3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende door de kantonrechter vastgestelde en in hoger beroep niet betwiste feiten, aangevuld met enkele andere feiten die zijn komen vast te staan.
3.1.1.[de werkgever] is opgericht op 3 januari 2018 en houdt zich bezig met ondersteuning in de gaming industrie. Zij bedient de 14 vestigingen van Holland Casino.
3.1.2.[de werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1962, is met ingang van 1 juli 2000 in dienst getreden op het hoofdkantoor bij (de rechtsvoorganger van) [de werkgever] . Per 1 maart 2006 is hij overgestapt naar de functie van Field Technician. In de arbeidsovereenkomst van [de werknemer] met [B.V. 2] B.V. van 19 april 2006 staat dat [de werknemer] zijn werkzaamheden verricht te [plaats] .
3.1.3.Op 1 januari 2018 heeft Holland Casino een 60% belang genomen in [de werkgever] . In het jaarverslag van Holland Casino van 2024 staat dat [de werkgever] een 60% dochter van Holland Casino is en dat de individuele activa en passiva van [de werkgever] worden meegeconsolideerd in de jaarrekening van Holland Casino.
3.1.4.Op 1 april 2018 heeft [de werknemer] een nieuwe arbeidsovereenkomst ondertekend met [de werkgever] . Hierin staat dat [de werkgever] de verplichtingen voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst gesloten op 1 april 2016 tussen werknemer en [B.V. 2] B.V. overneemt. In deze overeenkomst is geen vestigingsplaats opgenomen. De overeengekomen werktijden zijn van 08.00 tot 17.00 uur. De functie van [de werknemer] is Field Engineering Professional tegen (thans) een salaris van € 4.003,83 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten.
3.1.5.[de werkgever] valt onder de werkingssfeer van de cao Metalektro. [de werkgever] is die cao vanaf juni 2021 gaan toepassen.
3.1.6.In 2021 is [de werknemer] kaderlid geworden van de FNV.
3.1.7.Vanaf 11 juni 2021 (na de corona periode) is [de werknemer] vooral werkzaam geweest in andere vestigingen van Holland Casino dan die in [plaats] .
3.1.8.Op 27 augustus 2021 heeft [de werknemer] geschreven aan de heer [direct leidinggevende] , Regiomanager Field Engineering, tevens zijn direct leidinggevende:
De huidige roostering is onredelijk bezwarend geworden voor me. Dat komt vanwege het vele reizen naar andere, verre vestigingen. In het verleden ging het nog: toen was het (…) definitief vier tot vijf dagen in de week. Als bijna 60 jaar oude man, hou ik dat niet meer uit.
Ik merk dat mijn gezondheid hierdoor achteruit gaat. De huisarts kan e.e.a. bevestigen. Mocht dat wenselijk zijn, kan ik eventueel in gesprek met onze bedrijfsarts hierover.
Graag ga ik het gesprek aan om te kijken of we het rooster kunnen aanpassen, om aan te sluiten bij mijn leeftijd en lichamelijke capaciteiten.
3.1.9.Partijen hebben daarop gesproken en afspraken gemaakt die zijn neergelegd in de e-mail van 2 september 2021 van [direct leidinggevende] aan [de werknemer] :
Gister hebben wij; jij, [Manager Field Engineering] (hof: [Manager Field Engineering] ), [zoon] (zoon [de werknemer] telefonisch), en ik goed en "vrij" gesproken over wat er aan de hand is en waar de "schoen" echt drukt. Het probleem waar het om gaat betreft het veelvuldig (4 á 5 keer per week) reizen naar andere vestigingen en de druk die dit bij je legt, zowel fysiek als psychisch. Je hebt aangegeven dat 2 à 3 dagen reizen per week een oplossing zou zijn.
Voor nu hebben wij het volgende afgesproken:
• [Manager Field Engineering] en ik, gaan kijken wat de mogelijkheden zijn en komen hier uiterlijk over twee weken op terug.
• deze week beweeg jij je zoals ook vorige week tussen 8:00 uur (vertrek HC [plaats] ) en 17:00 uur (aankomst HC [plaats] ).
• vanaf volgende week zal ik je zoveel als mogelijk om en om plannen; (2/3) 2 dagen vestiging HC [plaats] , 3 dagen vestiging niet HC [plaats] / (3/2) 3 dagen vestiging HC [plaats] , 2 dagen vestiging niet [plaats] .
• door de aanpassing 2/3 of 3/2 wordt de normale regel eigen reistijd van 1 uur per enkele reis weer gehanteerd; vertrek 07:00 uur thuis en aankomst 18:00 uur thuis.
3.1.10.Op 15 september 2021 heeft [Manager Field Engineering] , Manager Field Engineering, een nadere terugkoppeling gegeven aan [zoon] (zoon [de werknemer] ):
Dus met inachtneming van het 1 uur eigen reistijd, hierbij vertrek je van huis uit om 07:00 met de bedrijfsauto naar de bestemming en ben je om 18:00 weer thuis met de bedrijfsauto.
Dit is de procedure die al jaren zo geldt en ook door [de werknemer] gehanteerd werd. Tot één week na ons gesprek waarbij [de werknemer] om 07:00 van thuis uit vertrekt met de fiets naar HC- [plaats] om daar om even voor half acht de bedrijfsauto te pakken om naar de bestemming te rijden.
De terugweg idem dito, omstreeks 17:30 terug bij HC- [plaats] en dan op de fiets naar huis. Dit is niet de altijd gehanteerde werkwijze en resulteert in een veel langere totale reistijd waardoor de effectieve werktijd op bestemming korter wordt.
(…)
Hierop stelt [de werknemer] voor om niet met de fiets maar met de eigen auto te komen zodat de reistijd van thuis naar HC- [plaats] , waar de bedrijfsauto staat, verkort wordt.
[direct leidinggevende] geeft aan dat wanneer [de werknemer] niet met de bedrijfsauto van thuis uit wil vertrekken maar op de fiets of eigen auto, dit akkoord is, mits hij om 07:00 vanuit HC- [plaats] vertrekt en aan het einde van de dag weer om 18:00 terug bij HC- [plaats] is.
[de werkgever] biedt een bedrijfsvoertuig aan voor de zakelijke rit welke van thuis uit gebruikt kan worden. Wanneer [de werknemer] geen gebruik wil maken van de bedrijfsauto om vanuit thuis te vertrekken, kan hij de auto ook om 07:00 bij HC- [plaats] op pikken en om 18:00 terug zetten.
3.1.11.Op 29 september 2021 hebben partijen het volgende vastgelegd:
1. De heer [de werknemer] wordt de ene week 2 dagen en de andere week 3 dagen in andere vestigingen ingezet.
2. In vakantieperiodes en/of ziekte van collega's kan hiervan afgeweken worden.
3. Er wordt gereisd met de bedrijfsauto.
4. Het vertrek met de bedrijfsauto is om 07.15 uur vanaf de standplaats van de auto.
5. De aankomst is om 17.45 uur met de bedrijfsauto op de standplaats van de auto.
6. Indien bovengenoemde tijden niet gehaald kunnen worden, zal de heer [de werknemer] zijn direct leidinggevende informeren.
7. Voor de dagen dat de heer [de werknemer] te werk gesteld is in HC [plaats] en hij gebruik maakt van eigen vervoer, zal hij daarvoor de gebruikelijke woon-werkvergoeding ontvangen.
8. De heer [de werknemer] zal met ingang van 1 oktober 2021 niet meer worden ingedeeld voor de calamiteitendienst.
9. Er zijn verder geen zaken die het functioneren van de heer [de werknemer] belemmeren.
3.1.12.Op 13 december 2021 heeft [de werknemer] geschreven:
Het klopt dat ik me beter voel. Door de nieuwe afspraken en verbeterde communicatie met [direct leidinggevende] (hof: [direct leidinggevende] ) zijn de negatieve gevoelens rondom de auto grotendeels weggenomen.
De situatie is zo verbeterd dat ik bereid was nog een stap verder te gaan. Ik stapte naar [direct leidinggevende] met het voorstel om de oorspronkelijke situatie rondom de auto te herstellen, dat wil zeggen dat ik naar de andere vestigingen rechtsreeks zou rijden, vertrekkend van huis om 7:00 uur.
3.1.13.[de werknemer] was per 16 december 2022 arbeidsongeschikt wegens ziekte. Per 24 juli 2023 is hij gestart met re-integreren. Op 23 november 2023 heeft de bedrijfsarts geadviseerd om per december 2023 op te bouwen naar 6 uur per dag en per januari 2024 naar 7 uur per dag. Op 4 december 2023 heeft een arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden. De arbeidsdeskundige heeft op 20 december 2023 een tweesporenbeleid geadviseerd omdat onzeker is of en wanneer [de werknemer] bij [de werkgever] succesvol zal re-integreren. De arbeidsdeskundige heeft geadviseerd dat [de werknemer] bij [de werkgever] , bij verbetering van de belastbaarheid, zou opbouwen met uren in passende taken van het eigen werk, zulks op advies van de bedrijfsarts. Vanaf 20 december 2023 is vervolgens, parallel aan het eerste spoor, het tweede spoor ingezet.
3.1.14.Per 1 januari 2024 heeft [de werkgever] de eigen reistijd bij dienstreizen naar een andere vestiging verlaagd van 60 naar 30 minuten. De vestigingsauto van HC [plaats] is in januari 2024 verplaatst naar [vestigingsplaats] .
3.1.15.Op 4 april 2024 is [de werknemer] 100% hersteld gemeld.
3.1.16.Op 12 april 2024 heeft [de werkgever] een mail gestuurd aan [de werknemer] met de mededeling dat wat haar betreft de verhoudingen tussen haar en [de werknemer] dusdanig verstoord zijn geraakt dat dit een redelijke grond oplevert om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Bij de mail is een beëindigingovereenkomst gevoegd.
3.1.17.[de werknemer] heeft niet ingestemd met beëindiging. Vervolgens heeft mediation plaatsgevonden.
3.1.18.Op 23 september 2024 is [de werknemer] vrijgesteld van werk.
De procedure bij de kantonrechter
3.2.1.[de werkgever] heeft, kort en zakelijk samengevat, verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op een redelijk grond, met inachtneming van de regelmatige opzegtermijn minus de tijd van de procedure, onder toekenning van een transitievergoeding, kosten rechtens.
3.2.2.[de werknemer] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.3.Als zelfstandig tegenverzoek heeft [de werknemer] de kantonrechter verzocht hem toe te laten tot de werkplek tot het verrichten van zijn gebruikelijke werkzaamheden, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag, met veroordeling van [de werkgever] in de kosten van de procedure.
3.2.3.In de eindbeschikking van 6 maart 2025 heeft de kantonrechter het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen, [de werkgever] veroordeeld [de werknemer] toe te laten tot de werkplek, de dwangsom afgewezen en [de werkgever] veroordeeld in de proceskosten.
De verzoeken in hoger beroep
3.3.1.In de onderhavige procedure heeft [de werkgever] verzocht de beschikking van de Rechtbank Limburg te vernietigen en alsnog de arbeidsovereenkomst met [de werknemer] wegens het bestaan van een redelijke grond ex artikel 7:669 lid 3 BW te ontbinden, primair vanwege een verstoorde arbeidsverhouding (sub g), subsidiair vanwege disfunctioneren (sub d), meer subsidiair vanwege verwijtbaar handelen (sub e), nog meer subsidiair vanwege een combinatie van omstandigheden in twee of meer van de gronden als bedoeld in de onderdelen c tot en met e, g en h van dit artikel (sub i), met inachtneming van de regelmatige opzegtermijn minus de tijd van deze procedure, onder toekenning van de toepasselijke transitievergoeding.
3.3.2.[de werknemer] heeft verweer gevoerd en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld. Hij heeft in principaal hoger beroep verzocht primair de verzoeken af te wijzen en subsidiair bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst [de werkgever] te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 36.756,72 en een billijke vergoeding van € 51.891,84.
In incidenteel hoger beroep heeft hij verzocht de beschikking deels te vernietigen en opnieuw rechtdoende, [de werkgever] te veroordelen tot de betaling van € 250,- per dag dat zij [de werknemer] niet toelaat tot zijn werkplek tot het verrichten van werkzaamheden in de functie van Field Engineering Professional op de gebruikelijke wijze en onder de gebruikelijke omstandigheden. In zowel principaal als incidenteel hoger beroep heeft hij verzocht [de werkgever] te veroordelen in de kosten van beide instanties.
3.3.3.Bij wege van voorlopige voorziening voor de duur van het geding (artikel 223 Rv) heeft [de werknemer] verzocht [de werkgever] te veroordelen tot betaling van € 250,- per dag dat [de werkgever] weigert om uitvoering te geven aan de veroordeling van de kantonrechter om [de werknemer] toe te laten tot zijn werkplek tot het verrichten van werkzaamheden in de functie van Field Engineering Professional op de gebruikelijke wijze en onder de gebruikelijke omstandigheden.
3.3.4.[de werkgever] heeft verweer gevoerd in het incidenteel hoger beroep en tegen de verzochte voorlopige voorziening.