ECLI:NL:GHSHE:2025:409

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
200.338.380_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst tot levering van een gebruikte vrachtwagen voor export naar Azerbeidzjan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Stedefra B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in een geschil over de levering van een gebruikte vrachtwagen aan een koper in Azerbeidzjan. De koper, aangeduid als [geïntimeerde], heeft de vrachtwagen gekocht met de intentie deze te exporteren. Echter, bij de grens in Litouwen werd de vrachtwagen in beslag genomen omdat deze als gestolen werd aangemerkt. De koper vorderde ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van de koopsom van € 13.150, omdat er geen geldige levering zou hebben plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelde dat Stedefra tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst en veroordeelde hen tot terugbetaling van een deel van de koopsom. Stedefra ging in hoger beroep en voerde aan dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld dat zij tekortgeschoten was. Het hof oordeelde dat de koper onvoldoende bewijs had geleverd dat de vrachtwagen daadwerkelijk gestolen was en dat de tekortkoming van Stedefra niet vaststond. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en wees de vorderingen van de koper af, waarbij het hof Stedefra in het gelijk stelde en de proceskosten ten laste van de koper legde.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.338.380/01
arrest van 18 februari 2025
in de zaak van
Stedefra B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als Stedefra,
advocaat: mr. T.J.N. Hameleers te Roermond,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te Azerbeidzjan ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
niet verschenen in hoger beroep, verstek verleend,
op het bij exploot van dagvaarding van 1 februari 2024 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 1 november 2023, door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen tussen Stedefra als gedaagde en [geïntimeerde] als eiser.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 10369568 \ CV EXPL 23-866)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • het tegen [geïntimeerde] verleende verstek;
  • de memorie van grieven met producties 1 tot en met 6.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

De vaststaande feiten en de kern van het geschil
3.1.1.
Het gaat in deze zaak naar de kern genomen om de vraag of Stedefra tekortgeschoten is in de nakoming van een overeenkomst tot levering van een tweedehands vrachtwagen aan [geïntimeerde] en, zo ja, welke gevolgen aan die tekortkoming moeten worden verbonden.
3.1.2.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
  • a. Stedefra is een onderneming die tweedehands vrachtwagens, trekkers en opleggers verkoopt.
  • b. Op of omstreeks 1 april 2022 heeft [geïntimeerde] van Stedefra een gebruikte vrachtwagen gekocht van het merk MAN, type TGX 18.440, met [chassisnummer x] .
  • c. [geïntimeerde] wilde de vrachtwagen over de weg exporteren naar zijn thuisland Azerbeidzjan .
  • d. Toen [geïntimeerde] op 17 april 2022 de EU wilde verlaten, werd de vrachtwagen bij de grens in Litouwen in beslag genomen. In de door [geïntimeerde] overgelegde vertaling van het proces-verbaal van inbeslagname staat onder meer het volgende:
“Gegevens over de juridische overtreding: Een vracht-transportmiddel MAN 6256HMF, met een oplegger kenteken nr. [1] , is aangekomen bij de Ralgardas wegpost. Tijdens de controle van de documenten is er informatie van de Douane Recherchedienst, Afdeling Risicobeheer ontvangen, dat het in de EX aangifte 22NLL1KO4LAT14WD57 aangegeven vervoerde goed / de trekker, [chassisnummer x] , reg. nr. [2] volgens Schengen-gegevens gezocht wordt
in Spanje. Het goed is in beslag genomen.
(…)”
  • e. De door partijen overgelegde stukken bevatten geen gegevens over de vraag wat er na de inbeslagname met de vrachtwagen is gebeurd.
  • f. Bij e-mailbericht van 28 april 2022 heeft de (toenmalig) advocaat van [geïntimeerde] onder meer het volgende meegedeeld aan Stedefra:
“Tot mij wendde zich [persoon A] naar aanleiding van het hierna volgende.
Met client bent u een verkoopovereenkomst overeengekomen voor de vrachtwagen met
bovengenoemd chassisnummer. Cliënt heeft u hiervoor een bedrag betaald van € 13.150. Bij het exporteren van het voertuig buiten de EU is dit voertuig in beslag genomen omdat het voertuig in Spanje gestolen zou zijn geweest.
Als professionele verkoper had u dit gegeven behoren te weten. Om deze reden ontbind ik nu namens client de verkoopovereenkomst en verzoek ik u voornoemd bedrag aan client betaalbaar te stellen.”
Het geding bij de kantonrechter
3.2.1.
In de onderhavige procedure vorderde [geïntimeerde] in het geding bij de kantonrechter, samengevat, een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst is ontbonden, en veroordeling van Stedefra:
  • tot terugbetaling van € 13.150,-- aan [geïntimeerde] ;
  • tot het meewerken aan de ongedaanmakingsverbintenis;
  • tot betaling van € 4.387,-- als vergoeding van door [geïntimeerde] gemaakte kosten;
  • tot betaling van € 150,-- ter zake smartengeld;
  • tot betaling van € 196,75 ter zake vertaalkosten;
  • tot betaling van € 910,-- ter zake buitengerechtelijke kosten;
met veroordeling van Stedefra in de proceskosten.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft [geïntimeerde] , samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Toen [geïntimeerde] de gekochte vrachtwagen over de weg wilde exporteren naar Azerbeidzjan , werd de vrachtwagen bij de grens van Litouwen in beslag genomen omdat deze gestolen bleek te zijn in Spanje. Daardoor is – primair – geen geldige levering tot stand gekomen, en is de koopovereenkomst ook niet geldig. [geïntimeerde] heeft dus de koopsom van € 13.150,-- onverschuldigd betaald. Subsidiair is Stedefra tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst, heeft [geïntimeerde] de koopovereenkomst rechtsgeldig ontbonden op 28 april 2022 en moet Stedefra de koopsom terugbetalen.
3.2.3.
Stedefra heeft in het geding bij de kantonrechter op de voet van artikel 224 lid 1 en lid 3 Rv zekerheidstelling door [geïntimeerde] gevorderd voor de proceskosten tot betaling waarvan [geïntimeerde] veroordeeld zou kunnen worden. Voorts heeft Stedefra inhoudelijk gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering van [geïntimeerde] . Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.
In het geding bij de kantonrechter heeft op 20 september 2023 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarvan bevinden zich geen proces-verbaal of aantekeningen van de griffier bij de gedingstukken.
3.2.5.
In het beroepen vonnis van 1 november 2023 heeft de kantonrechter, samengevat, als volgt geoordeeld.
  • De stelling van [geïntimeerde] dat er geen geldige overdracht van de vrachtwagen heeft plaatsgevonden, kan geen grondslag vormen voor de gevorderde ontbinding van de koopovereenkomst (rov. 4.3).
  • Tussen partijen is overeengekomen dat Stedefra aan [geïntimeerde] een vrachtwagen zou leveren die door [geïntimeerde] geëxporteerd kon worden naar Azerbeidzjan . De door Stedefra aan [geïntimeerde] geleverde vrachtwagen kon echter niet tot buiten de EU worden geëxporteerd. Stedefra is dus in de nakoming van de koopovereenkomst tekortgeschoten (rov. 4.4 tot en met 4.6).
  • [geïntimeerde] heeft uit het daaropvolgende handelen en nalaten van Stedefra mogen begrijpen dat Stedefra niet van plan was om tot correcte nakoming van de overeenkomst over te gaan. Stedefra is daardoor zonder ingebrekestelling in verzuim geraakt (rov. 4.7).
  • De tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding van de koopovereenkomst. [geïntimeerde] heeft de overeenkomst op 28 april 2022 rechtsgeldig buitengerechtelijk ontbonden. Stedefra moet dus de koopsom aan [geïntimeerde] terugbetalen en [geïntimeerde] moet de vrachtwagen terugleveren aan Stedefra (rov. 4.8, eerste deel).
  • [geïntimeerde] heeft voldoende onderbouwd dat hij aan Stedefra € 13.150,-- heeft betaald ter verkrijging van de vrachtwagen (rov. 4.9).
  • Vaststaat dat [geïntimeerde] de vrachtwagen niet aan Stedefra kan terug leveren, omdat geen van partijen weet waar de vrachtwagen zich bevindt (rov. 4.8, voorlaatste volzin en rov. 4.10, eerste volzin).
  • Het is daarom niet redelijk dat Stedefra de hele koopsom aan [geïntimeerde] moet terugbetalen. Omdat Stedefra de vrachtwagen 10 dagen voor de verkoop aan [geïntimeerde] zelf heeft ingekocht voor € 7.000,--, kan de schade die Stedefra lijdt door het niet terugontvangen van de vrachtwagen gesteld worden op € 7.000,--. Stedefra moet daarom (€ 13.150,-- min € 7.000,-- =) € 6.150,-- aan [geïntimeerde] terugbetalen (rov. 4.10, tweede deel).
  • De door [geïntimeerde] gevorderde kosten, smartengeld, vertaalkosten en buitengerechtelijke kosten zijn niet toewijsbaar (rov. 4.11 tot en met 4.13, welke laatstgenoemde overweging in het vonnis abusievelijk is genummerd als 4.3).
  • Omdat de vordering van [geïntimeerde] slechts ten dele wordt toegewezen, moet elke partij de eigen proceskosten dragen. Dit breng mee dat de vordering tot zekerheidstelling voor de proceskosten moet worden afgewezen (rov. 4.14, welke overweging in het vonnis abusievelijk is genummerd als 4.4).
Op grond van deze oordelen heeft de kantonrechter:
  • voor recht verklaard dat de koopovereenkomst is ontbonden;
  • Stedefra veroordeeld om aan [geïntimeerde] € 6.150,-- te betalen;
  • de proceskosten gecompenseerd in die zin dat elke partij de eigen proceskosten moet dragen;
  • het meer of anders gevorderde afgewezen.
Het geding in hoger beroep
3.3.1.
Stedefra heeft in hoger beroep vijf grieven aangevoerd tegen het beroepen vonnis. Op basis van die grieven heeft Stedefra geconcludeerd tot vernietiging van dat vonnis en tot, samengevat,
primair:
  • 1. veroordeling van [geïntimeerde] om zekerheid te stellen op de voet van artikel 224 Rv op straffe van niet-ontvankelijkheid;
  • 2. afwijzing alsnog van de vorderingen van [geïntimeerde] ;
  • 3. veroordeling van [geïntimeerde] om al hetgeen Stedefra ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft voldaan, aan Stedefra terug te betalen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de betaling tot de dag van de terugbetaling;
met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met wettelijke rente.
Stedefra heeft
subsidiair, voor het geval de ontbinding van de koopovereenkomst in rechte stand zou houden, geconcludeerd tot, samengevat:
  • 1. afwijzing alsnog van de overige vorderingen van [geïntimeerde] ;
  • 2. veroordeling van [geïntimeerde] tot teruglevering van de vrachtwagen en/of het uit hoofde van de ongedaanmakingsverbintenis door Stedefra aan [geïntimeerde] te betalen bedrag op nihil te stellen, althans maximaal op € 4.500,--;
  • 3. veroordeling van [geïntimeerde] om hetgeen Stedefra aan [geïntimeerde] heeft voldaan aan Stedefra terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de betaling tot de dag van de terugbetaling
met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.3.2.
Het hof vat de door Stedefra subsidiair onder 2 geformuleerde conclusie tot veroordeling van [geïntimeerde] tot teruglevering van de vrachtwagen, op als een voorwaarde die verbonden moet worden aan een veroordeling van Stedefra tot terugbetaling van (een deel van) de koopsom. Van een zelfstandige vordering tot veroordeling van [geïntimeerde] tot teruglevering van de vrachtwagen kan geen sprake zijn omdat dit neerkomt op een eis in reconventie. Een eis in reconventie kan niet voor het eerst in hoger beroep worden ingesteld (artikel 353 lid 1 Rv).
3.3.3.
[geïntimeerde] is niet verschenen in hoger beroep. Tegen hem is verstek verleend.
Bevoegdheid Nederlandse rechter
3.4.1.
[geïntimeerde] woont in Azerbeidzjan . De zaak heeft dus internationale aspecten. Het hof moet daarom eerst vaststellen of de Nederlandse rechter bevoegd is om van het geschil kennis te nemen.
3.4.2.
Die bevoegdheid is aanwezig omdat Stedefra als gedaagde partij in het geding bij de kantonrechter woonplaats heeft in Nederland (artikel 2 Rv)
Toepasselijk recht
3.5.
De partijen zijn in hun gedingstukken (uitsluitend) uitgegaan van de toepasselijkheid van het Nederlands Burgerlijk Wetboek op hun geschil. Ook de kantonrechter is daar in het beroepen vonnis vanuit gegaan. In hoger beroep heeft Stedefra eveneens (uitsluitend) een beroep gedaan op bepalingen uit het Nederlands Burgerlijk Wetboek. Het hof zal daarom het Nederlands Burgerlijk Wetboek toepassen op het geschil (Vergelijk HR 24 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:313). Uit de omstandigheid dat beide partijen in de processtukken uitsluitend verwijzen naar bepalingen van het interne Nederlandse recht, leidt het hof af dat zij kennelijk stilzwijgend de uitsluiting van het WKV hebben beoogd.
Omvang van de rechtsstrijd in hoger beroep
3.6.
De kantonrechter heeft in het beroepen vonnis een deel van de vorderingen van [geïntimeerde] afgewezen. [geïntimeerde] heeft daartegen geen (incidenteel) hoger beroep ingesteld. Het deel van de vorderingen van [geïntimeerde] dat door de kantonrechter is afgewezen, ligt daarom niet voor ter beoordeling in dit hoger beroep.
Over grief 3: is Stedefra tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst?
3.7.1.
Het hof ziet aanleiding om eerst grief 3 te behandelen.
3.7.2.
De kantonrechter heeft in het beroepen vonnis geoordeeld, samengevat:
  • dat tussen partijen is overeengekomen dat Stedefra aan [geïntimeerde] een vrachtwagen zou leveren die door [geïntimeerde] geëxporteerd kon worden naar Azerbeidzjan ;
  • dat de door Stedefra aan [geïntimeerde] geleverde vrachtwagen echter niet tot buiten de EU kon worden geëxporteerd;
  • dat Stedefra dus is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst.
3.7.3.
Grief 3 is gericht tegen het oordeel dat Stedefra is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst. Stedefra heeft in de toelichting op de grief niet bestreden dat de koopovereenkomst inhield dat Stedefra aan [geïntimeerde] een vrachtwagen zou leveren die door [geïntimeerde] geëxporteerd kon worden naar Azerbeidzjan . Het hof zal dit dus verder als vaststaand aannemen.
3.7.4.
Stedefra heeft in de toelichting op de grief wel gemotiveerd betwist dat export van de vrachtwagen naar Azerbeidzjan onmogelijk is gebleken. Het hof stelt daarover het volgende voorop. Omdat [geïntimeerde] zijn vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst en tot terugbetaling van de koopsom baseert op zijn stelling dat export van de vrachtwagen naar Azerbeidzjan onmogelijk is gebleken, rust op [geïntimeerde] de plicht om die stelling voldoende te onderbouwen. Verder draagt [geïntimeerde] , als hij de stelling voldoende heeft onderbouwd maar Stedefra de stelling vervolgens voldoende gemotiveerd heeft bestreden, de bewijslast van die stelling.
3.7.5.
Het hof constateert dat [geïntimeerde] zijn stelling slechts in beperkt mate heeft onderbouwd. [geïntimeerde] heeft weliswaar gesteld dat de vrachtwagen bij de grens van Litouwen in beslag is genomen omdat deze gestolen bleek te zijn in Spanje, maar ter onderbouwing van die stelling heeft [geïntimeerde] uitsluitend het proces-verbaal van inbeslagname overgelegd. In dat proces-verbaal staat weliswaar dat de trekker volgens Schengen-gegevens wordt gezocht in Spanje, maar de reden daarvan blijkt niet uit het proces-verbaal. Voorts heeft [geïntimeerde] geen enkele nadere toelichting gegeven over de vraag wat er na de inbeslagname met de vrachtwagen is gebeurd. Hij heeft niet gesteld of hij bezwaar heeft gemaakt tegen de inbeslagname en of dat mogelijk heeft geleid tot teruggave van de vrachtwagen.
3.7.6.
Daar komt bij dat Stedefra gemotiveerd heeft betwist dat de vrachtwagen in Spanje is gestolen. Stedefra heeft onder verwijzing naar door haar overgelegde producties, samengevat, het volgende aangevoerd over de geschiedenis van de vrachtwagen.
  • De Duitse firma Weissenborn heeft de vrachtwagen verkocht aan MAN-dealer Albor in Polen.
  • MAN-dealer Albor heeft de vrachtwagen verkocht aan Leasemaatschappij BZ WBK Leasing SA.
  • BZ WBK Leasing SA heeft de vrachtwagen geleast aan LJ Trans.
  • De vrachtwagen is daarna in Roemenië in beslag genomen, maar vervolgens op 5 mei 2016 ook weer vrijgegeven aan LJ Trans.
  • BZ WBK Leasing SA heeft de vrachtwagen vervolgens verkocht aan LJ Trans.
  • LJ Trans heeft de vrachtwagen daarna verkocht aan Stedefra.
3.7.7.
Naar het oordeel van het hof heeft Stedefra op deze wijze gemotiveerd betwist dat de vrachtwagen op enig moment is gestolen in Spanje en dat in verband daarmee export van de vrachtwagen naar Azerbeidzjan onmogelijk is gebleken. Het enkele feit dat de vrachtwagen in Litouwen in beslag is genomen, doet daar niet aan af. Een inbeslagname maakt het voertuig nog niet ongeschikt voor export. Of sprake is van ongeschiktheid voor export zal afhangen van de reden voor en de gevolgen van de inbeslagname. Een inbeslaggenomen voertuig kan na onderzoek ook weer worden vrijgegeven, zoals ook het geval is geweest bij de eerdere inbeslagname in Roemenië.
3.7.8.
Om bovenstaande redenen kan vooralsnog niet als vaststaand worden aangenomen dat Stedefra tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst of dat die nakoming blijvend onmogelijk is geworden. Het ligt dus op de weg van [geïntimeerde] om nader bewijs te leveren. [geïntimeerde] kan op dit moment echter de voor bewijslevering noodzakelijke proceshandelingen niet verrichten, omdat hij niet verschenen is in dit hoger beroep. Dit brengt mee dat de subsidiaire vordering van [geïntimeerde] tot ontbinding van de koopovereenkomst en de daarmee samenhangende vordering van [geïntimeerde] tot terugbetaling van de koopsom moeten worden afgewezen. Grief 3 is dus terecht voorgedragen.
Devolutieve werking van het hoger beroep: de primaire grondslag van de vordering
3.8.1.
Omdat de vordering tot terugbetaling van de koopsom niet op de subsidiaire grondslag (ontbinding van de koopovereenkomst) kan worden toegewezen, moet het hof op grond van de devolutieve werking van het hoger beroep onderzoeken of de vordering op de primaire grondslag kan worden toegewezen. [geïntimeerde] heeft als grondslag van zijn vordering primair gesteld dat, omdat de vrachtwagen gestolen bleek te zijn in Spanje, geen geldige levering tot stand is gekomen, en dat daardoor de koopovereenkomst ook niet geldig is zodat [geïntimeerde] de koopsom onverschuldigd heeft betaald.
3.8.2.
Het hof acht de vordering ook op deze grondslag niet toewijsbaar. Stedefra heeft immers gemotiveerd en onder verwijzing naar meerdere producties betwist dat de vrachtwagen gestolen is in Spanje, en dit kan daarom niet als vaststaand worden aangenomen.
Conclusie en afwikkeling
3.9.1.
Omdat grief 3 terecht is voorgedragen, zal het hof het beroepen vonnis vernietigen. Het hof zal, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [geïntimeerde] afwijzen en [geïntimeerde] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van beide instanties.
3.9.2.
Dit brengt mee dat de andere grieven niet meer behandeld hoeven te worden. Dat geldt ook voor grief 1, waarin Stedefra betoogt dat de kantonrechter ten onrechte niet heeft beslist op de incidentele vordering van Stedefra tot zekerheidstelling door [geïntimeerde] op de voet van artikel 224 Rv. Omdat het hof reeds nu een eindarrest wijst, hoeft Stedefra geen nadere proceshandelingen meer te verrichten waarvoor zekerheidstelling nog een functie zou kunnen hebben, terwijl [geïntimeerde] bij dit eindarrest in de proceskosten wordt veroordeeld.
3.9.3.
Stedefra heeft veroordeling van [geïntimeerde] gevorderd om al hetgeen Stedefra ter uitvoering van het beroepen vonnis aan [geïntimeerde] heeft voldaan, aan [geïntimeerde] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de betaling tot de dag van de terugbetaling. Het hof zal deze vordering op de hierna te vermelden wijze toewijzen.
3.9.4.
Het hof zal de kosten voor de procedure bij de kantonrechter aan de zijde van Stedefra vaststellen op:
- Salaris gemachtigde € 660,-- (2 punten maal tarief tot € 10.000,--)
3.9.5.
Het hof zal de kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Stedefra vaststellen op:
  • Explootkosten € 115,22
  • Griffierechten € 2.175,--
  • Salaris advocaat € 858,-- (1 punt x tarief I)
  • Nakosten € 178,-- (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 3.326,22,--
3.9.6.
Het hof zal de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toewijzen zoals vermeld in de beslissing.

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaaknummer 10369568 \ CV EXPL 23-866 tussen partijen gewezen vonnis van 1 november 2023;
opnieuw rechtdoende:
  • wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af;
  • veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten van het geding bij de kantonrechter ten bedrage van € 660,--;
  • veroordeelt [geïntimeerde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten van het geding bij de kantonrechter als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
veroordeelt [geïntimeerde] om aan Stedefra al hetgeen terug te betalen dat Stedefra ter uitvoering van het beroepen vonnis aan [geïntimeerde] heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de betaling tot de dag van de terugbetaling;
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten van het hoger beroep ten bedrage van € 3.326,22,--, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als [geïntimeerde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het arrest daarna wordt betekend, dan moet [geïntimeerde] € 92,-- extra betalen vermeerderd met de kosten van betekening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten van het hoger beroep als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, J.B. Smits en T.J. Dorhout Mees en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 18 februari 2025.
griffier rolraadsheer