicht op die [slachtoffer] heeft gehouden, waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- meerdere schedelbreuken in het wandbeen links en rechts,
- bloedingen in het hoofd: bloedingen onder het harde hersenvlies ("subduraal"), bloedingen onder het zachte hersenvlies ("subarachnoïdaal"), microbloedingen en afwijkingen in het hersenweefsel passend bij hersenweefselbeschadiging,
- een subgaleaal hematoom,
- een metafysaire hoekfractuur en/of
- een torus fractuur aan de kniezijde van het rechterdijbeen,
heeft bekomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 28 augustus 2020 tot en met 29 augustus 2020 in de gemeente Landgraaf ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn, verdachtes, dochter, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) opzettelijk van het leven te beroven, opzettelijk geweld heeft uitgeoefend op het hoofd van die dochter, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring zijn opgenomen in de bijlage die aan dit arrest is gehecht.
Bewijsoverwegingen
I.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger betoogd dat de verdachte van het primair ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken omdat -kort gezegd- een accidentele oorzaak van het bij [slachtoffer] vastgestelde letsel, in lijn met de door de verdachte beschreven gang van zaken, niet kan worden uitgesloten en daarmee niet kan worden bewezen dat bij de verdachte enige vorm van opzet op de dood van [slachtoffer] bestond.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de feiten en omstandigheden zoals die uit de gebezigde bewijsmiddelen naar voren komen, bezien in onderling verband en samenhang, is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte, op enig moment toen hij in de bewezen verklaarde periode alleen met [slachtoffer] in huis was, zodanig geweld op haar hoofd heeft uitgeoefend dat zij levensbedreigend hoofd/hersenletsel heeft bekomen. Welke geweldshandelingen de verdachte concreet ten aanzien van [slachtoffer] heeft gepleegd heeft het hof niet met de daarvoor vereiste mate van zekerheid kunnen vaststellen, maar dit doet aan het oordeel van het hof niet af.
Met betrekking tot het bewezenverklaarde opzet oordeelt het hof als volgt.
Het hof stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals in het onderhavige geval de dood – aanwezig is indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet daarbij gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Niet alleen is vereist dat de verdachte in dat geval wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend vast komen te staan dat de verdachte degene is geweest die het letsel bij [slachtoffer] heeft toegebracht. Weliswaar heeft de verdachte geen openheid van zaken gegeven omtrent zijn gedragingen die het hoofd/hersenenletsel hebben veroorzaakt, doch op grond van de tot het bewijs gebezigde rapporten is voor het hof komen vast te staan dat dit letsel door forse stomp botsende en/of dynamische (repeterende bewegingen met rotatie en acceleratie-deceleratie) krachtinwerking is veroorzaakt. Het is algemeen bekend dat de kans op overlijden van een baby door deze heftig te schudden, dan wel door een contacttrauma op het hoofd, aanmerkelijk is te achten. Het hof wijst in dit verband ook op de deskundige [arts 1] , die in zijn rapport heeft opgenomen dat de opgelopen letsels in potentie dodelijk zijn.
Het hof is tevens van oordeel dat de handeling(en) van verdachte die hebben geleid tot het bij [slachtoffer] ontstane letsel naar de uiterlijke verschijningsvorm – behoudens contra-indicaties waarvan niet is gebleken – kan/kunnen worden aangemerkt als zo zeer gericht op de dood van [slachtoffer] dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans hierop bewust heeft aanvaard.
Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het voorwaardelijke opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] .
Het hof hecht - gelet op de gebezigde bewijsmiddelen, in het bijzonder de rapporten van deskundige [arts 2] , en de wisselende verklaringen van de verdachte omtrent hetgeen zou zijn voorgevallen - geen geloof aan de verklaring van verdachte dat het bij [slachtoffer] geconstateerde hoofd- en hersenletsel is veroorzaakt doordat zij per ongeluk vanaf de bank op de grond is gevallen en kort daarna toen de verdachte haar in de box wilde leggen eerst op de boxrand en vervolgens op de grond is gevallen.
Bijgevolg wordt het verweer van de raadsman verworpen.
II.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
Poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op het navolgende.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag op zijn dochtertje [slachtoffer] . Door het handelen van de verdachte heeft [slachtoffer] ernstig hoofd/hersenenletsel opgelopen.
Op de eerste plaats neemt het hof het de verdachte zeer kwalijk dat hij zo gewelddadig heeft gehandeld jegens een kleine weerloze baby. [slachtoffer] is door haar eigen vader, die haar juist zou moeten beschermen, dusdanig mishandeld dat zij aan het door verdachte toegebrachte letsel had kunnen overlijden. Juist bij haar vader had zij veilig moeten zijn. Op grond van de thans voorhanden informatie is het bepaald niet onaannemelijk dat [slachtoffer] nog langere tijd, wellicht zelfs haar hele verdere leven, de gevolgen van het door de verdachte ten opzichte van haar gepleegde geweld zal ondervinden.
De verdachte heeft door zijn handelen veel verdriet en ontreddering veroorzaakt bij de moeder en de naaste familie van het slachtoffertje.
Voorts zijn gewelddadige delicten als de onderhavige, begaan tegen pasgeboren baby’s, feiten waardoor de rechtsorde ernstig wordt geschokt en die in de maatschappij gevoelens van onrust, afschuw en onveiligheid te weeg brengen.
Tot slot rekent het hof het de verdachte aan dat hij geen openheid van zaken heeft willen geven over de toedracht en zijn handelen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 april 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is gekomen;
  • de inhoud van het hem betreffend voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, Advies- & Toezichtunit 7 Zuid, d.d. 19 januari 2024, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] , reclasseringswerker;
  • zijn overige persoonlijke omstandigheden, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, in het bijzonder de omstandigheden dat hij inmiddels gescheiden leeft van de moeder van [slachtoffer] , dat hij momenteel weinig tot geen contact heeft met [slachtoffer] en als gevolg van de onderhavige strafzaak psychische problemen ervaart, waarvan hij ook last heeft bij de uitoefening van zijn werk.
Alles afwegend en in het bijzonder gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van langere duur met zich brengt.
Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft het hof acht geslagen op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten, die met het onderhavige geval (grosso modo) vergelijkbaar zijn. Aan de hand daarvan acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf een passend uitgangspunt.
Gelet echter op hetgeen ten aanzien van de persoon van de verdachte uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, zal het hof volstaan met oplegging van de in het dictum te vermelden gevangenisstraf.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. M.C.C. van de Schepop en mr. T. van de Woestijne, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 5 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Bijlage: De door het hof gebruikte bewijsmiddelen.
In het navolgende wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar dossierpagina’s van het proces-verbaal, opgemaakt door [verbalisant] , brigadier van politie bij de Eenheid Limburg, Districtsrecherche Parkstad-Limburg, Onderzoek Gulpen/ LB2R020088, gesloten d.d. 9 oktober 2022, doorgenummerd van pagina 1 t/m 369, met bijlagen, hierna te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle bewijsmiddelen zijn voorts, voor zover dienstig, zakelijk weergegeven.
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 4 september 2020 (p. 22-26 van het politiedossier), voor zover inhoudende als verklaring van de aangever [aangever] :
Ik ben namens het slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te Heerlen, wonende aan [adres] gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik doe als Unithoofd van Veilig Thuis Zuid Limburg te Heerlen aangifte ter zake (het vermoeden van) kindermishandeling met fysiek letsel tot gevolg.
Op 28 augustus 2020 heeft de Kinderarts van het Zuyderland Medisch Centrum locatie Heerlen, melding bij Veilig Thuis gedaan bij vermoeden van kindermishandeling met fysiek letsel. Enkel vader is bij het incident aanwezig geweest.
Op 31 augustus 2020 is Veilig Thuis in gesprek geweest met de ouders.
Op 29 augustus 2020 rond 18.00 uur heeft moeder symptomen bij kindje waargenomen, waarna ze gebeld heeft met Neonatologie, HAP, Verloskundige en SEH. Op de SEH in samenwerking met de kinderarts is het letsel vastgesteld. Er was een onmiddellijke overplaatsing naar intensive care nodig in een ander ziekenhuis (MUMC+).
Dr. [arts 1] , Kinderradioloog, heeft op basis van een skeletstatus en CT hersenen, uitgevoerd op maandag 31 augustus, een conclusie getrokken.
Conclusie (
hof: onder meer): Pariëtale schedelfractuur.
Gespreksverslag 31-08-2020 ouders en Veilig Thuis
Op kinderafdeling B2 is met de ouders apart in gesprek gegaan. Allereerst het gesprek gevoerd met vader en daarna met moeder. Vader verklaart dat hij zichzelf enkel verantwoordelijk acht voor de ontstane situatie.
Vader vertelt dat hij afgelopen vrijdag
(het hof begrijpt: 28 augustus 2020)voor het eerst alleen de zorg voor zijn vijf weken oude dochter op zich heeft genomen.
2. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 3 september 2020 ( p. 33-39 van het politiedossier) voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige] :
Ik ben afgelopen vrijdag (
het hof begrijpt: 28 augustus 2020) tussen 13.00 uur en 14.00 uur met mijn moeder naar de winkel gegaan. Ik heb toen nog gevraagd aan [verdachte] (
het hof begrijpt: de verdachte [verdachte]) of hij voor [slachtoffer] kon zorgen en of het allemaal ging lukken. Hij zei: “Dat gaat wel lukken". Ik ben toen met mijn moeder naar de winkel gegaan.
Toen ik thuis was, mijn moeder was ook mee naar mij thuis, heb ik gekeken naar [slachtoffer] en zag ik aan de rechterslaap een blauw plekje. Ik heb dat toen samen met mijn moeder gekoeld. Die nacht heb ik met [slachtoffer] beneden geslapen. [slachtoffer] heeft in de box gelegen, omdat [slachtoffer] in bed onrustig slaapt.
[verdachte] heeft boven geslapen.
Die avond hield [slachtoffer] de voeding binnen. De dag later, zaterdag, merkte ik dat [slachtoffer] wat suf was en alleen maar sliep. Ik merkte dat ze de voeding wat minder pakte. In de loop van de avond spuugde [slachtoffer] haar voeding meteen uit nadat ik de fles uit haar mondje haalde. We zijn toen met [slachtoffer] naar het ziekenhuis gereden.
3. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 4, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een rapport betreffende het Forensisch Radiologisch Onderzoek van Maastricht UMC+, Forensische Radiologie, rapportnummer 58/2020, d.d. 17 december 2020, opgemaakt door prof. dr. [arts 1] , radioloog, als deskundige verbonden aan het MUMC (p. 284-299 van het politiedossier), voor zover inhoudende:
Naam slachtoffer: [slachtoffer]
Geboortedatum slachtoffer: [geboortedatum]
Beschrijving van de onderzoeken
CT schedel d.d. 29-08-2020
Er zijn uitgebreide pariëtale schedelfracturen (breuken in het wandbeen): in het os pariëtale links zit een winkelhaak-vormige fractuur die loopt van sutura coronalis (kroonnaad) tot in de sutura sagittalis (pijlnaad). Het verticaal verlopend deel toont een duidelijke step-off van 2 mm. Tevens rechts parietaal twee verticaal georiënteerde fractuurlijnen, de langste loopt van de sutura coronalis tot aan de posterolaterale fontanel (opening tussen schedel delen). Enkele accessoire structuurtjes van sutura mendosa (naad in het achterhoofdsbeen). Tevens is er hoog pariëtaal een heterogene wekedelen- zwelling die de suturen passeert (zwelling met verschillende dichtheden), onderhuids vetweefsel respecteert en met densiteiten die overeenkomen met bloed, dus passend bij een begeleidend subgaleaal hematoom (bloeding onder de peesplaat aan de buitenzijde van de schedel). Geen duidelijke hersenafwijkingen, wel is er een klein subduraal hematoom ter hoogte van de fissura
interhemisferica anterior (groeve tussen beide hersenhelften). Op meerdere plekken
spoortjes subarachnoïdaal bloed (subarachnoïdale bloeding: bloeding tussen het spinnenwebvlies en het zachte hersenvlies), te weten rechts anterior temporaal (rechts rond de slaapkwab), ventraal van (voor) het subdurale hematoom, en links hoog pariëtaal (hoog onder het wandbeen). Tevens spoortje bloed in hoog in de fissura interhemisferica posterior, langs de rechter tentoriumrand en op het linker tentorium (bindweefselplaat tussen de grote en kleine hersenen) en langs de sinus sagittalis (grote hersenader) juist caudaal van kleine fontanel. Deze bloedspoortjes zijn te klein om met zekerheid onderscheid te kunnen maken tussen subarachnoïdaal of subduraal bloed. Slanke hersenkamers, normale perifere liquorruimte, de jonge leeftijd in ogenschouw nemende. Geen aanwijzing voor subdurale hematomen langs convexiteit.
Skeletstatus d.d. 31-8-2020
Schedel voor-achterwaarts en dwars
Er zijn meerdere pariëtale fractuurlijnen (breuken in het wandbeen). De wijdste fractuurspleet meet 2,3 mm. Op de voor achterwaartse foto is links een step-off van de fractuurdelen zichtbaar van 2mm. Voor de verdere beschrijving van fractuurlijnen, zie de beoordeling van de CT.
Samenvatting van de skeletstatus
1. (
hof: onder meer) Pariëtale schedelfracturen.
MRI hersenen d.d. 2-9-2020
Licht verwijde perifere liquorruimten (groeve aan het hersenoppervlak), kleine arachnoïdale cyste links antero temporaal (normaal variant). Vervorming van de schedel bij bekende fracturen. Bekend subduraal hematoom (bloeding tussen het harde hersenvlies en het spinnenwebvlies) in fissura interhemisferica anterior (groeve tussen beide hersenhelften), dit is ongewijzigd in vergelijking met de CT d.d. 29-08-2020. Er is uitgebreide superficiële siderose (bloedafbraak producten op het oppervlakte van de hersenen) links frontaal (voorhoofdskwab), links temporaal (slaapkwab), rechts antero temporaal, superficiële siderose rondom de medulla oblongata (deel van de hersenstam). Spoortje subduraal bloed op het tentorium (bindweefselplaat tussen de grote en kleine hersenen) rechts lateraal. Bloedresten anterieur in / tegen de thalamus (basale hersenkern) links, grenzend aan de caudothalame groeve, doorlopend in bloedresten in de derde hersenkamer (foto 8), enkele bloedresten in de achterboom van de rechter tweede hersenkamer en in de vierde hersenkamer.
Meerdere cortico - subcorticaal (op de overgang van hersenschors naar witte stof) gelegen microbloedingen links frontaal, ook enkelen rechts frontaal, achterste been van de linker capsula interna (witte stofbaan), een enkele bloedrest in het splenium van het corpus callosum (hersenbalk). Witte stof veranderingen in de diepe witte stof links frontaal, subcorticaal (onder de hersenschors) aan de convexiteit, alsmede focus in de diepe witte stof links frontaal pariëtaal en beiderzijds meer basaal frontaal, waar de witte stof-veranderingen met name in de U-vezels / subcorticale witte stof gelegen zijn. Diffusierestrictie in de witte stof diep gelegen links frontaal pariëtaal focus van diffusierestrictie komt overeen met hierboven beschreven puntvormige subcorticale T2 hyperintensiteit (foto 11b). Tevens diffusierestrictie witte stof beiderzijds frontaal. Diffusierestrictie splenium van
corpus callosum (diffusie restrictie duidt op lokale hersenzwelling).
Samenvatting MRI bevindingen
Reeds zichtbaar op de CT d.d. 29-08-2020
• subarachnoïdale bloeding (bloeding tussen het spinnenwebvlies en het zachte hersenvlies) links frontaal;
• subduraal hematoom (bloeding tussen het harde hersenvlies en het spinnenwebvlies) in de fissura interhemisferica (groeve tussen beide hersenhelften);
Additionele MRI bevindingen
• verdere uitbreiding van de subarachnoïdale bloed dat al op CT zichtbaar was; gezien de verstreken tijd is het mogelijk een herverdeeld en het is niet zeker of dit aanvullende lokalisaties zijn;
• bloed ter hoogte caudothalame (nabij de basale kernen) groeve met doorbraak in ventrikelsysteem (hersenkamers);
• subduraal bloed (tussen het spinnenwebvlies en het zachte hersenvlies) op het tentorium (bindweefselplaat tussen de grote en kleine hersenen);
• uitgebreide microbloedingen en multifocale diffusierestrictie, passend bij een diffuus axonaal letsel graad-II (verscheuring van hersenstructuren).
Samenvatting van de letsels
• Fracturen van het os pariëtale (wandbeen) beiderzijds.
• Subgaleale bloeding (bloeding onder de peesplaat van het hoofd) ter hoogte van de schedelfracturen.
• Subarachnoïdale bloeding (bloeding tussen het spinnenwebvlies en het zachte hersenvlies) links frontaal.
• Subduraal hematoom (bloeding tussen het harde hersenvlies en het spinnenwebvlies) in de fissura interhemisferica (groeve tussen beide hersenhelften) en op het tentorium (bindweefselplaat tussen de grote en kleine hersenen).
• Bloed ter hoogte caudothalame (nabij de basale kernen) groeve met doorbraak in ventrikelsysteem (hersenkamers)
• Diffuus axonaal letsel graad-II (verscheuring van hersenstructuren).
Beantwoording van de vragen
Zijn de letsels/afwijkingen te verklaren door ziekelijke afwijkingen of door geweldsinwerking?
Er zijn radiologisch geen aanwijzingen voor congenitale of metabole botziekte. De letsels passen allen goed bij geweldsinwerking.
Zijn er één of meerdere geweldsinwerkingen?
Schedelfracturen zijn niet goed te dateren. Echter het subgaleale hematoom, de blauwe plekken en het hyperdense interhemisferische subdurale hematoom suggereren een recent trauma.
Kortom, alle letsels kunnen op 1 moment ontstaan zijn.
Wat is het ontstaansmechanisme van de het letsel(s)?
De blauwe plekken, schedelfracturen en het subgaleale hematoom passen bij een traumatische gebeurtenis met dynamic impact loading (val op harde ondergrond, voorwerp tegen hoofd, e.d.). De subdurale en subarachnoïdale bloedingen kunnen ook door dergelijk trauma ontstaan maar ook door de dynamic impuls bloeding (heftige acceleratie / deceleratie, bijvoorbeeld schudden). De puntbloedingen, passend bij diffuse axonal injury ontstaan ook acceleratie/deceleratie letsels.
Wat is de kans van overlijden bij dit soort letsels?
Het trauma is dusdanig krachtig geweest dat er intracraniële (zowel in als rond de hersenen) afwijkingen ontstaan zijn. Dit soort letsels zijn in potentie dodelijk.
4. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 4, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een rapport, opgemaakt door [arts 2] , kinderarts, forensisch arts minderjarigen, als deskundige verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknr. 2020.09.01.104 (002), d.d. 29 april 2022, (p. 300-338 van het politiedossier), voor zover inhoudende:

2.Korte omschrijving van de zaak

Op 29 augustus 2020 werd [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , door haar ouders naar het ziekenhuis gebracht.
De vader verklaarde dat hij [slachtoffer] op 28 augustus 2020 twee keer had laten vallen. De eerste keer viel [slachtoffer] op de houten vloer toen vader met haar op de bank zat. Vervolgens wilde vader [slachtoffer] in de box leggen, waarbij ze niet in de box, maar uit de box viel. [slachtoffer] kwam eerst op de box terecht en viel vervolgens op de houten vloer.
Bij onderzoek in het ziekenhuis werden bij [slachtoffer] meerdere afwijkingen gevonden. Door het ziekenhuis werd een melding bij Veilig Thuis gedaan. Veilig Thuis deed aangifte bij de politie.

5.Bevindingen

Medische informatie
Zwangerschap en periode rondom geboorte
Vanaf circa 32 weken zwangerschap was bij moeder sprake van een oplopende bloeddruk. Op 7 juli 2020, bij een zwangerschapsduur van 32 weken en 3 dagen werd zij opgenomen in het Zuyderland Medisch Centrum vanwege een ernstige zwangerschaps-gerelateerde hoge bloeddruk. Ter behandeling van de zwangerschapsvergiftiging kreeg zij medicatie. Ook werd medicatie gegeven ter bevordering van de longrijping van het ongeboren kind, vanwege het risico op een vroeggeboorte. Op 14 juli 2020 mocht moeder het ziekenhuis verlaten, medicatie werd gecontinueerd. De conditie van het kind was steeds goed. Een dag later werd moeder opnieuw opgenomen.
Omdat moeder zieker werd, werd op [geboortedatum] , bij een zwangerschapsduur van 34 weken en 4 dagen besloten om een keizersnede uit te voeren. [slachtoffer] werd om 11:53 uur geboren en had een goede start met Apgar-scores van 7 en 9 na respectievelijk 1 en 5. Ze had een geboortegewicht van 1948 gram, lager dan gemiddeld bij deze zwangerschapsduur. Haar hoofdomtrek was 31 cm. Ze kreeg vitamine K na de geboorte.
Vanwege de vroeggeboorte ("prematuriteit") werd [slachtoffer] opgenomen op de zuigelingenafdeling. [slachtoffer] kreeg vitamine K na de geboorte.
Bij lichamelijk onderzoek door de kinderarts na de geboorte werden geen bijzonderheden beschreven.
[slachtoffer] deed het goed tijdens de opname, ze leerde zelf drinken en sondevoeding kon vlot worden afgebouwd. Bijzonderheden werden niet gemeld.
Op 23 juli 2020 werd bloedonderzoek gedaan bij [slachtoffer] in het kader van de vroeggeboorte en de zwangerschapsvergiftiging bij moeder. Dit was zonder afwijkingen.
Op 1 augustus 2020, [slachtoffer] was toen 10 dagen oud, deed [slachtoffer] het klinisch goed, was ze goed gegroeid (2040 gram), en oud genoeg om naar huis te mogen. Bij lichamelijk onderzoek voor ontslag werden geen bijzonderheden genoteerd. [slachtoffer] kreeg kunstvoeding en vitamine D.
5.1.2 Periode na ontslag uit het ziekenhuis op 1 augustus 2020 tot 29 augustus 2020
Op 3 augustus 2020 schreef de verloskundige in haar verslag dat [slachtoffer] het "super" deed. Ze had zojuist de gehoortest gehad.
Andere medische gegevens betreffende deze periode werden niet ontvangen. In de anamneses uit de medische gegevens van de ziekenhuizen bleken geen bijzonderheden in deze periode.

6.Interpretatie bevindingen

Hierna volgt een samenvatting van de bevindingen en vervolgens een toelichting
van de afzonderlijke en gecombineerde bevindingen.
De zwangerschap werd gecompliceerd door een zwangerschapsvergiftiging (hoge bloeddruk) bij moeder in het laatste trimester van de zwangerschap. Bijzonderheden ten aanzien van het ongeboren kind werden niet beschreven. [slachtoffer] werd te vroeg, prematuur, geboren, bij 34 weken en 4 dagen. Een normale zwangerschapsduur ligt tussen de 37 en 42 weken.
Behalve een laag normaal geboortegewicht, wat een gevolg zou kunnen zijn van de zwangerschapsvergiftiging bij moeder en daardoor niet optimaal functioneren van de moederkoek, werden bij [slachtoffer] geen bijzonderheden gemeld. De eerste 10 levensdagen lag [slachtoffer] opgenomen in het ziekenhuis, ook daar was het beloop zonder bijzondere problemen, gezien de prematuriteit.
Op 29 augustus 2020, [slachtoffer] was toen ruim 1 maand oud, was sprake van braken na elke voeding, veel huilen en veel slapen/ suffer zijn dan normaal. De kinderarts beschreef bij onderzoek een erg geprikkeld kind.
Aanvankelijk vielen behalve een blauwe plek en een verdikking op het jukbeen/ hoofdje geen bijzonderheden op. Vanaf 29 augustus 2020 in de vroege ochtend zou [slachtoffer] , zoals eerder beschreven, ander gedrag hebben vertoond.
In de medische gegevens van het MUMC werd tijdens de opname in een anamnese beschreven dat [slachtoffer] in de avond voor het eerst gebraakt zou hebben.
Bij onderzoek op en na 29 augustus 2020 in het ziekenhuis werden een subgaleale bloeding, een onderhuidse bloeduitstorting op de linkerwang, meerdere schedelbreuken, bloed onder het harde hersenvlies ("subdurale bloedingen"), bloed onder het spinnenwebvlies ("subarachnodale bloeding") en afwijkingen aan het hersenweefsel vastgesteld.
Radiologisch onderzoek toonde geen aanwijzingen voor aangeboren afwijkingen van de botten of een stofwisselingsziekte.
De uiteindelijke gemelde toedracht was dat vader, nadat [slachtoffer] zelf haar hoofd zou hebben gestoten aan de spijlen van de box, [slachtoffer] liet vallen toen hij met haar op de bank zat. De hoogte van de zitting van de bank was 43 cm, de hoogte van de armleuning van de bank 68 cm.
Nadat ze vanuit de armen van vader, die op de bank zat, op de grond was gevallen, met haar hoofd op de houten vloer, pakte vader haar op. Toen ze weer rustig was liet hij haar bij de box nogmaals vallen. Vader had haar in zijn linkerarm, de hoogte vanaf deze arm tot de grond zou circa 130 cm bedragen. [slachtoffer] viel half met haar hoofd op de rand van de box, en daarna op de grond. De boxrand was circa 85,5 cm hoog.
6.2
Hersenfunctiestoornissen en hersenbeschadiging
In de vroege ochtend van 29 augustus 2020 begon [slachtoffer] al haar voedingen uit te spugen, huilde ze meer dan gebruikelijk en sliep ze meer/ was ze suffer dan voorheen. In een medische anamnese (MUMC) werd genoemd dat [slachtoffer] in de avond van 28 augustus 2020 voor het eerst braakte.
In de hersenen werd bloed bij de basale hersenkernen met doorbraak in de hersenkamers gezien. Tevens waren er uitgebreide microbloedingen en diffusierestrictie ("duidend op lokale hersenzwelling"), met name in het voorste deel van de hersenen ("frontaal") passend bij diffuus axonaal letsel. Dit is een teken van hersenbeschadiging.
In dit geval
Het aanhoudend spugen, het toegenomen huilgedrag en het meer slapen/ suffer zijn kunnen worden geduid als uitingen van hersenfunctiestoornissen. Uit de ontvangen medische gegevens blijken geen aanwijzingen voor een aangeboren of verworven ziekte van de hersenen, of een toxicologische oorzaak.
De klinische verschijnselen kunnen worden geduid als tijdelijke hersenfunctiestoornissen. Deze zijn het gevolg van een krachtsinwerking. Ook de hersenbeschadigingen zijn het gevolg van krachtsinwerking(en).
Hierbij moet sprake zijn geweest van (zeer) forse krachtsinwerking.
6.3.
Bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies (“subdurale hematomen”)
Op de CT- en MRI-scans van het hoofd werden bloedingen onder het harde hersenvlies (“subduraal”) gezien in de groeve tussen de beide grote hersenhelften en rechts op het hersenvlies dat de grote hersenen van de kleine hersenen scheidt (“tentorium”).
Ook werd bloed onder het spinnenwebvlies (“suarachonoïdaal”) links voor in het hoofd gezien.
In dit geval
Bij [slachtoffer] werden geen aanwijzingen gevonden voor een onderliggende ziekte als (bijdragende) oorzaak van de subdurale bloedingen.
6.3
Schedelbreuken
Bij [slachtoffer] werden op 29 augustus 2020 meerdere breuken in het wandbeen van de schedel, links en rechts gezien op radiologische beeldvorming van het hoofd. Links werd in het wandbeen een "winkelhaakvormige'' breuk gezien die verliep tussen de kroonnaad en de pijlnaad, en een kleine verplaatsing van de breukdelen ten opzichte van elkaar (“step off”) rechts werden in het wandbeen twee verticaal verlopende breuklijnen gezien;
In dit geval
Als de schedelbreuken afzonderlijk worden beschouwd kan niet worden uitgesloten dat (een van de breuken) het gevolg was van de bevalling. Echter, de combinatie van meerdere schedelbreuken, wijkende breukdelen en enige verplaatsing van de breukdelen ten opzichte van elkaar en daarbij een bovenliggende bloeduitstorting/zwelling maakt dat de combinatie van de schedelbreuken in combinatie met de bovenliggende zwelling niet het gevolg zijn van de geboorte.
In dit geval was tevens sprake van een subgaleale bloeding op het hoofd. Een forse krachtsinwerking (contacttrauma) op deze plaats kan hebben geleid tot de schedelbreuken en de zwelling.
6.4
Subgaleale bloeding
Op 29 augustus 2020 beschreven de kinderarts uit het MUMC een forse zwelling op het achterhoofd. Deze werd op basis van de CT-scan van het hoofd getypeerd als een subgaleale bloeding (subgaleaal hematoom).
Krachtsinwerking
Een subgaleale bloeding kan ontstaan door tractie aan de behaarde hoofdhuid of door een stomp botsende krachtsinwerking op het hoofd. Ook kan het bloed het gevolg zijn van een schedelbreuk.
6.6
Combinatie van bevindingen
Er moet sprake zijn geweest van (zeer) forse krachtsinwerking. De wat dieper gelegen letsels, zoals de diffuse axonale schade en de bloedingen in een hersenkern en hersenkamer zijn niet het gevolg van bijvoorbeeld een korte val. Als sprake is geweest van een accident betreft dit een heftig accident.
Als de bij [slachtoffer] aangetoonde letsels het gevolg zouden kunnen zijn van een val op de boxrand en daarna op de grond dan zou een dergelijke casus zeer zeldzaam zijn en is deze niet beschreven in de medisch wetenschappelijke literatuur.

7.Beantwoording vraagstelling

6)
De combinatie van de aangetoonde letsels is niet het gevolg van de val van de bank.
Het accident zou dan de val uit de armen van vader op de boxrand en vervolgens op de grond zijn. Als bij [slachtoffer] aangetoonde letsels, zoals de dieper in de hersenen gelegen bloedingen en de diffuse axonale schade, hier het gevolg van zouden kunnen zijn dan zijn dergelijke casus zeer zeldzaam en niet beschreven in de medische wetenschappelijke literatuur.
5. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 4, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een rapport, opgemaakt door [arts 2] , kinderarts, forensisch arts minderjarigen, als deskundige verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, kenmerknummer 2020.09.01.104(003), d.d. 25 juni 2024, voor zover inhoudende:
Op 29 april 2022 rapporteerde ik in deze zaak. Op 27 mei 2024 ontving ik via de FrontDesk van het NFI een e-mailbericht van FO en medisch secretaris mevr. E. Hurkmans van het Openbaar Ministerie AP Limburg. Hierin werd ik verzocht om voor 1 juli 2024 ten behoeve van de inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep, antwoord te geven op de aanvullende vragen.
Zoals ook als antwoord bij vraag 1 (en in hoofdstuk 5 en 6) van de eerdere rapportage beschreven, werden de volgende letsels in het hoofd geconstateerd:
- Meerdere schedelbreuken in het wandbeen links en rechts.
- Subgaleaal hematoom.
- Bloedingen in het hoofd: bloedingen onder het harde hersenvlies
(“subduraal”), bloedingen onder het zachte hersenvlies
(“subarachnoïdaal”), microbloedingen en afwijkingen in het hersenweefsel
passend bij hersenweefselbeschadiging.
Zoals beschreven in paragraaf 6.3 ontstaat een schedelbreuk door compressie, direct inwerkend stompe krachtsinwerking of een combinatie daarvan. Een schedelbreuk ontstaat dus niet indien sprake is van alleen acceleratie/deceleratie “schudden”, zonder contacttrauma.
Ook het subgaleaal hematoom is, zoals beschreven in paragraaf 6.4 het gevolg van een stomp botsende krachtsinwerking. In dit specifieke geval kan het een gevolg (verwikkeling) zijn van de schedelbreuk, nl. door uittreden van vocht via de breuk van binnen naar buiten de schedel.
De bloedingen in het hoofd kunnen, zoals beschreven in paragraaf 6.2 en 6.3 zowel het gevolg zijn van repeterend acceleratie-deceleratie trauma, als een contacttrauma of een combinatie van beiden.
7. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 4, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een rapport, opgemaakt door [arts 2] , kinderarts, forensisch arts minderjarigen, als deskundige verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, kenmerknummer 2020.09.01.104(004), d.d. 23 januari 2025,, voor zover inhoudende -:
Op 12 november 2024 ontving ik via de FrontDesk van het NFI een e-mail van het kabinet van de raadsheer-commissaris met daarin het verzoek om aanvullende vragen te beantwoorden betreffende specifieke hypothesen.
Beantwoording vragen
"Vraagstelling: Wat is de waarschijnlijkheid van de geconstateerde letsels en/of afwijkingen (in het hoofd) onder de volgende hypothesen?
Hypothese 1:
H1a: Val vanuit armen/handen van een volwassene die op de bank zat.
H1b: Val vanuit armen/handen van een volwassene over een afstand van circa 45
cm (130 - 85,5 cm,) met het hoofd op de boxrand en vervolgens een val over een
afstand van circa 85,5 cm tot op de houten vloer.
H1c: Een combinatie van bovengenoemde krachtsinwerkingen.
Hypothese 2:
H2a: Alleen met kracht schudden van het kind.
H2b: Met kracht het hoofd van het kind tegen een object aan bewegen ('slaan/duiten/gooien).
H2c: Een combinatie van bovengenoemde krachtsinwerkingen.
De bevindingen zullen eerst worden beschouwd onder de losse hypothesen H1a, H1b, H1c, H2a, H2b en H2c. Vervolgens zullen de bevindingen worden beschouwd onder te vormen hypotheseparen."
Recapitulerend werden bij [slachtoffer] de volgende afwijkingen vastgesteld:
In het hoofd:
  • Meerdere schedelbreuken in het wandbeen links en rechts.
  • Subgaleaal hematoom;
  • Bloedingen in het hoofd: bloedingen onder het harde hersenvlies ("subduraal"), bloedingen onder het zachte hersenvlies ("subarachnoidaal"), microbloedingen en afwijkingen in het hersenweefsel passend bij hersenweefselbeschadiging (DAI)
Ten aanzien van de afwijkingen in het hoofd onder de losse hypothesen, afkomstig vanuit de aangeleverde scenario's, concludeer ik het volgende:
•H1a: Val vanuit armen/handen van een volwassene die op de bank zat.
Zoals ik ook vermelde bij de beantwoording van vraag 6 (002): "De combinatie van de aangetoonde letsels is niet het gevolg van de val van de bank." Ik acht de krachtsinwerking als gevolg van deze val daarvoor te gering.
U vroeg expliciet naar de afwijkingen in en aan het hoofd, hiervoor geldt bovenstaande. Daarom sluit ik de bevindingen onder deze hypothese uit en neem ik deze hypothese niet mee in de vorming van hypotheseparen.
• H1b: Val vanuit armen/handen van een volwassene over een afstand van circa 45 cm (130 - 85,5 cm,) met het hoofd op de boxrand en vervolgens een val over een afstand van circa 85,5 cm tot op de houten vloer.
Dit scenario bevat twee vallen van geringe hoogte. Hierover schreef ik eerder als antwoord op vraag 6 (002):" Het accident zou dan de val uit de armen van vader op de boxrand en vervolgens op de grond zijn. Als de bij [slachtoffer] aangetoonde letsels, zoals de dieper in de hersenen gelegen bloedingen en de diffuse axonale schade, hier het gevolg van zouden kunnen zijn dan zijn dergelijke casus zeer zeldzaam en niet beschreven in de medisch wetenschappelijke literatuur."
Het type en de mate van krachtsinwerkingen die hier worden beschreven (twee keer een val van lage hoogte) acht ik van een ander type en aanzienlijk geringer dan wat bekend is vanuit de literatuur over het type en de mate van krachtsinwerkingen die leiden tot DAI.
•H1c: Een combinatie van bovengenoemde krachtsinwerkingen.
Gelet op het antwoord m.b.t. de afwijkingen onder hypothese H1a en de aanvullende opmerking blijven de bevindingen onder deze hypothese dus ook buiten beschouwing.
•H2a: Alleen met kracht schudden van het kind.
Zoals ook vermeld op pagina 28 (002) moet er, gelet op de aanwezigheid van meerdere schedelbreuken en een subgaleale bloeding sprake zijn geweest van forse krachtsinwerking op het hoofd met impact, een stomp botsende krachtsinwerking. Bij alleen met kracht schudden (acceleratie-deceleratie) ontstaan geen schedelbreuken of een subgaleale bloeding. Wat betreft de subgaleale bloeding zou deze nog kunnen ontstaan bij schudden waarbij het kind aan de haren wordt vastgehouden, dit geldt niet voor de schedelbreuken.
•H2b: Met kracht het hoofd van het kind tegen een object aan bewegen ('slaan/duwen/gooien’).
De geconstateerde afwijkingen in en aan het hoofd kunnen allen het gevolg zijn van het met kracht het hoofd van het kind tegen een object aan bewegen (gooien, zwiepen/zwaaien of slaan van het kind tegen een object). Hierbij merk ik op dat het mechanisme dat leidt tot uitgebreide hersenweefselbeschadigingen (afscheuring van de hersenzenuwuitlopers, DAI) bestaat uit zogenaamde 'shearing forces' die ontstaan bij acceleratie/deceleratie/of rotatiekrachten op de hersenen. Wanneer een kind met forse kracht naar een object wordt bewogen en daar tegenaan komt, zouden deze krachten kunnen optreden omdat het hoofd plots tot stilstand komt waarbij de schedelinhoud nog voortbeweegt. Bij duwen tegen het hoofd, of slaan met een lichaamsdeel of voorwerp tegen het hoofd valt dit niet te verwachten.

H2c: Een combinatie van bovengenoemde krachtsinwerkingen.
De combinatie van bevindingen in het hoofd kan passen bij een combinatie van de krachtsinwerkingen zoals genoemd H2a en H2b. Gelet op de antwoorden hiervoor moet tenminste sprake zijn geweest van een krachtsinwerking met directe impact (gelet op de schedelbreuken) en moet er sprake zijn geweest van acceleratie/deceleratie/rotatiekrachten op het hoofd (gelet op de DAI). In de literatuur is DAI (zoals ook beschreven onder H1b) niet beschreven na vallen van lage hoogte. De subdurale (en ook de subarachnoïdale) bloedingen kunnen zowel het gevolg zijn van "heftig repeterend acceleratie-deceleratie trauma (zoals bij een schudincident) of bij forse impact (botsend geweld op of tegen het hoofd), of bij de combinatie van beide", zoals ook beschreven in rapport (002), pagina 22.
Op grond van bovenstaande kom ik tot de vorming van het volgende hypothesepaar en de beantwoording van de volgende vraagstelling:
"Vraagstelling:Wat is de waarschijnlijkheid van de geconstateerde letsels en/of
afwijkingen (in het hoofd) onder de volgende hypothesen?
•H1b: Val vanuit armen/handen van een volwassene over een afstand van circa 45 cm (130 - 85,5 cm,) met het hoofd op de boxrand en vervolgens een val over een afstand van circa 85,5 cm tot op de houten vloer.
•H2c: Een combinatie van bovengenoemde krachtsinwerkingen [zoals beschreven en nader toegelicht onder H2a en H2b].
Ik acht de combinatie van bevindingen in het hoofd veel waarschijnlijker onder de hypothese H2c dan onder de hypothese H1b.