ECLI:NL:GHSHE:2025:3032

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
20-003035-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van sieraden door thuishulp

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, een thuishulp, was eerder veroordeeld voor diefstal van sieraden van een kwetsbaar slachtoffer, een oudere vrouw die afhankelijk was van thuiszorg. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een zwaardere straf, namelijk een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken en een onvoorwaardelijke taakstraf van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit, diefstal van sieraden, wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd. De verdachte had de sieraden, die van grote emotionele waarde waren voor het slachtoffer, weggenomen tijdens zijn werkzaamheden als thuishulp. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte als onbetrouwbaar aangemerkt, vooral gezien de emotionele waarde van de sieraden voor het slachtoffer en het feit dat de verdachte wisselend had verklaard over de herkomst van de sieraden.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van het voorarrest. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de schending van het vertrouwen dat in de verdachte was gesteld. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte zijn niet als strafmatigend beschouwd, waardoor een zwaardere straf gerechtvaardigd was.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003035-24
Uitspraak : 29 oktober 2025
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 29 oktober 2024, in de strafzaak met parketnummer 03-120405-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het primair tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘diefstal’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 140 uren subsidiair 70 dagen hechtenis.
Door de verdediging is primair vrijspraak bepleit van het primair en het subsidiair tenlastegelegde. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primairhij in of omstreeks de periode van 19 mei 2021 tot en met 16 juli 2021 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, een hoeveelheid sieraden en/of zes antieke lepels, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiairhij in of omstreeks de periode van 19 mei 2021 tot en met 22 juli 2021 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen en/of in de gemeente Tilburg, een hoeveelheid sieraden (onder andere een gouden cameehanger/broche en een gouden blauwkleurig medaillon in hartvorm), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primairhij in de periode van 19 mei 2021 tot en met 16 juli 2021 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, sieraden die aan [benadeelde] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar de pagina’s van het einddossier van de politie-eenheid Limburg, zaakregistratie-nummer PL2379-2021145187, gesloten d.d. 8 mei 2023 (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 135).
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. De inhoud van alle gebezigde bewijsmiddelen is, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 14 september 2021 (pg. 24 t/m 27), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [benadeelde] :
Plaats delict: Geleen, binnen de gemeente Sittard-Geleen
Ik doe aangifte van diefstal van een deel van mijn sieraden uit mijn woning, gelegen aan [adres 2] te Geleen. Nadat vorig jaar in november mijn echtgenoot overleden is en ik er alleen voor stond, kreeg ik sinds mei 2021 twee keer per dag thuiszorg hulp. Een van de verzorgers was een Afghaanse man genaamd [verdachte]
[verdachte] (
het hof begrijpt hier: de verdachte [verdachte]). Iedereen noemde hem [verdachte] zei hij. De eerste keer kwam [verdachte] op 19 mei 2021 in de avonduren. Normaal kwam [verdachte] altijd in de avonduren. Ik was heel erg verbaasd dat [verdachte] op 16 juli 2021 plotseling voor de deur stond in de ochtend. Toen ik even later uit de badkamer was zei hij dat hij zijn pen kwijt was. Hij liep zonder te vragen naar boven. Toen hij rond 10.00 uur die ochtend is vertrokken ben ik naar boven gegaan. In mijn slaapkamer zag ik dat op het sieraden bord een aantal van mijn kettingen scheef hingen. Ik vond dat raar want ik had ze zelf niet in mijn handen gehad. Toen ik beter keek zag ik dat diverse sieraden ontbraken. De volgende sieraden ontbraken:
- een gouden ketting 14 karaat goud, visgraatschakel ongeveer 7 mm dik 45 cm
lang.
- antiek gouden hartmedaillon, 18 karaat goud, ongeveer 3 cm groot, voorkant
blauw email met vijf briljanten, gegraveerd takje met bloemen achter.
- een gouden cameehanger/broche met de afbeelding van een Venetiaanse man,
ovaal, ongeveer 5 cm groot, 14 karaat goud.
Ik weet zeker dat [verdachte] deze sieraden heeft weggenomen. Ik weet dat omdat
niemand anders in mijn slaapkamer is geweest behalve ik zelf.
2.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 15 oktober 2025, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik diverse sieraden afkomstig van aangeefster [benadeelde] op 22 juli 2021 heb verkocht aan [goudwisselkantoor] in Tilburg.
3.
Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer d.d. 27 maart 2023 (pg. 19 t/m 23), voor zover inhoudende als verklaring van het slachtoffer [benadeelde] :
V = Vraag verbalisanten
O = Opmerking verbalisanten
A = Antwoord/opmerking slachtoffer
O: Je hebt aangegeven dat er sieraden uit de woning zijn weggenomen. Hier heb je ook aangifte van gedaan.
V: Wie heeft die sieraden weggenomen?
A: Dat moet hij (
het hof begrijpt hier: [verdachte]) zijn geweest. De camee was heel bijzonder. Er stond een man uit Venetië op.
O: Je hebt op ons verzoek foto's gezocht van de sieraden. Wij hebben ook een foto voor jou.
V: Wat kunt u zeggen over het sieraad dat wij jou nu tonen op de foto?
A: Ja, dat is precies de hanger. Ik herken het blauwe email. Het is ook dezelfde ketting. Het medaillon kun je open maken en aan de achterzijde zijn bloemen gegraveerd. Het is 18 karaat goud.
O: De getoonde foto wordt als bijlage I bij dit proces-verbaal van verhoor gevoegd.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 maart 2023 (pg. 40), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Binnen het opkopersregister kreeg ik een hit op de naam [verdachte] . Deze leverde op
22-07-2021 te 16.11 uur een partij goud in te Tilburg. Hiervoor ontving [verdachte] een
totaalbedrag van 1.675 euro. [verdachte] legitimeerde zich met een Nederlands rijbewijs met nummer [rijbewijsnummer] .
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 april 2023 (pg. 44 t/m 46), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 08-04-2023 uur hebben wij onderzoek ingesteld op het adres van [goudwisselkantoor] in Tilburg. Hierbij werd door ons gesproken met de beide eigenaren,
getuigen. Als eerste werd gesproken met getuige [getuige 1] . Haar werd medegedeeld
dat wij doende waren naar een onderzoek waarbij sieraden waren ontvreemd en dat
een halsketting met medaillon zoals die vermist werd door haar bedrijf was
ingekocht van de in dit onderzoek aangemerkte verdachte. Aan [getuige 1] werd een
foto van de betreffende halsketting met medaillon getoond waarop [getuige 1] aangaf
deze inderdaad te herkennen (
Het hof begrijpt hier en hierna: de foto, welke als bijlage I gevoegd is bij het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [benadeelde] van 27 maart 2023, pagina 23). Op dat moment voegde getuige [getuige 2] zich bij het
gesprek en ook deze bevestigde dat zij zo'n soort halsketting met medaillon hadden
ingekocht. Aansluitend werd nog navraag gedaan met betrekking tot het camee met
de afbeelding van een man erop. Ook hierop gaf [getuige 1] aan een soortgelijk camee te
hebben ingekocht. [getuige 2] deelde mede dat het inmiddels bijna twee jaar geleden
was dat hij de sieraden had ingekocht.
Bewijsoverwegingen
Door de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep – op gronden zoals verwoord in de pleitnota – vrijspraak bepleit van het primair en het subsidiair tenlastegelegde. Daartoe is in de kern aangevoerd dat de verklaring van aangeefster [benadeelde] als onbetrouwbaar aangemerkt dient te worden, mede gelet op haar psychiatrische en medische achtergrond. Tegenover deze verklaring staat de verklaring van de verdachte, waaruit volgt dat hij de sieraden met toestemming van aangeefster van haar heeft gekocht. De verdachte heeft weliswaar wisselend verklaard, maar dit komt doordat de verdachte tijdens zijn aanhouding tevens werd verdacht van een zedenfeit en hij hiervoor nooit eerder met de politie in aanraking was gekomen, waardoor hij uit angst en paniek anders heeft verklaard. Om die reden dient het hof de verklaringen van verdachte bij de politierechter en ten overstaan van het hof als betrouwbaar aan te merken en hem integraal vrij te spreken van het tenlastegelegde, aldus de verdediging.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Door aangeefster is aangifte gedaan van diefstal van diverse sieraden uit haar woning, gepleegd door de verdachte. Vast staat dat de verdachte die sieraden op 22 juli 2021 heeft ingewisseld bij [goudwisselkantoor] in Tilburg en dat hij daarvoor een bedrag van 1.675 euro heeft ontvangen. De verdachte ontkent dat hij de sieraden gestolen heeft. Hij heeft echter, sinds de eerste keer dat hij gehoord werd, zeer wisselend verklaard. De verdachte heeft verklaard dat dit was omdat hij erg ontdaan was door de verdenking. Het hof, evenals de politierechter, merkt (evenwel) op dat het toch voor de hand zou hebben gelegen dat de verdachte, als hij inderdaad op een legale weg aan de sieraden zou zijn gekomen, dit direct zou hebben verklaard. Daar komt bij dat de sieraden volgens aangeefster een cadeau van haar – inmiddels overleden – man waren en een aanmerkelijke emotionele waarde hadden. Er is geen reden om te twijfelen aan die verklaring van aangeefster. Dan ligt het niet voor de hand dat zij deze sieraden voor 350 euro zou verkopen aan verdachte, zoals deze heeft verklaard ten overstaan van de politierechter en het hof. Het hof vindt de verklaringen van de verdachte dan ook niet geloofwaardig.
Het is aannemelijk dat hij, wetende dat de politie had achterhaald dat hij de sieraden heeft verkocht, achteraf met dit verhaal komt. Gelet hierop acht het hof de diefstal van de sieraden bewezen.
Daarnaast is het hof, met de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat op grond van het thans voorliggende dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van zes antieke lepels. Het hof zal mitsdien de verdachte daarvan vrijspreken.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Door de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep aan het hof verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn, alsmede met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een hoeveelheid sieraden, die hij heeft gepleegd terwijl hij werkzaam was als verzorger in de thuishulp. De verdachte heeft tijdens een huisbezoek aan slachtoffer [benadeelde] een hoeveelheid sieraden meegenomen, die voor haar van grote emotionele waarde en onvervangbaar waren, nu zij deze gekregen heeft van haar recent overleden echtgenoot. Het hof neemt het de verdachte bijzonder kwalijk dat hij zich bij het strafbare handelen kennelijk niet heeft bekommerd om de gevolgen daarvan voor het slachtoffer en daarbij heeft aangetoond geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Daarnaast acht het hof het zeer kwalijk dat de verdachte het vertrouwen dat in hem als thuishulp werd gesteld, ernstig heeft beschaamd. Uit het dossier volgt dat het een hulpbehoevend en kwetsbaar slachtoffer betrof met een hogere leeftijd, die in haar dagelijks bestaan afhankelijk is van de thuiszorg. De verdachte heeft misbruik gemaakt van de afhankelijkheidsrelatie die het kwetsbare slachtoffer richting verdachte in zijn hoedanigheid van verpleegkundige had. Het hof rekent dit de verdachte dan ook aan, temeer nu de diefstal heeft plaatsgevonden bij het slachtoffer thuis, een plek waar zij zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. De verdachte heeft derhalve kennelijk enkel en alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. Het hof houdt er in strafverzwarende zin tevens rekening mee dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen, waarbij hij telkens de verklaring van het slachtoffer heeft gebagatelliseerd door te wijzen op haar psychische toestand.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 juli 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van het door Reclassering Nederland opgemaakte reclasseringsadvies d.d. 15 oktober 2024 omtrent de persoon van de verdachte. Daarin is gerapporteerd dat de reclassering geen verbanden kan leggen tussen de leefgebieden en het tenlastegelegde, gelet op de ontkennende houding van de verdachte. Wel volgt uit dit rapport dat er enige zorgen bestaan rondom de financiële situatie van de verdachte en dat er sprake is van schulden. Volgens de reclassering zal oplegging van een gevangenisstraf gevolgen hebben voor de woonsituatie van zijn partner en hun zoon.
Ten slotte heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte verklaard dat hij inmiddels vader is geworden en ontzettend bang is voor de negatieve gevolgen die hij zal ondervinden in de privésfeer en op zijn werk indien aan hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd.
Het hof is van oordeel dat niet volstaan kan worden met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd, omdat de aard en ernst van het bewezenverklaarde nopen tot een zwaardere straf. Gelet op al het hiervoor overwogene, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht, acht het hof van onvoldoende gewicht om hierbij in strafmatigende zin mee te wegen.
Alle omstandigheden afwegende is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. H.A.T.G. Koning, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. J.C. Gillesse, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Harskamp en mr. M.C.F. Jansen, griffiers,
en op 29 oktober 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.