Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
zodanigverstandelijk beperkt was, dat zij in relatie tot de verdachte onvoldoende in staat was om te bepalen of zij wel of geen seks en/of seksuele handelingen met hem wilde en daartegen weerstand te bieden, maakt dat het hof tot de slotsom komt dat niet buiten gerede twijfel is komen vast te staan dat de verdachte wist, ook niet in voorwaardelijke zin, dat [slachtoffer] zodanig verstandelijk beperkt was, dat zij in relatie tot de verdachte onvoldoende in staat was om te bepalen of zij wel of geen seks en/of seksuele handelingen met hem wilde en daartegen weerstand te bieden. Het hof betrekt hierbij eveneens de lange duur van de periode waarin de verdachte bij [slachtoffer] en [betrokkene] over de vloer kwam, zonder dat iemand hem ooit vragen heeft gesteld en/of hem heeft gewezen op de implicaties van de licht verstandelijke beperking aan de zijde van [slachtoffer] , terwijl hij reeds lange tijd deel uitmaakte van haar leven, ook toen zij nog inwoonde bij haar vader. Ook deze laatste heeft hem daar nooit opmerkzaam op gemaakt.
heeft voorts bepaald dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Het hiervoor gecursiveerde zinsdeel dient alleen te worden opgenomen als
de vorderingvan de benadeelde partij niet-ontvankelijk is (artikel 361, derde lid, Wetboek van Strafvordering) wegens een onevenredige belasting van het strafgeding.