ECLI:NL:GHSHE:2025:404

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
200.329.677_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van artikel 28 Faillissementswet in een faillissementsprocedure met betrekking tot vorderingen van een curator

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een hoger beroep in het kader van een faillissementsprocedure. De curator, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [XX] B.V., heeft een vordering van [bedrijf A] betwist. De procedure is voortgekomen uit een eerder vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 15 februari 2023 is gewezen. De curator heeft gesteld dat de vordering van [bedrijf A] op [XX] is voldaan op 8 maart 2023, voordat [XX] op 7 mei 2024 in staat van faillissement is verklaard. Dit betekent dat de vordering van [bedrijf A] niet meer kan worden voldaan uit de boedel van [XX] en dat artikel 28 van de Faillissementswet van toepassing is in plaats van artikel 29.

Het hof heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de procedure betreffende de vordering van [bedrijf A] op [XX] op grond van artikel 29 Fw van rechtswege is geschorst. De curator is bevoegd om de procedure op eigen initiatief over te nemen, ook al is dit niet expliciet in artikel 28 Fw vermeld. Het hof heeft de curator in de gelegenheid gesteld om de procedure ter zake de vordering van [bedrijf A] op [XX] over te nemen en heeft de zaak verwezen naar de rol van 4 maart 2025 voor verdere behandeling. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan tot dat moment.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.329.677/01
arrest van 18 februari 2025
in de zaak van
[curator A] in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [XX] B.V.,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als de curator en [XX] ,
advocaat: mr. P.A.M. Seck te Rotterdam,
tegen
[bedrijf A] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] , Litouwen,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [bedrijf A] ,
advocaat: mr. P.L.M.F. Roosendaal te Oss,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 7 november 2023 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, onder zaaknummer 10000985 CV EXPL 22-2262 gewezen vonnis van 15 februari 2023.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 7 november 2023 waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft bepaald;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 februari 2024;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord met producties;
  • de beslissing van het hof dat het geding betreffende de vordering van [bedrijf A] op [XX] op grond van artikel 29 Fw van rechtswege is geschorst als gevolg van het faillissement van [XX] en dat de appellant in de gelegenheid wordt gesteld om in het geding betreffende de vordering van [XX] op [bedrijf A] op grond van artikel 27 Fw de curator op te roepen;
  • de akte uitlating van [bedrijf A] van 2 juli 2024;
  • de akte uitlating van [bedrijf A] van 23 juli 2024;
  • de beslissing van het hof dat de geïntimeerde in de gelegenheid wordt gesteld om in het geding betreffende de vordering van [XX] op [bedrijf A] op grond van artikel 27 Fw de curator op te roepen;
  • het exploot waarmee [bedrijf A] de curator heeft opgeroepen om het geding betreffende de vordering van [XX] op [bedrijf A] over te nemen;
  • het overnemen van het geding betreffende de vordering van [XX] op [bedrijf A] door de curator.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

6.De beoordeling

6.1.
[XX] heeft gesteld dat zij naar aanleiding van het in dit hoger beroep bestreden eindvonnis de vordering van [bedrijf A] heeft voldaan op 8 maart 2023. Dit wordt door [bedrijf A] niet betwist. [XX] is op 7 mei 2024 in staat van faillissement verklaard. [XX] heeft de vordering van [bedrijf A] dus voldaan vóórdat zij in staat van faillissement is verklaard.
Dit brengt met zich dat de ten tijde van de faillietverklaring aanhangige rechtsvordering wel betreft een verbintenis van de [XX] jegens [bedrijf A] , maar niet - meer - voldoening van die verbintenis uit de boedel van [XX] in de zin van artikel 29 Fw ten doel heeft. Artikel 28 Fw, en niet artikel 29 Fw, is van toepassing omdat “weinig aannemelijk is dat de wet bij de regeling van art. 29 op het oog zou hebben gehad eene vordering, die niet tot zodanig verhaal [op de boedel] kan leiden, daargelaten nog dat art. 29 geen gelegenheid biedt den schuldeischer, die bij gebrek aan belang zijn vordering niet ter verificatie indient, tot voortzetting van het geding noopen” (Hoge Raad 28 oktober 1926,
NJ1926, p. 1387).
6.2.
Het hof ziet dan ook aanleiding om terug te komen op zijn beslissing dat de procedure betreffende de vordering van [bedrijf A] op [XX] op grond van artikel 29 Fw van rechtswege is geschorst. Op grond van artikel 28 Fw is [bedrijf A] als oorspronkelijk eiser bevoegd schorsing te verzoeken en de curator op te roepen. Een eiser wiens vordering al is voldaan (zoals [bedrijf A] ), zal hiertoe niet overgaan. De curator is dan bevoegd om de procedure op eigen initiatief over te nemen, hoewel dit niet met zoveel woorden in artikel 28 Fw is bepaald. Zou dit niet het geval zijn, dan zou de curator immers toch geen gelegenheid hebben om de vordering van [bedrijf A] als oorspronkelijk eiser in hoger beroep te laten beoordelen, ondanks de toepasselijkheid van artikel 28 Fw in een geval zoals dit.
6.3.
Het hof zal de curator dan ook in de gelegenheid stellen om de procedure ter zake de vordering van [bedrijf A] op [XX] over te nemen. De curator zal daarvoor op de rol van 4 maart 2025 in de gelegenheid worden gesteld.

7.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 4 maart 2025 met het hiervoor in rov. 6.3. omschreven doel en houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. N.W.M. van den Heuvel, K.J.H. Hoofs en T. van der Valk en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 18 februari 2025.
griffier rolraadsheer