Voor een goede (emotionele) ontwikkeling van [minderjarige] is het in beginsel belangrijk dat hij contactmomenten met de vader heeft.
De bezwaren van de moeder zien enerzijds op de psychische gesteldheid van de vader en zijn drank- en drugsgebruik. Alhoewel de verklaring van de werkgever over de vader de zorgen van de moeder over drank- en drugsgebruik onderbouwt en zorgelijk is, is niet duidelijk of deze zorgen nog actueel zijn en is de veiligheid van [minderjarige] in de begeleide setting bij [omgangshuis] naar het oordeel van het hof gewaarborgd.
De bezwaren van de moeder zien anderzijds op de impact van jarenlange intieme terreur op de moeder en [minderjarige]. De stellingen van de moeder over de dwingende controle door de vader zijn zorgelijk. Alhoewel het hof begrijpt dat het lastig is om de gestelde vernederingen en pesterijen aan te tonen, had van de moeder wel verwacht mogen worden dat zij haar stellingen voor zover daar wél stukken beschikbaar van zouden moeten zijn, had onderbouwd.
De moeder verwijst voor het door haar gestelde patroon van controle en dwang naar de procedure in eerste aanleg. In het verweerschrift aan de rechtbank stelt de moeder dat zij op advies van de huisarts en de praktijkondersteuner alleen begeleide omgang wilde. Een verklaring of bijvoorbeeld een uitdraai van het contactjournaal van de huisarts (zodat in ieder geval blijkt op welke momenten er contact is geweest) ontbreken echter. De moeder spreekt verder over een tirade aan berichtjes en telefoontjes, maar laat hiervan geen telefoongegevens zien, behoudens enkele screenshots van gesprekken waarin de moeder aan de vader vraagt te stoppen met stalken en bellen. Van de schadelijke berichten die de vader op social media zou plaatsten laat de moeder niets zien. De moeder zegt dat de vader de waarheid verdraait over hulpverlening die hij heeft en haar in dat kader foto’s stuurde van een wachtruimte voor een afspraak bij een psycholoog. Dit bleek een eenmalige afspraak over een kleurenanalyse te zijn volgens de vrouw. Ook hiervan is niks overgelegd. De moeder noemt dat zij al jaren in contact is met instanties als Slachtofferhulp, Centrum seksueel Geweld en Slachtoffer interventie, maar stukken ontbreken.
De moeder heeft haar stellingen gelet op het voorgaande niet althans onvoldoende met verifieerbare stukken onderbouwd. Daarmee is niet gezegd dat hetgeen de moeder zegt niet waar kan zijn, maar het is in deze procedure onvoldoende aannemelijk geworden en kan in deze situatie niet leiden tot ontzegging van de omgang.
Ook de stelling van de moeder dat zij onvoldoende draagkracht heeft om haar medewerking te kunnen verlenen aan de omgangsregeling, is door haar niet nader met stukken onderbouwd waardoor het hof geen duidelijk beeld heeft gekregen over de geestelijke toestand van de moeder en haar eventuele hulpverlening. De moeder stelt dat zij eerder een therapie-traject heeft doorlopen en dat zij zich na ontvangst van de beschikking van de rechtbank opnieuw heeft aangemeld voor hulp. Zij heeft echter noch van de eerdere therapie, noch van de huidige hulpvraag iets laten zien. In eerste aanleg heeft de vrouw zowel in haar verweerschrift als op de mondelinge behandeling verklaard dat zij akkoord kan gaan met omgang begeleid door een professionele deskundige. Alles overziende is niet komen vast te staan dat het meewerken aan het begeleide omgangstraject niet van haar gevergd kan worden.
Een raadsonderzoek acht het hof op dit moment niet aangewezen, mede gelet op het feit dat dit hoger beroep gaat over de voorlopige omgang. Het hof neemt daarbij mee dat [omgangshuis] zal rapporteren over het verloop van de voorlopige omgangsregeling aan de rechtbank. Mocht daartoe aanleiding zijn, dan kan in een later stadium bij de rechtbank alsnog een raadsonderzoek gelast worden.