ECLI:NL:GHSHE:2025:3132

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
20-003279-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging en bedreiging van politieambtenaren tijdens rechtmatige uitoefening van hun functie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is beschuldigd van eenvoudige belediging van twee politieambtenaren en bedreiging van een derde politieambtenaar, gepleegd op 4 september 2024 te Tilburg. De politierechter had eerder de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken en de tenuitvoerlegging gelast van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen. In hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit, maar het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan belediging van de politieambtenaren door hen beledigende woorden toe te voegen en dat hij de derde politieambtenaar had bedreigd met de dood. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, alsook de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straffen gelast. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003279-24
Uitspraak : 29 augustus 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 3 december 2024 met parketnummer 02-284167-24 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen onder parketnummers 02-256934-21 en 02-208859-23, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
uit anderen hoofde gedetineerd te [detentieadres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het als feit 1 en 2 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
  • ‘eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening’ (feit 1) en
  • ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie’ (feit 2),
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Voorts heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf onder parketnummer 02-256934-21, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Tot slot heeft de politierechter de proeftijd van de onder parketnummer 02-208859-23 voorwaardelijk opgelegde straf verlengd met één (1) jaar.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof:
  • het vonnis waarvan beroep zal vernietigen;
  • het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren;
  • de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, en
  • de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen onder parketnummers 02-256934-21 en 02-208859-23 zal gelasten.
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd. Ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen heeft de verdediging verzocht om deze niet toe te wijzen althans, voor zover mogelijk, de proeftijd te verlengen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 september 2024 te Tilburg, althans in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde 1] (hoofdagent bij de Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant) en/of [benadeelde 2] (hoofdagent bij de Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/hen de woorden toe te voegen: 'kankermongool' en/of 'kankergroentjes' en/of 'kankercarriere' en/of 'ik neuk je moeder', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 4 september 2024 te Tilburg, althans in Nederland, een ambtenaar, te weten [benadeelde 3] (brigadier bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde 3] dreigend de woorden toe te voegen: "ik schiet je door je kankerkop. Ik kan het nog waarmaken ook", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 4 september 2024 te Tilburg opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde 1] (hoofdagent bij de Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant) en [benadeelde 2] (hoofdagent bij de Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: 'kankermongool' en/of 'kankergroentjes', althans woorden van gelijke beledigende aard en strekking;
2.
hij op 4 september 2024 te Tilburg een ambtenaar, te weten [benadeelde 3] (brigadier bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [benadeelde 3] dreigend de woorden toe te voegen: "ik schiet je door je kankerkop. Ik kan het nog waarmaken ook", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2024227764, gesloten door verbalisant [benadeelde 1] op d.d. 6 september 2024 (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 47). Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 september 2024 (pg. 13-15), voor zover inhoudende als
relaas verbalisant [benadeelde 2] :
Op 4 augustus 2024, was ik verbalisant [benadeelde 2] samen met politieambtenaar [benadeelde 1] belast met de wijkzorg in Tilburg.
Ik hoorde dat politieambtenaar [benadeelde 1] aan [verdachte] het één en ander wilde uitleggen voor zijn beeldvorming. Ik hoorde dat de verdachte toen luid en verstaanbaar voor omstanders riep: “Wat nou beeldvorming kankermongooltje”. Ik zag de politieambtenaar de verdachte bij zijn rechterarm pakken en hoorde dat hij zei je bent aangehouden. Ik hoorde dat de verdachte ons toen allebei meerdere malen met kankerverwensingen uitschold.
Ik voelde mij beledigd en in mijn eer aangetast.
Ik hoorde dat politieambtenaar [benadeelde 3] de verdachte [verdachte] aansprak op zijn beledigingen. Ik hoorde dat [verdachte] richting [benadeelde 3] riep: “ik schiet je door je kanker kop heen”.
Ik hoorde tijdens het overbrengen dat [verdachte] meerdere malen tegen mij en [benadeelde 1] “kanker” verwensingen deed.

Verdachte

Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedag] 1985
[benadeelde 2] , werkzaam als hoofdagent bij Eenheid Zeeland-West-Brabant, op ambtsbelofte.
2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 september 2024 (pg. 17-18), voor zover inhoudende als
relaas verbalisant [benadeelde 1] :
Op 4 september 2024 was ik, verbalisant [benadeelde 1] , in dienst voor de incidentenafhandeling. Ik was in politie-uniform gekleed en reed in een opvallend dienstvoertuig. Ik was samen met politieambtenaar [benadeelde 2] .
Ik ontving de melding om te gaan naar de Dr. Deelenlaan in Tilburg. Ik hoorde dat een andere politie-eenheid twee personen staande had gehouden op de Kraaivensstraat. Ter plaatse zag ik dat het signalement direct overeen kwam.
Een van de verdachte betrof [verdachte] .
Ik zag dat [verdachte] zich omdraaide naar mij en riep 'wat nou stik erin, kankermongooltje'.
Tijdens het vervoer naar het arrestantencomplex heeft hij constant beledigingen geuit, waaronder 'kankermongool’ en ‘kankergroentjes’.
Ik voel mij in mijn eer aangetast door de beledigingen die geuit zijn.
[benadeelde 1] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant, op ambtsbelofte.
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 september 2024 (p. 9-11), voor zover inhoudende als
relaas verbalisant [benadeelde 3]:
Op 4 september 2024 was ik verbalisant [benadeelde 3] , Brigadier bij de eenheid Zeeland-West-Brabant, belast met wijkzorg in Tilburg.
4. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 4 september 2024 (pg. 19-21), voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [benadeelde 3]:
Plaats delict: Tilburg
Ik doe aangifte van bedreiging. Niemand had het recht en toestemming om mij te bedreigen. Op 4 september 2024 was ik als politieambtenaar in rechtmatige uitoefening van mijn bediening. Nadat een verdachte, welke later [verdachte] bleek te zijn, was aangehouden hoorde ik plots dat [verdachte] riep: “ik schiet je door je kankerkop”. Ik hoorde dat de collega’s tegen mij vertelden dat [verdachte] kijkend naar mij “ik schiet je door je kankerkop” had geroepen. Ik keek [verdachte] aan en vroeg hem: ‘wat zei jij?!’ Ik zag dat [verdachte] mij boos aan keek. Ik hoorde dat hij naar mij riep: ‘ik schiet je door je kankerkop. Ik kan het nog waarmaken ook’. Ik zag woede in zijn ogen.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De raadsman heeft het hof verzocht om de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken te matigen dan wel om aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daartoe is gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof overweegt in het bijzonder als volgt.
De verdachte heeft zich op 4 september 2024 schuldig gemaakt aan belediging van twee politieagenten. Daarnaast is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij zich jegens een andere politieagent schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Het handelen van de verdachte getuigt van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag en voor het publieke belang dat door politieambtenaren wordt gediend. Ambtenaren met een publieke taak moeten – in het belang van de openbare orde en veiligheid – ongehinderd hun werk kunnen doen, hetgeen door de verdachte is bemoeilijkt. Het hof rekent de verdachte aan dat hij er op geen enkele wijze blijk van heeft gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien.
Het hof heeft voorts acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 april 2025. Uit dit uittreksel komt naar voren dat de verdachte eerder veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten. Ook heeft het hof kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsrapport d.d. 14 november 2024, waarin in een “somber” beeld over de persoon van de verdachte wordt geschetst.
Tot slot heeft het hof acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de recidive van de verdachte en de constatering dat de verdachte op geen enkele wijze blijk heeft gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, passend en geboden.
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Zeeland-West-Brabant van 15 april 2022 onder parketnummer 02-256934-21. Daarnaast heeft de officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Zeeland-West-Brabant van 7 december 2023 onder parketnummer 02-208859-23. Deze vorderingen zijn in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De verdediging heeft bepleit dat beide vorderingen tot tenuitvoerlegging dienen te worden afgewezen dan wel dat de proeftijd van beide voorwaardelijk opgelegde straffen, voor zover mogelijk, zal worden verlengd.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf opgelegd in de zaak met parketnummer 02-256934-21 van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast.
Het hof overweegt ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf opgelegd in de zaak met parketnummer 02-208859-23 als volgt. In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de daaraan verbonden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de proeftijd in deze zaak nog niet was verstreken. De vordering tot tenuitvoerlegging komt derhalve in beginsel voor toewijzing in aanmerking. Gelet evenwel op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, acht het hof termen aanwezig om de bij dat vonnis vastgestelde proeftijd met 1 (één) jaar te verlengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken;
beveelt de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 april 2022, parketnummer 02-256934-21, voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 7 december 2023, parketnummer 02-208859-23, met een termijn van 1 (één) jaar.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Peperkamp en mr. D.S. Yap, griffiers,
en op 29 augustus 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mrs. A.M.G. Smit, M. van der Horst, M. Peperkamp en D.S. Yap zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.