ECLI:NL:GHSHE:2025:3033

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
20-000549-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplegen van drugshandel en witwassen met aanzienlijke geldbedragen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1984 en thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Zuid-Oost, was eerder vrijgesproken van gewoontewitwassen, maar is nu veroordeeld voor het medeplegen van het voorbereiden en bevorderen van drugshandel, specifiek cocaïne, en voor het witwassen van aanzienlijke geldbedragen. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van gewoontewitwassen, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 45 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een coördinerende rol heeft gespeeld in de drugshandel en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van geldbedragen die vermoedelijk uit criminele activiteiten afkomstig waren. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000549-23
Uitspraak : 5 november 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 14 februari 2023, in de strafzaak met parketnummer 01-087567-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Zuid-Oost, locatie Roermond.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde (medeplegen van) gewoontewitwassen c.q. (eenvoudig) (schuld)witwassen.
De verdachte is vervolgens ter zake van de eendaadse samenloop van ‘medeplegen van het voorbereiden en/of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen en mede te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en/of zich en een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en/of voorwerpen, vervoersmiddelen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat deze bestemd zijn tot het plegen van dat feit’ (
feit 1) en ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’ (
feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende – zo begrijpt het hof – de verdachte zal vrijspreken van de onder 3 tenlastegelegde geldbedragen van 14 juli 2023 en 31 oktober 2023 en het onder 1, 2 en 3 (voor wat betreft de resterende geldbedragen) tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte ter zake daarvan – met inachtneming van de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn – zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 3 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof voor wat betreft het onder 1 en 2 door de rechtbank bewezenverklaarde en voor wat betreft een bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde. Door de verdediging is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw recht doen reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en daarmee de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg (ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering) en in hoger beroep (ex artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering) – tenlastegelegd dat:

1.

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2020 tot en met 16 oktober 2020 te Eindhoven, Luyksgestel (gemeente Bergeijk) en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit als bedoeld in lid 4 en/of lid 5 van artikel 10 van de Opiumwet, namelijk het opzettelijk bereiden, bewerken en/of verwerken van een of meer hoeveelheden (van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens) een of meer anderen heeft getracht te bewegen om zo een feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en/of voorwerpen, vervoersmiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat deze bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededaders met dat opzet (telkens)

A

middels een of meer cryptotelefoons met/aan personen die zich bedienden van de gebruikersnamen [gebruikersnaam 1] , [gebruikersnaam 2] , [gebruikersnaam 3] , [gebruikersnaam 4] , [gebruikersnaam 5] , [gebruikersnaam 6] , [gebruikersnaam 7] en/of een of meer andere personen gecommuniceerd en/of informatie verschaft, gevraagd en/of ontvangen over
- de beschikbaarheid en/of inrichting van een locatie ten behoeve van het bereiden, bewerken en/of verwerken van een of meer hoeveelheden cocaïne,
- de aanschaf, levering en/of beschikbaarheid van voorwerpen en/of stoffen ten behoeve van het bereiden, bewerken en/of verwerken van een of meer hoeveelheden cocaïne (in of op de hiervoor bedoelde locatie);
- het vervoer van personen en/of het transport van voorwerpen en/of stoffen (van en naar de hiervoor bedoelde locatie), en/of
- de dagen en/of tijden waarop (in of op de hiervoor bedoelde locatie) werkzaamheden zouden worden verricht ten behoeve van het bereiden, bewerken en/of verwerken van een of meer hoeveelheden cocaïne;
en/of

B

een locatie geregeld en/of ter beschikking gesteld of laten stellen ten behoeve van het bereiden, bewerken en/of verwerken van een of meer hoeveelheden cocaïne;
en/of

C

een of meer perso(o)n(en) benaderd en/of aangeworven om werkzaamheden te verrichten ten behoeve van de inrichting van de hiervoor bedoelde locatie en/of het (aldaar) bereiden, bewerken en/of verwerken van een of meer hoeveelheden cocaïne, en/of een of meer (van deze) perso(o)n(en) opdrachten en/of informatie verschaft over de plaats waar en/of tijd en/of wijze waarop de hiervoor bedoelde werkzaamheden dienden te worden verricht;
en/of

D

(in of op de hiervoor bedoelde locatie) een (verzwaring van de) hoofdzekering aangebracht of laten aanbrengen;
en/of

E

een Volkswagen Caddy en/of een of meer vacuümsealmachines, sealbags, ballonnen, magnetrons, persframes, persmallen, logopla(a)t(en), koolstoffilters, handschoenen, volgelaatsmaskers, boterhamzakjes, ventilatoren, blenders en/of weegscha(a)l(en) en/of een of meer hoeveelheden aceton, tetramisol, procaïne, crêpepapier en/of tape voorhanden gehad.

2.

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 juli 2020 tot en met 16 oktober 2020 te Eindhoven, Luyksgestel (gemeente Bergeijk) en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, heeft bereid, bewerkt en/of verwerkt, in elk geval aanwezig heeft gehad.

3.

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 juli 2020 tot en met 3 november 2020 te Eindhoven, Rotterdam, Son en Breugel en/of elders in Nederland en/of te Awans en/of elders in België, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) (van) een of meer voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van (in totaal) € 500.000,- (d.d. 13 juli 2020), althans enig(e) geldbedrag(en) dat/die in verband staat/staan met de berichten die zijn weergegeven in paragraaf 5.2.1 van proces-verbaal OBRAD21003-169 en/of (in aanvulling daarop) paragraaf 7.2, onder A, van proces-verbaal OBRAD21003-396,
- een geldbedrag van (in totaal) € 302.000,- (d.d. 14 juli 2020), althans enig geldbedrag dat in verband staat met de berichten die zijn weergegeven in paragraaf 5.2.2 van proces-verbaal OBRAD21003-169,
- een geldbedrag van (in totaal) € 700.000,- (d.d. 17 juli 2020), althans enig geldbedrag dat in verband staat met de berichten die zijn weergegeven in paragraaf 5.2.3 van proces-verbaal OBRAD21003-169 en/of paragraaf 7.2, onder B, van proces-verbaal OBRAD21003-396,
- een geldbedrag van (in totaal) € 500.000,- (d.d. 23 juli 2020), althans enig geldbedrag dat in verband staat met de berichten die zijn weergegeven in paragraaf 5.2.4 van proces-verbaal OBRAD21003-169 en/of paragraaf 7.2, onder C, van proces-verbaal OBRAD21003-396,
- een geldbedrag van (in totaal) € 213.000,- (d.d. 30 juli 2020), althans enig geldbedrag dat in verband staat met de berichten die zijn weergegeven in paragraaf 5.2.5 van proces-verbaal OBRAD21003-169 en/of
- een geldbedrag van (in totaal) € 300.000,- (d.d. 31 oktober 2020), althans enig geldbedrag dat in verband staat met de berichten die zijn weergegeven in paragraaf 6.1 van proces-verbaal OBRAD21003-169 en/of paragraaf 7.2, onder G, van proces-verbaal OBRAD21003-396
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voormeld(e) voorwerp(en) was of het voorhanden had, en/of heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of een of meer van zijn mededaders wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dit voorwerp of deze voorwerpen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf, en hij en/of een of meer van zijn mededaders van het plegen van dit feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Partiële vrijspraak (feit 3)
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor de tenlastegelegde witwasverdenkingen die betrekking hebben op de geldbedragen van € 302.000,- (d.d. 14 juli 2020) en € 300.000,- (d.d. 31 oktober 2020), zodat het de verdachte van het ‘witwassen’ van deze geldbedragen zal vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

1.

in de periode van 19 juli 2020 tot en met 16 oktober 2020 te Eindhoven, Luyksgestel (gemeente Bergeijk) en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit als bedoeld in lid 4 van artikel 10 van de Opiumwet, namelijk het opzettelijk bewerken en/of verwerken van hoeveelheden (van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende Lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens) een of meer anderen heeft getracht te bewegen om zo een feit te plegen en mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of zich en een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of voorwerpen, vervoersmiddelen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededaders wisten dat deze bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet (telkens)
A
middels cryptotelefoons met/aan personen die zich bedienden van de gebruikersnamen [gebruikersnaam 1] , [gebruikersnaam 2] , [gebruikersnaam 3] , [gebruikersnaam 4] , [gebruikersnaam 5] , [gebruikersnaam 6] , [gebruikersnaam 7] en/of andere personen gecommuniceerd en/of informatie verschaft, gevraagd en/of ontvangen over
- de beschikbaarheid en/of inrichting van een locatie ten behoeve van het bewerken en/of verwerken van een of meer hoeveelheden cocaïne,
- de aanschaf, levering en/of beschikbaarheid van voorwerpen en/of stoffen ten behoeve van het bewerken en/of verwerken van hoeveelheden cocaïne (in of op de hiervoor bedoelde locatie);
- het vervoer van personen en/of het transport van voorwerpen en/of stoffen (van en naar de hiervoor bedoelde locatie), en/of
- de dagen en/of tijden waarop (in of op de hiervoor bedoelde locatie) werkzaamheden zouden worden verricht ten behoeve van het bewerken en/of verwerken van een of meer hoeveelheden cocaïne;
en/of
B
een locatie geregeld en/of ter beschikking gesteld of laten stellen ten behoeve van het bewerken en/of verwerken van hoeveelheden cocaïne;
en/of
C
een of meer perso(o)nen opdrachten en/of informatie verschaft over de plaats waar en/of tijd en/of wijze waarop de hiervoor bedoelde werkzaamheden dienden te worden verricht;
en/of
D
in of op de hiervoor bedoelde locatie een verzwaring van de hoofdzekering aangebracht of laten aanbrengen;
en/of
E
een Volkswagen Caddy en/of een of meer vacuümsealmachines, sealbags, ballonnen, magnetrons, persframes, persmallen, logopla(a)t(en), koolstoffilters, handschoenen, volgelaatsmaskers, boterhamzakjes, ventilatoren, blenders en/of weegscha(a)l(en) en/of een of meer hoeveelheden aceton, tetramisol, procaïne, crêpepapier en/of tape voorhanden gehad.

2.

in de periode van 27 juli 2020 tot en met 16 oktober 2020 te Luyksgestel (gemeente Bergeijk) (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk hoeveelheden (van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende Lijst I, heeft bewerkt en/of verwerkt.

3.

hij op tijdstippen in de periode van 13 juli 2020 tot en met 30 juli 2020 te Eindhoven, Rotterdam, Son en Breugel en/of elders in Nederland en/of te Awans en/of elders in België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen een of meer voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van (in totaal) € 500.000,- (d.d. 13 juli 2020),
- een geldbedrag van (in totaal) € 700.000,- (d.d. 17 juli 2020),
- een geldbedrag van (in totaal) € 500.000,- (d.d. 23 juli 2020), en
- een geldbedrag van (in totaal) € 213.000,- (d.d. 30 juli 2020),
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen, terwijl hij en een of meer van zijn mededaders wist(en) dat deze voorwerpen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij en een of meer van zijn mededaders van het plegen van dit feit een gewoonte hebben gemaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Die aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

de eendaadse samenloop van:

medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen,
een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen en mede te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
zich of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en/of
voorwerpen, vervoersmiddelen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit

en

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft bepleit dat het hof aan de verdachte in ieder geval geen straf zal opleggen die exorbitant hoger is dan de door de rechtbank opgelegde straf. Daarbij is bepleit dat het bewezen te verklaren witwassen (feit 3) tot een gevangenisstraf voor de duur van ten hoogste zes maanden extra zou moeten leiden bovenop de straf van de rechtbank voor feit 1 en 2.
Daartoe is – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte uitgebreid heeft verklaard over zijn rol bij de voorbereiding en exploitatie van het lab, en ook over zijn betrokkenheid bij het medeplegen van deze feiten. Daarnaast is sprake van samenloop tussen feit 1 en 2. Ook heeft de verdachte slechts een ondergeschikte rol vervuld bij de tenlastegelegde feiten 1, 2 en 3. Weliswaar was hij als een soort regelaar volop in beeld maar daaruit kan niet worden afgeleid dat de verdachte ook een belangrijke rol vervulde. De verdachte wil deze zaak achter zich kunnen laten en zo snel mogelijk naar Polen om bij zijn gezin te zijn en daar makelaar te worden. Ten slotte is de verdachte een
first offendervoor wat betreft dergelijke feiten en is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer 2,5 maand schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorbereiden van het bewerken van cocaïne in een cocaïnewasserij in Luyksgestel (feit 1). Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het daadwerkelijk bewerken van cocaïne in die cocaïnewasserij (feit 2).
De Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) heeft vastgesteld dat in de cocaïnewasserij ongeveer 125 tot 250 kilogram cocaïne is bewerkt, hetgeen globaal steun vindt in de inhoud van chatberichten tussen de verdachte en anderen, waaruit kan worden opgemaakt dat er op deze locatie tenminste 269 “stuks” (blokken cocaïne met versnijdingsmiddel van ongeveer één kilogram) gemaakt zijn. Een dergelijke hoeveelheid cocaïne heeft een gigantische straatwaarde, volgens het requisitoir van de officier van justitie bij de behandeling van de zaak in eerste aanleg, ongeveer 11 miljoen euro.
De handel in cocaïne, maar ook het bewerken ervan, levert gevaren op voor de volksgezondheid vanwege de verslavende werking van de stof en de schadelijke effecten op de gezondheid van de gebruikers. Daarnaast gaat de handel in – en het bewerken van – cocaïne gepaard met andere vormen van criminaliteit. Niet zelden plegen gebruikers van deze harddrug vermogensdelicten om in hun verslaving te kunnen voorzien, wat veel overlast voor de samenleving veroorzaakt. Ook is de handel in harddrugs regelmatig de oorzaak van geweldsexplosies, waarmee ook onschuldige en nietsvermoedende burgers worden geconfronteerd. Aangezien de verdachte een coördinerende en sturende rol bij de bewezenverklaarde feiten had, heeft hij daar een belangrijke bijdrage aan geleverd. Hij heeft daarbij klaarblijkelijk alleen zijn eigen geldelijk gewin voor ogen gehad en heeft geen rekening gehouden met de negatieve gevolgen van zijn gedrag voor anderen. Dit rekent het hof de verdachte zwaar aan. Anders dan de verdediging gaat het hof niet mee in het verweer dat de verdachte slechts een ondergeschikte rol speelde. Uit het berichtenverkeer dat zich in het dossier bevindt, rijst weliswaar niet het beeld op dat de verdachte degene was die zelf aan het hoofd stond en profiteerde van alle opbrengsten, maar niettemin blijkt daaruit dat hij een essentiële coördinerende rol heeft gespeeld.
Dat vindt naar het oordeel van het hof ook steun in het feit dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen van aanzienlijke geldbedragen (feit 3) waarvan de verdachte heeft verklaard te hebben vermoed dat deze bedragen uit drugsgerelateerde feiten afkomstig waren en waaruit blijkt dat in de verdachte telkens opnieuw het vertrouwen werd gesteld zulke geldbedragen onder zich te houden en mede zorg te dragen voor het transport en de overdracht van die geldbedragen. Witwassen leidt tot ontwrichting van het economische en financiële verkeer, omdat daarbij de (criminele) herkomst van gelden worden verhuld. Door de vermenging van illegaal geld met legale geldstromen wordt de integriteit van het financieel en economisch bestel ernstig schade toegebracht en wordt bovendien gefaciliteerd dat de onder- en bovenwereld vermengd raken.
Op feiten als de onderhavige kan dan ook niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij zal het hof betrekken dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep bekennend heeft verklaard en daarmee ook verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Het hof stelt daarbij echter ook vast dat – anders dan in eerste aanleg – ten laste van de verdachte in hoger beroep tevens is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een bedrag van (in totaal) € 1.913.000,-. Het hof komt dus tot een bewezenverklaring van meer strafbare feiten dan waarop de rechtbank de straf heeft bepaald. Om die reden kan naar het oordeel van het hof dan ook niet worden volstaan met de straf zoals door de rechtbank is opgelegd en evenmin met een straf zoals door de verdediging is bepleit.
Het hof heeft bij de strafoplegging verder acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 augustus 2025, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Daaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Ook heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Redelijke termijn
Ten slotte heeft het hof geconstateerd dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden. Van een overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg is geen sprake, nu deze is aangevangen op 21 juni 2022 met de inverzekeringstelling van de verdachte, en is geëindigd op 14 februari 2023 met het wijzen van het vonnis waarvan beroep door de rechtbank.
De redelijke termijn in hoger beroep is aangevangen op 28 februari 2023 met het instellen van hoger beroep namens de verdachte, en eindigt heden, 5 november 2025, met het wijzen van het onderhavige arrest door dit hof. De rechtbank heeft bij vonnis de schorsing van het bevel tot gevangenhouding van de verdachte opgeheven. De verdachte heeft zich echter aan de gevangenhouding onttrokken waardoor hij feitelijk in vrijheid verkeerde tot aan het moment van aanhouding van de verdachte in Polen op 10 juni 2025 ter fine van overlevering voor berechting in deze zaak. Om die reden zal het hof bij de duur van de redelijke termijn uitgaan van een periode van 24 maanden. De redelijke termijn van 24 maanden is in hoger beroep uitgaande van genoemde data met ongeveer 8 maanden en 1 week overschreden. Een gedeelte van die overschrijding moet naar het oordeel van het hof echter voor rekening van de verdediging komen.
De onderhavige strafzaak stond immers op 18 juni 2025 gepland voor de inhoudelijke behandeling. Op die zitting is het onderzoek ter terechtzitting geschorst omdat de verdachte gebruik wenste te maken van zijn aanwezigheidsrecht terwijl hij op dat moment in Polen gedetineerd was en overlevering ten behoeve van de zitting niet tijdig mogelijk was. Een dergelijke schorsing van het onderzoek ter terechtzitting zou niet nodig zijn geweest wanneer de verdachte zich niet zou hebben onttrokken aan het jegens hem verleende bevel tot voorlopige hechtenis. Het hof zal daarom de periode van 18 juni 2025 tot 5 november 2025, een periode van ongeveer 4 maanden en 2 weken, voor rekening van de verdediging laten.
Daarmee is sprake van een ‘netto’ overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep van bijna 4 maanden. Van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding, kunnen rechtvaardigen is niet gebleken.
Zonder overschrijding van de redelijke termijn zou het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden hebben geacht. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, zal het hof de verdachte echter veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 47, 55, 57, 63 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
45 (vijfenveertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Hanssen, voorzitter,
mr. C.P.J. Scheele en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto, griffier,
en op 5 november 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.