ECLI:NL:GHSHE:2025:401

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
200.319.085_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel en aanvulling van een arrest inzake nakoming van leveringsverplichtingen met betrekking tot onverdeelde aandelen in een binnenterrein

In deze zaak gaat het om een geschil over de nakoming van een verplichting tot levering van onverdeelde aandelen in een binnenterrein. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 18 februari 2025 een arrest gewezen waarin het verzoek tot herstel en aanvulling van een eerder arrest van 17 december 2024 is behandeld. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. L.H.H. Verhoeven, hebben in hoger beroep gevorderd dat de verplichting tot levering binnen een bepaalde termijn wordt opgelegd, maar deze termijn was niet in het dictum van het eerdere arrest opgenomen. De geïntimeerden, waaronder verschillende families, hebben gereageerd op het herstelverzoek en betoogd dat er geen sprake is van een kennelijke fout. Het hof heeft geoordeeld dat het ontbreken van een termijn voor nakoming een kennelijke fout is die hersteld kan worden op grond van artikel 31 Rv. Het hof heeft vervolgens de veroordeling tot nakoming van de leveringsverplichting gewijzigd en een termijn van 14 dagen vastgesteld, met verbeurte van dwangsommen bij niet-nakoming. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 18 februari 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.319.085/01
arrest van 18 februari 2025 op het verzoek strekkende tot verbetering in de zin van artikel 31 Rv althans aanvulling in de zin van artikel 32 Rv van het arrest, gewezen op 17 december 2024
in de procedure in hoger beroep die bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch aanhangig is geweest tussen

1.[appellant sub 1] ,wonende te [woonplaats] , [gemeente A] ,

2.
[appellante sub 2] ,wonende te [woonplaats] , [gemeente A] ,
appellanten in principaal hoger beroep,
geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [appellanten] ,
advocaat: mr. L.H.H. Verhoeven,
en

1.[geïntimeerde sub 1] ,wonende te [woonplaats] , [gemeente A] ,

2.
[geïntimeerde sub 2] ,wonende te [woonplaats] , [gemeente A] ,
geïntimeerden in principaal hoger beroep sub 1 en 2 (hierna te noemen: “ [familie A] ”),
niet verschenen,

3.[geïntimeerde sub 3] ,wonende te [woonplaats] , [gemeente A] ,

4.
[geïntimeerde sub 4] ,
wonende te [woonplaats] , [gemeente A] ,
geïntimeerden in principaal hoger beroep sub 3 en 4 (hierna te noemen: “ [familie B] ”),
appellanten in het incidenteel hoger beroep zijdens [familie B] ,
advocaat: mr. J.A.F. van Boekhorst,

5.[geïntimeerde sub 5] ,

wonende te [woonplaats] , [gemeente A] ,
6.
[geïntimeerde sub 6] ,
wonende te [woonplaats] , [gemeente A] ,
7.
[geïntimeerde sub 7] ,
wonende te [woonplaats] , [gemeente A] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep sub 5 (hierna te noemen: “ [geïntimeerde sub 5] ”),
geïntimeerden in principaal hoger beroep sub 6 en 7 (hierna te noemen: “ [familie C] ”),
hierna gezamenlijk te noemen: “ [XXX] ”,
appellanten in het incidenteel hoger beroep zijdens [XXX] ,
advocaat: mr. K. Megens-van Mierlo,

8.[geïntimeerde sub 8] ,

wonende te [woonplaats] , [gemeente A] ,
9.
[geïntimeerde sub 9] ,
wonende te [woonplaats] , [gemeente A] ,
geïntimeerden in principaal hoger beroep sub 8 en 9 (hierna te noemen: “ [geïntimeerde sub 9] ”),
appellanten in het incidenteel hoger beroep zijdens [geïntimeerde sub 9] ,
advocaat: mr. M.J. Willemsen,
Bij brief van 8 januari 2025 heeft mr. Willemsen namens [geïntimeerde sub 9] aan het hof bericht dat in het arrest van 17 december 2024 sprake is van een voor herstel vatbare kennelijke fout, nu daarin geen termijn is opgenomen waarbinnen de nakoming tot levering daadwerkelijk moet plaats vinden voordat de dwangsommen verbeurd zijn. Volgens de [geïntimeerde sub 9] leidt het ontbreken van een zodanige termijn tot mogelijke discussies en is het ontbreken daarvan niet in lijn met de door [geïntimeerde sub 9] gevorderde termijn voor nakoming op straffe van verbeurte van een dwangsom. [geïntimeerde sub 9] verzoekt de harer inziens kennelijke verschrijving te herstellen.
Mr. Boekhorst heeft namens [familie B] bij brief van 21 januari 2025 gereageerd op het herstelverzoek van [geïntimeerde sub 9] . [familie B] stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een kennelijke fout in de zin van 31 Rv en dat het arrest geen verbetering behoeft nu [appellanten] bij arrest is veroordeeld het binnenterrein onmiddellijk te leveren en de dwangsommen worden verbeurd na betekening van het arrest. [familie B] heeft geen nakoming binnen een bepaalde termijn gevorderd zoals [geïntimeerde sub 9] en heeft na het wijzen van het arrest bij brief [appellanten] een redelijke termijn gesteld voor de nakoming van de leveringsverplichting.
Mr. Megens-Van Mierlo betoogt namens [XXX] in haar brief van 21 januari 2025 dat van een kennelijke fout geen sprake is. Voor het geval het hof tot verbetering van het arrest overgaat, verzoekt [XXX] het hof de beslissing zodanig te wijzigen dat de dwangsommen jegens haar (gelijk als ten aanzien van [familie B] ) verbeurd zullen zijn “
na betekening van het arrest” tot aan de dag van nakoming.
De reactie van Mr. Verhoeven namens [appellanten] is gevolgd bij brief van 23 januari 2025. [appellanten] is met [geïntimeerde sub 9] van mening dat sprake is van een kennelijke fout nu geen termijn is vermeld waarbinnen hij aan de leveringsverplichting dient te voldoen. [appellanten] stelt dat de dwangsommen gelet op 611a lid 3 Rv niet eerder gaan lopen dan na betekening van het arrest. [appellanten] stelt dat de door [geïntimeerde sub 9] gevorderde termijn van 14 dagen – gelet op de vereiste medewerking van de geïntimeerden in principaal appel en de betrokken notaris voordat de levering kan plaatsvinden – té kort is en verzoekt het hof een langere termijn in acht te nemen.
Het verzoek van de [geïntimeerde sub 9] zal worden toegewezen. [geïntimeerde sub 9] betoogt dat met het niet opnemen van een nakomingstermijn voor de levering sprake is van een kennelijke verschrijving, nu haar vordering strekkende tot veroordeling van [appellanten] tot nakoming van de leveringsverplichting een termijn van 14 dagen omvatte, welke vordering is toegewezen zonder inachtneming van de gevorderde termijn en zonder daarop te beslissen. Naar het oordeel van het hof is zulks een kennelijke fout die op grond van artikel 31 kan worden hersteld dan wel een omissie die het hof op grond van artikel 32 Rv kan aanvullen.
Nu [appellanten] op grond van de beslissing van het hof in het principaal hoger beroep verplicht is (onverdeelde aandelen in) het Onbetwiste Grondstuk aan alle geïntimeerden in principaal appel te leveren, ziet het hof aanleiding, mede vanuit het oogpunt van de rechtszekerheid, de met dwangsom versterkte veroordeling te wijziging zoals hieronder in de beslissing is weergegeven. Dat voor de levering van het binnenterrein medewerking van de geïntimeerden in principaal appel en de notaris noodzakelijk is (zoals door [appellanten] betoogd), noopt niet tot bepaling van een langere termijn dan hieronder in de beslissing is weergegeven.
Het hof:
bepaalt dat de zinnen onder het tussenkopje ‘in het principaal en incidenteel hoger beroep (voor het overige)’ en behorende bij het eerste gedachtestreepje in rov. 4 “-
veroordeelt [appellanten] hoofdelijk tot nakoming (…) zulks onder de verbeurte van een dwangsom van (…) met een maximum van €100.000,--;”) moeten worden verbeterd en gewijzigd zodat deze zinnen zullen komen te luiden:
- veroordeelt [appellanten] hoofdelijk tot nakoming binnen 14 dagen na betekening van dit arrest van de verplichting tot levering van (onverdeelde aandelen in) het binnenterrein uit hoofde van de met [familie A] gesloten aanvullende koopovereenkomsten, zoals hiervoor in rov. 3.5.5. overwogen,;
zulks onder verbeurte van een dwangsom van:
€ 200,-- per dag voor elke dag dat nakoming van de hierboven weergegeven veroordeling jegens [familie B] uitblijft tot aan de dag van nakoming met een maximum van EUR 100.000,--;
€ 250,-- per dag voor elke dag dat nakoming van de hierboven weergegeven veroordeling jegens [XXX] uitblijft tot aan de dag van nakoming met een maximum van € 100.000,--;
€ 200,-- per dag of dagdeel dat [appellanten] met de nakoming van de hierboven weergegeven veroordeling jegens [geïntimeerde sub 9] in gebreke blijft tot aan de dag van nakoming met een maximum van €100.000,--;
Dit arrest is gewezen door mrs. Z.D. van Heesen-Laclé, N.W.M. van den Heuvel en J. van der Beek en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 18 februari 2025.
griffier rolraadsheer