ECLI:NL:GHSHE:2025:319

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
20-001586-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennepplanten in de nabijheid van de woning van de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1969 en wonende te Best, was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar is nu in hoger beroep veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van 273 hennepplanten. De hennepkwekerij was aangetroffen nabij zijn woning, en het hof oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de hennepplanten en feitelijke macht over deze middelen kon uitoefenen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 april 2021 een in werking zijnde hennepkwekerij had, die gedeeltelijk ingegraven was in een aarden wal en zichtbaar was vanuit zijn tuin. De verdachte had op 8 maart 2021 potgrond en slangen naar de milieustraat gebracht, wat in verband werd gebracht met de hennepkwekerij. Het hof oordeelde dat de verklaring van de verdachte dat hij geen wetenschap had van de kwekerij onaannemelijk was. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en het hof heeft de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure in aanmerking genomen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001586-24
Uitspraak : 31 januari 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 30 mei 2024, in de strafzaak met parketnummer 01-154737-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit en ter zake van het onder 1 tenlastegelegde, gekwalificeerd als “medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid”, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte volledig van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door de meervoudige kamer van de rechtbank Oost-Brabant vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd.
Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is daardoor ook gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis gegeven vrijspraak.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 april 2021 tot en met 20 april 2021 te Best, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 1] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 273 hennepplanten en/of hennepstekken, althans een aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 6 april 2021 tot en met 20 april 2021 te Best opzettelijk aanwezig heeft gehad 273 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, opgemaakt d.d. 10 november 2021, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] [2] :
(p. 4)
In het netstation van de [adres 1] te Best heeft energiebeheerder Enexis een afwijkend patroon in het stroomverbruik gedetecteerd, waaruit het vermoeden was dat er een hennepkwekerij op het [adres 1] actief was. Er zijn vervolgens opnamen gemaakt met een warmtecamera van een helikopter. Hierop is duidelijk een “warme spot” zichtbaar in een aarden wal nabij de woning van de [adres 1] , net buiten de perceelgrens. Op 20 april 2021 stelden wij een onderzoek in op de locatie van de “warme spot” en troffen een in werking zijnde hennepkwekerij aan, die gedeeltelijk ingegraven was in de aarden wal direct tegen de perceelgrens van de woning op de [adres 1] . Op de [adres 1] te Best staat vanaf [datum] ingeschreven: [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969.
(p. 5)
De kweekruimte bestond uit een ruimte, half ingegraven in een aarden wal. Vrijwel de hele ruimte stond gevuld met vierkante plantpotten met daarin potgrond en hennepplanten. In totaal stonden er 273 hennepplanten van ongeveer zes weken oud. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie voorzien van een koolstoffilter. Wij constateerden op grond van onze kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, en gezien de uiterlijke kenmerken, kleur, vorm en de herkenbare geur, dat het hennepplanten waren. Deze hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet.
(p. 6)
Als verdachte is aangemerkt [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1969 in [geboorteplaats] .
2.
Het proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen), opgemaakt d.d. 6 juni 2021, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] [3] :
(p. 39)
Op 20 april 2021 stelden wij een onderzoek in naar aanleiding van het aantreffen van een in werking zijnde hennepkwekerij. De kwekerij was gedeeltelijk ingegraven in een aarden wal direct gelegen aan de perceelgrens van de woning [adres 1] in de gemeente Best.
Bij het aantreffen van de kwekerij viel ons meteen het geluid van de uitgaande ventilatie op. Het geluid was op ruime afstand hoorbaar. De uitblaasopening van afgedekt met takken en die bewogen door de constante ventilatie. Het geluid was op enkele meters hoorbaar. De uitblaasopening lag op ongeveer één meter afstand van de tuin van de [adres 1] , zodat het geluid van de ventilatie ook daar duidelijk waarneembaar moet zijn geweest.
De wand van de kweekruimte was ongeveer 1.50 m boven het maaiveld van de tuin van de woning [adres 1] in Best. De opstaande wand lag op ongeveer 30 cm van het hekwerk en perceelgrens af. Vanuit de ingang van de hennepkwekerij was de tuin en achterzijde van de [adres 1] goed zichtbaar.
(p. 40)
In de kwekerij troffen we een blauwe waterpomp die gebruikt wordt voor de watervoorziening van de planten. In de kwekerij was geen watervoorziening, wel troffen we een zogenaamde opvouwbare waterzak aan. Om de planten in de kwekerij te voorzien van water moet er water aangevoerd zijn. Er zijn door ons geen sporen aangetroffen die aantonen of doen vermoeden dat het water van buiten het perceel [adres 1] is aangevoerd. Aannemelijk is dat de watervoorziening geregeld werd vanaf het terrein van [adres 1] Best.
De kweekruimte was opgebouwd uit geïsoleerde zelfdragende sandwichpanelen. De vloer, wanden en dak bestonden uit deze platen. Om de kwekerij te verwezenlijken heeft men langdurig moeten graven, timmeren, zagen en schroeven om het bouwwerk te kunnen maken.
We hebben de tuin en bijgebouwen
(het hof begrijpt: van [adres 1] te Best)bezocht. Vanuit de tuin konden wij de kweekruimte duidelijk door het hekwerk en coniferenhaag zien. In de tuin troffen wij een plastic tas aan met daarin een lege doos van een waterpomp. Dit was exact hetzelfde merk, type, model en kleur waterpomp die we in de kwekerij hebben aangetroffen.
De stroomkabel
(het hof begrijpt: ten behoeve van de stroomvoorziening van de hennepkwekerij)is vrijwel over de hele lengte van ongeveer 75 meter direct langs de perceelgrens en tuinafscheiding ingegraven. Aan de achterzijde van het perceel is dit zeker handmatig gebeurd en het moet een tijdrovend werk zijn geweest. Omdat de tuin omsloten is met een metalen spijlenhekwerk, is er vanuit de tuin en woning goed zicht op de plaats waar de kabel ingegraven was.
Een paneel van het spijlenhekwerk is demontabel gemaakt. Middels ijzerdraden is dit paneel eenvoudig te verwijderen zodat er een ruime opening ontstaat om goederen ongezien vanaf de tuin van de [adres 1] naar buiten de perceelgrens te brengen. De hennepkwekerij was op geringe afstand van deze opening.
De coniferenhaag die tegen het hekwerk van [adres 1] in Best staat, is afgetopt. De toppen van ongeveer 1- 1,5 meter zijn op de kweekruimte gelegd. Wij troffen het snoeiafval bruin aan en het lag er waarschijnlijk al enkele maanden.
Het snoeiafval is gebruikt om de kweekruimte te bedekken dan wel te camoufleren. Het looppad wat achter de schuur van de woning [adres 1] liep naar de kwekerij was echter vrij van snoeiafval, wat duidt op een gerichte opruiming of gericht plaatsen van het snoeiafval.
Het betreft een coniferenhaag van enkele meters hoog met een stamdikte van ongeveer
10 cm. Gezien de zaagsnede van de coniferenstam is het toppen zeer waarschijnlijk met een kettingzaag gebeurd. De afgezaagde toppen waren 1 meter of langer.
(p. 41)
Het is ons ambtshalve bekend dat henneptelers bij een nieuwe aanplant een gedeelte van de potgrond uit de kweekpotten halen. De potten worden aangevuld met nieuwe grond waar de volgende oogst dan in plaatsvindt. Bij deze kwekerij was dit ook het geval. Er was duidelijk te zien dat het wortelgestel van een eerdere oogst onder het wortelgestel van de huidige oogst zat. Dit toont tevens aan dat er tenminste één eerdere oogst is geweest.
Op 8 maart 2021 werd door medewerkers van de gemeentelijke milieustraat in Best melding gemaakt van een verdachte afvalstorting. Het ging hier om een hoeveelheid potgrond en slangen die gebruikt worden in de hennepteelt. De beelden van de milieustraat zijn vrijwillig ter beschikking gesteld voor onderzoek. Op deze beelden is te zien dat een zwarte Mercedes Vito voorzien van het kenteken [kenteken] afval komt aanbieden. Deze auto is op naam gesteld van [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] en bewoner van de [adres 1] . Er zijn videobeelden met geluid beschikbaar waarop ook te horen is dat [verdachte] grond komt brengen. De bestuurder van deze auto herkennen wij ambtshalve als de tenaamgestelde. De grond werd in vuilniszakken aangevoerd. De hoeveelheid is ongeveer de helft van de inhoud van de aangetroffen 273 kweekpotten in de kwekerij. Kenmerkend voor kweekgrond zijn de witte perliet korrels die in deze grond ook aanwezig waren. De leeftijd van de hennepplanten die we vandaag hebben aangetroffen was ongeveer zes weken oud. Dit betekent dat ze in de week van 8-15 maart gepot zijn. Het aanbieden van het afval op 8 maart pas dus goed in het schema van deze kwekerij.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen), opgemaakt d.d. 5 juni 2022, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant] [4] :
Ten tijde van het ruimen van de hennepkwekerij is door mij in de aanwezige schuurtjes en bergingen gekeken. Er is door mij geen zwembad met pomp aangetroffen.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 9 maart 2022, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant] [5] :
Op 20 april 2021, omstreeks 09.00 uur was ik met mijn werkzaamheden als BOA voor de gemeente Best voor assistentie van de politie gegaan naar het [adres 1] te Best. Aldaar was de politie bezig met het ontruimen van een in werking zijnde hennepkwekerij. De kwekerij was gemaakt in een aarden wal op gemeentegrond. Deze was direct gelegen tegen het perceel van [adres 1] . De aardenwal was helemaal begroeid met struiken en bramen en zeer slecht toegankelijk vanuit het bos. Er was geen looppad zichtbaar of ander spoor aanwezig dat er personen via het bos toegang hadden tot de kwekerij. Er was wel een duidelijk looppad zichtbaar direct gelegen vanuit de ingang van de hennepkwekerij langs het perceel van [adres 1] .
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
II.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat hij dient de worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de hennepkwekerij en dat evenmin bewezen kan worden dat er sprake was van beschikkingsmacht.
De hennepkwekerij bevond zich buiten de perceelgrens van [adres 1] waar de verdachte woont, op een locatie die voor iedereen toegankelijk was. De kwekerij was ook niet zonder meer zichtbaar, omdat deze gedeeltelijk was ingegraven in de aarde en was bedekt met snoeisel. Verder is betoogd dat geen concrete handelingen kunnen worden vastgesteld waardoor de verdachte in verband kan worden gebracht met de hennepkwekerij. Wat betreft het door de verdachte op 8 maart 2021 brengen van bepaalde artikelen naar de milieustraat blijkt niet van een voldoende verband met de naast zijn perceel aangetroffen hennepkwekerij. De drempel voor het vereiste opzet op het aanwezig hebben van de hennep kan niet worden gehaald, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Met de rechtbank, de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich alleen of samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 impliciet primair tenlastegelegde
telenvan hennep, zoals strafbaar gesteld in artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Wat betreft het onder 1 impliciet subsidiair tenlastegelegde (medeplegen van het)
aanwezig hebbenvan hennep stelt het hof het navolgende voorop. Handelen in strijd met artikel 3, aanhef en onder C, van de Opiumwet levert een misdrijf op wanneer bewezen wordt verklaard dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet. Het ‘aanwezig hebben’ in de zin van artikel 3, aanhef en onder C, van de Opiumwet vereist feitelijke macht over de verdovende middelen, waarmee wordt bedoeld dat de verdachte over die middelen kan beschikken. Het is daarvoor niet noodzakelijk dat de verdovende middelen in de directe nabijheid van de verdachte zijn en ook niet dat zij aan de verdachte toebehoren of dat de verdachte beschikkings- of beheersbevoegdheid heeft met betrekking tot de verdovende middelen. Verder vereist opzet wetenschap van de aanwezigheid van de verdovende middelen, waarbij als ondergrens geldt dat de verdachte de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard.
Op grond van de hierboven vermelde bewijsmiddelen stelt het hof de navolgende feiten en omstandigheden vast.
De op 20 april 2021 aangetroffen hennepkwekerij met daarin 273 hennepplanten was deels ingegraven in een aarden wal op het bosperceel direct naast de perceelgrens van de woning van de verdachte te Best. De hennepkwekerij was vanuit de tuin van zijn woning duidelijk zichtbaar. Het geluid van het ventilatiesysteem van de kwekerij was op enkele meters afstand hoorbaar en de uitblaasopening van het ventilatiesysteem lag op een meter afstand van de tuin van de woning van de verdachte.
De aarden wal was helemaal begroeid met struiken en bramen en zeer slecht toegankelijk vanuit het bos. Er was geen looppad zichtbaar of een ander spoor aanwezig dat er personen via het bos toegang hadden tot de kwekerij. Er was wel een duidelijk looppad zichtbaar direct gelegen vanuit de ingang van de hennepkwekerij langs het perceel van de verdachte. Het bosperceel en de perceelsgrens van de woning van de verdachte waren gescheiden door middel van een hekwerk, waarvan één paneel demontabel was en waardoor toegang kon worden verkregen tot het bosperceel en de daar gevestigde hennepkwekerij. Verder was de coniferenhaag die tegen het hekwerk stond afgetopt en er waren conifeertoppen op de kweekruimte gelegd.
In de hennepkwekerij werd een blauwe waterpomp aangetroffen. De verpakking van exact dezelfde waterpomp werd in de tuin van de woning van de verdachte aangetroffen. Er is door de politie in de tuin zelf geen waterpomp of zwembad aangetroffen.
Om de kwekerij te verwezenlijken heeft men langdurig moeten graven, timmeren, zagen en schroeven om het bouwwerk te kunnen maken. Ook de aanleg van de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij moet een tijdrovend werk zijn geweest en moet vanuit de tuin en woning van de verdachte goed zichtbaar zijn geweest.
Gelet op de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden acht het hof de verklaring van de verdachte dat hij geen wetenschap heeft gehad van de hennepkwekerij in de buurt van zijn woning onaannemelijk. De langdurige bedrijvigheid die er moet zijn geweest om de hennepkwekerij op te zetten, van stroom en water te voorzien, deze te kunnen betreden en het geluid van het ventilatiesysteem kunnen voor de verdachte niet onopgemerkt zijn gebleven. Daarbij komt in het bijzonder dat de verdachte op 8 maart 2021 specifiek aan hennepteelt gerelateerde voorwerpen (potgrond met perliet korrels en slangen) naar de milieustraat heeft gebracht. De hennepplanten die vervolgens op 20 april 2021 in de kwekerij zijn aangetroffen, waren ongeveer zes weken oud en de politie heeft aanwijzingen aangetroffen voor een eerdere teelt. Gelet op de kweekcyclus van hennepplanten moeten de op 20 april 2021 aangetroffen hennepplanten in de week van 8 maart 2021 gepot zijn. Op grond hiervan stelt het hof een directe relatie vast tussen de in de hennepkwekerij aangetroffen planten en de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij weliswaar degene is op de beelden die op 8 maart 2021 bij de milieustraat zijn gemaakt, maar dat zijn aanwezigheid daar te maken had met zijn werkzaamheden destijds. Hij deed woningontruimingen en moest in verband daarmee goederen achter uit de tuin bij een woning opruimen. Het zijn die betreffende goederen die hij op 8 maart 2021 naar de milieustraat heeft gebracht.
Evenals de rechtbank hecht het hof geen geloof aan deze verklaring nu deze niet is voorzien van enige onderbouwing of concretisering. Het had bijvoorbeeld op de weg van de verdachte gelegen om aan te geven bij welke woning hij de betreffende werkzaamheden heeft verricht. Nu het verweer op geen enkele wijze is geconcretiseerd, gaat het hof er met de rechtbank vanuit dat de potgrond afkomstig was uit de hennepkwekerij bij het perceel van de verdachte aan de [adres 1] te Best.
Gelet op de omstandigheid dat uit het politieonderzoek volgt dat de verdachte op 8 maart 2021 potgrond en slangen van de hennepkwekerij naar de milieustraat heeft gebracht, in combinatie met de overige feiten en omstandigheden zoals hierboven weergegeven, komt het hof tot de conclusie dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de hennepplanten. Daarnaast kon hij beschikken over de hennepplanten in die kwekerij. Via het looppad direct langs zijn perceel en vanuit zijn tuin via een demontabel paneel had hij (feitelijke) toegang tot de hennepkwekerij. Dit maakt dat de verdachte feitelijke macht kon uitoefenen over de hennepplanten. Hetgeen door de verdediging ter betwisting daarvan is aangevoerd, legt onvoldoende gewicht in de schaal en brengt het hof niet tot een ander oordeel. Het hof acht derhalve bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 273 hennepplanten in de op de tenlastelegging vermelde periode.
Alhoewel de omstandigheden van het geval aanwijzingen bevatten dat ook de toenmalige partner van de verdachte, de medeverdachte [medeverdachte] , moet hebben geweten van de aanwezigheid van de hennepkwekerij, bevat het dossier geen bewijsmiddel waaruit blijkt van enige directe relatie tussen [medeverdachte] en de hennepkwekerij.
De medeverdachte [medeverdachte] wordt daarom door het hof volledig vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Gelet hierop komt het hof niet tot een bewezenverklaring van medeplegen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof gelet op de omstandigheid dat het handelen van de verdachte in directe relatie staat tot de handel in hennep. Hennep kan niet alleen gevaar opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan, maar de handel daarin gaat ook vaker gepaard met andere (ook zware) vormen van criminaliteit.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof gelet op het hem betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 november 2024. Daaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk tot straf is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten. Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
In beginsel acht het hof het, mede gelet op het aantal hennepplanten dat de verdachte opzettelijk aanwezig heeft gehad, passend aan hem een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een proeftijd op te leggen. Evenwel is in deze zaak het recht op een openbare behandeling binnen een redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 EVRM geschonden.
Deze termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaruit de verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het Openbaar Ministerie het ernstige voornemen had tegen hem een strafvervolging in te stellen. In het onderhavige geval rekent het hof deze termijn vanaf
12 oktober 2021, de datum van verhoor van de verdachte bij de politie. De rechtbank heeft vonnis gewezen op 16 mei 2024, zodat in eerste aanleg sprake is van een fors tijdsverloop, ruim 31 maanden in plaats van 24 maanden. Het hof acht geen bijzondere omstandigheden aanwezig die deze overschrijding rechtvaardigen.
Gezien de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof, evenals de rechtbank, volstaan met het opleggen van een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Gelet op de beperkte omvang van de op te leggen taakstraf, is er gelet op de vaste rechtspraak geen aanleiding tot vermindering van het aantal uren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. M.M. Koevoets, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. S.C. van Duijn, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 31 januari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.M. Koevoets is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, District Eindhoven, Basisteam De Kempen, zaakregistratienummer PL2100-2021250487, gesloten op 29 december 2021, met bijlagen, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina's 1-109.
2.Pagina’s 4-6.
3.Pagina’s 39-41.
4.Los opgenomen in het dossier.
5.Los opgenomen in het dossier.