ECLI:NL:GHSHE:2025:418

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
20-000219-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met verstandelijk gehandicapte en bezit van kinderporno

Op 19 februari 2025 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van ontucht met een verstandelijk gehandicapte vrouw en het bezit van kinderporno. De zaak was in hoger beroep na een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 18 januari 2024. De verdachte, geboren in 1942, werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een 71-jarige vrouw die ernstig verstandelijk beperkt is. Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte seksueel binnendrong bij het slachtoffer, maar dat er wel sprake was van andere ontuchtige handelingen. De verdachte werd ook beschuldigd van het bezit van 21 kinderpornografische afbeeldingen op zijn laptop. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk deze afbeeldingen had verworven en dat hij daarmee bijdroeg aan de productie van kinderporno. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de laptop onttrokken aan het verkeer en werd de benadeelde partij een schadevergoeding van € 1.500,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000219-24
Uitspraak : 19 februari 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 18 januari 2024, in de strafzaak met parketnummer 01-069562-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [in het jaar] 1942,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 primair en 3 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest, en voorts dat het hof de onder de verdachte inbeslaggenomen laptop zal onttrekken aan het verkeer. Ten slotte heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De verdediging heeft integrale vrijspraak van het onder 1 (primair en subsidiair) en onder 3 tenlastegelegde bepleit. Subsidiair, in het geval van enige bewezenverklaring, is verzocht om aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die de duur van het voorarrest overschrijdt. Ten aanzien van het beslag heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof, waarbij de verdachte zelf nog heeft opgemerkt de in beslag genomen laptop retour te willen. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] is aangevoerd dat geen sprake is van groepsaansprakelijkheid zodat (zo begrijpt het hof) het gevorderde bedrag van € 15.000,00 gematigd dient te worden. Indien het reeds door de verdachte aan de benadeelde partij betaalde bedrag van € 1.500,00 billijk wordt geacht, dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. Indien het hof een hoger bedrag billijk acht, is de benadeelde partij wel ontvankelijk in haar vordering (en zal de verdachte een hogere schadevergoeding willen voldoen).
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd [1] dat:
1.
hij op of omstreeks 10 mei 2022 te [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , van wie hij, verdachte, wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, meermalen, althans eenmaal, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten onder meer
 het ontkleden van die [slachtoffer] en/of het ontkleden van zichzelf en/of
 het likken van de vagina en/of likken aan de borsten van die [slachtoffer] en/of
 het betasten en/of aanraken en/of masseren van de borsten en/of de vagina, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] en/of
 het duwen en/of brengen en/of heen en weer bewegen van een vibrator/dildo, althans een voorwerp, in de vagina van die [slachtoffer] en/of
 het duwen en/of brengen en/of heen en weer bewegen van zijn/hun vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
 het zich in de directe nabijheid van die [slachtoffer] laten aftrekken en/of pijpen en/of (vervolgens) op het lichaam van, althans in de nabijheid van, die [slachtoffer] ejaculeren;
subsidiair, althans indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 mei 2022 te [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , van wie hij, verdachte, wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten onder meer
 het ontkleden van die [slachtoffer] en/of het ontkleden van zichzelf en/of
 het likken van de vagina en/of likken aan de borsten van die [slachtoffer] en/of
 het betasten en/of aanraken en/of masseren van de borsten en/of de vagina, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] en/of
 het zich in de directe nabijheid van die [slachtoffer] laten aftrekken en/of pijpen en/of (vervolgens) op het lichaam van, althans in de nabijheid van, die [slachtoffer] ejaculeren;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 november 2020 tot en met 14 maart 2023 te [pleegplaats] , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, telkens afbeeldingen en/of een gegevensdrager, te weten een laptop (merk Toshiba), bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
het met de penis anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
het met een voorwerp, te weten een vibrator, anaal penetreren van het lichaam van een (andere) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(naamloze afbeelding 1, p. 746 proces-verbaal, p. 8 toonmap)
(afbeelding 1594486561727.jpg, p. 745 proces-verbaal, p. 6 toonmap)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(afbeelding 144318611474.jpg, p. 745 proces-verbaal, p. 4 toonmap)
(afbeelding 1581241943358.jpg, p. 745 proces-verbaal, p. 5 toonmap)
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt waarbij op het lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(naamloze afbeelding 2, p. 747 proces-verbaal, p. 9 toonmap).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Inleiding
In de voormiddag van 26 juli 2022 bracht de toentertijd 62-jarige medeverdachte [medeverdachte] zijn negen jaar oudere zus [slachtoffer] (hierna telkens: [slachtoffer] ) terug naar haar woonvoorziening. De toen inmiddels 71-jarige [slachtoffer] woonde bij deze woonvoorziening, omdat zij zeer ernstig verstandelijk beperkt is. Haar algemeen functioneren zou vergelijkbaar zijn met een kind van anderhalf jaar en haar communicatie is op het niveau van een kind dat jonger is dan een jaar. [slachtoffer] kan niet zelfstandig een toilet bezoeken en draagt om die reden een luier. Die middag bleek bij het verschonen dat [slachtoffer] bloedde aan haar vagina. Forensisch onderzoek weet dit letsel aan seksueel misbruik. Nader onderzoek volgde. In dat onderzoek kwam verdachte in beeld.
Ten aanzien van feit 1 primair
Aan de verdachte is onder feit 1 – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij samen met de medeverdachte [slachtoffer] op 10 mei 2022 ontuchtige handelingen bij [slachtoffer] heeft verricht (zoals subsidiair tenlastegelegd), waaronder het seksueel binnendringen bij [slachtoffer] (zoals primair tenlastegelegd).
Anders dan de advocaat-generaal, maar met de rechtbank en de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte en/of de medeverdachte het lichaam van [slachtoffer] op 10 mei 2022 seksueel is/zijn binnengedrongen. Immers, voor het tenlastegelegde inbrengen van vingers of voorwerpen in de vagina van [slachtoffer] bevindt zich onvoldoende wettig bewijs in het dossier. Voor het tenlastegelegde likken van de vagina bevindt zich weliswaar wettig bewijs in het dossier, maar het hof heeft niet – ook niet op grond van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep – kunnen vaststellen dat in dit geval met het likken van de vagina van [slachtoffer] ook sprake is geweest van seksueel binnendringen. Zonder nadere duiding daarvan, kan het likken van de vagina niet zonder meer worden gekwalificeerd als seksueel binnendringen. Het hof zal de verdachte derhalve van het onder 1 primair tenlastegelegde feit vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. subsidiair.
hij op 10 mei 2022 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een ander met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , van wie hij, verdachte, wist dat zij aan een zodanige verstandelijke handicap leed dat die [slachtoffer] niet in staat was daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten onder meer
 het ontkleden van die [slachtoffer] en het ontkleden van zichzelf en
 het likken van de vagina van die [slachtoffer] en
 het betasten van de borsten van die [slachtoffer] en
 het zich in de directe nabijheid van die [slachtoffer] laten aftrekken en vervolgens in de nabijheid van die [slachtoffer] ejaculeren;
3.
hij in de periode van 17 november 2020 tot en met 14 maart 2023 te [pleegplaats] een gegevensdrager, te weten een laptop (merk Toshiba), bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
het met de penis anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en het met een voorwerp, te weten een vibrator, anaal penetreren van het lichaam van een andere persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(naamloze afbeelding 1, p. 746 proces-verbaal, p. 8 toonmap)
(afbeelding 1594486561727.jpg, p. 745 proces-verbaal, p. 6 toonmap)
en
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of poseert in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s nadrukkelijk het ontblote geslachtsdeel van die persoon in beeld gebracht worden, waarbij de afbeelding aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(afbeelding 144318611474.jpg, p. 745 proces-verbaal, p. 4 toonmap)
(afbeelding 1581241943358.jpg, p. 745 proces-verbaal, p. 5 toonmap)
en
een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij op het lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(naamloze afbeelding 2, p. 747 proces-verbaal, p. 9 toonmap).
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Ten behoeve van de leesbaarheid van dit arrest zijn de bewijsmiddelen opgenomen in de aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage. De daarin vervatte bewijsmiddelen maken integraal deel uit van dit arrest.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep, net als in eerste aanleg, vrijspraak van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit bepleit. Daartoe is aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de tenlastegelegde ontuchtige gedragingen daadwerkelijk door de verdachte (in vereniging) zijn verricht. De door de verdachte gevoerde chatgesprekken hadden een hoog fantasie- en laag waarheidsgehalte. Niet is gebleken van enige relevante interactie tussen de verdachte en [slachtoffer] . Hij heeft slechts het bandje van de BH losgemaakt en een hand op haar schouder gelegd ter geruststelling. De seksuele handelingen die de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] vervolgens bij elkaar hebben verricht, leveren geen ontucht in de zin van (het destijds geldende) artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht op, nu deze handelingen met elkaar en niet in enig seksueel verband met of in de nabijheid van [slachtoffer] werden gepleegd.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het dossier volgt dat de verdachte in beeld is gekomen bij een onderzoek dat zich in eerste instantie richtte op de medeverdachte [medeverdachte] nadat bij [slachtoffer] letsel aan haar vagina was geconstateerd. In het onderzoek naar de betrokkenheid van [medeverdachte] bij het ontstaan van dit letsel heeft ook digitaal onderzoek plaatsgevonden. Door de politie zijn gegevens opgevraagd bij en van de website www.chatmetvreemden.nl, waaruit volgt dat [medeverdachte] daar veelvuldig seksueel getint contact heeft gehad met anderen, waaronder met de verdachte.
Hoewel de medeverdachte [medeverdachte] in de chatgesprekken afwisselend over zijn ‘nicht’, over ‘ [naam] ’ en over ‘ [slachtoffer] ’ spreekt, is het hof met de rechtbank en de advocaat-generaal van oordeel dat het in al die gesprekken telkens over zijn zus [slachtoffer] gaat. Dit blijkt onder meer uit de omstandigheid dat de verdachte heeft verklaard bij [medeverdachte] thuis te zijn geweest in diens woning in [plaats] en dat daar ook “een nicht” was die niet kon praten en moeilijk liep. De medeverdachte [medeverdachte] heeft hierover zelf ook verklaard dat het een ontmoeting was tussen hem, zijn zus [slachtoffer] en de verdachte.
Uit de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] alsmede uit de tussen hen gevoerde chatgesprekken volgt dat zij op 10 mei 2022 in de woning van [medeverdachte] in [plaats] bij elkaar zijn gekomen met het voornemen om seksuele handelingen te verrichten bij elkaar én bij [slachtoffer] . Uit de verklaringen van de verdachten volgt voorts dat [slachtoffer] die dag ook aanwezig is geweest in de woning van [medeverdachte] . Op grond van de chatberichten kan tevens worden vastgesteld dat voorafgaand aan deze afspraak op 10 mei 2022 uitgebreid door de verdachte en de medeverdachte is gesproken over het verrichten van seksuele handelingen bij [slachtoffer] : het strelen en likken van haar borsten, het beffen en vingeren van [slachtoffer] en het door hen op haar klaarkomen. Ook wordt vooraf besproken dat [slachtoffer] nog niet kan pijpen.
Het hof is met de rechtbank en de advocaat-generaal van oordeel dat de verdachten ook daadwerkelijk seksuele handelingen bij [slachtoffer] hebben verricht. Diezelfde avond reageert de verdachte immers op de vraag van [medeverdachte] of het goed is bevallen met “ [naam] ”, dat zij “een lekker zacht lichaam heeft”, hetgeen een bevestiging van aanraking van [slachtoffer] door de verdachte betreft.
Teneinde te kunnen vaststellen welke handelingen daadwerkelijk bij “ [naam] ” oftewel [slachtoffer] zijn verricht, kijkt het hof net als de rechtbank naar de chatberichten die de verdachte
en de medeverdachte [medeverdachte] na afloop van hun afspraak op 10 mei 2022 naar andere gesprekspartners hebben gestuurd en naar hetgeen de verdachten daarover zelf hebben verklaard. Uit deze bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte] de nacht na de afspraak, rond 01.00 uur, in zijn gesprek met ene “ [naam] ” aangeeft dat zijn nicht die ochtend op bezoek was geweest met een “extra man”, dat zij zich hebben uitgekleed, ze met z’n drieën zijn gaan strelen en likken en dat zij beiden zijn klaargekomen. Het hof begrijpt dat de medeverdachte in dit gesprek doelt op de ochtend van 10 mei 2022, gelet op het tijdstip waarop de berichten zijn verstuurd (te weten: 11 mei 2022 tussen 00.41 uur en 00.51 uur).
De verdachte heeft zelf ook nadien met een derde gechat over zijn seksuele handelingen met een rijschoolhouder en diens nichtje. Naar het oordeel van het hof kan het niet anders zijn dan dat de verdachte in dit bericht spreekt over [medeverdachte] , die immers rijschoolhouder was, en diens zus [slachtoffer] , die [medeverdachte] ook wel zijn nichtje noemde. In dit chatgesprek bevestigt de verdachte dat er is gebeft en dat er met haar tieten is gespeeld, waarbij het hof van oordeel is dat het niet anders kan zijn dan dat deze seksuele handelingen op [slachtoffer] zien.
Anders dan de verdediging, is het hof met de rechtbank en de advocaat-generaal van oordeel dat in deze voorafgaande en naderhand gevoerde chatgesprekken niet slechts sprake is van fantasieën, maar dat deze seksuele handelingen op 10 mei 2022 ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Tijdens zijn verhoor bij de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte nog verklaard (en in hoger beroep herhaald) dat hij en [medeverdachte] elkaar hebben afgetrokken, hetgeen ondersteund wordt door het Whatsappgesprek van [medeverdachte] met [medeverdachte 2] een kleine week later (op 16 mei 2022), waarin wordt benoemd dat “ze” (
het hof begrijpt: [slachtoffer]) vorige week 2 blote mannen heeft gehad en dat zij tegen haar aan (
het hof begrijpt net als de rechtbank: gepositioneerd waren) en dat zij zich hebben afgetrokken op haar. Het hof is van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat dit gesprek ziet op de ontmoeting tussen de verdachte, de medeverdachte [medeverdachte] en diens zus [slachtoffer] op 10 mei 2022 en op de seksuele handelingen die toen hebben plaatsgevonden.
Gelet op het hiervoor overwogene acht het hof, net als de rechtbank en de advocaat-generaal, de verklaring van de verdachte, dat bij [slachtoffer] slechts de bovenkleding is uitgedaan, zij niet bij haar borsten en vagina is aangeraakt en dat zij in een andere ruimte van de woning op zeker 5 meter afstand zat toen hij en [medeverdachte] bij elkaar seksuele handelingen hebben verricht, ongeloofwaardig.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen en acht het onder 1 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
De verdediging heeft eveneens vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde bepleit. Daartoe is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte voldoende beschikkingsmacht had over de kinderpornografische afbeeldingen op zijn laptop en opzet of de wil had om die afbeeldingen te bezitten. Eventuele uitlatingen van de verdachte in chatgesprekken tegenover derden vormen onvoldoende steunbewijs voor het daadwerkelijke bezit van de kinderporno. Ook de door de verdachte gebruikte zoektermen leveren niet zonder meer opzet op het bezit van de tenlastegelegde kinderpornografische afbeeldingen op.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op de laptop van de verdachte 21 kinderpornografische
afbeeldingen zijn aangetroffen, waarvan vier afbeeldingen in de downloadmap stonden en direct voor de verdachte benaderbaar waren. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat dat hij actief was op de website www.chatmetvreemden.nl en – in zijn eigen woorden – “seksueel bezig was op de laptop”. De kinderporno kwam volgens de verdachte met die gesprekken binnen en hij heeft die afbeeldingen ook gezien.
Het hof constateert net als de rechtbank dat de verdachte in de voor het bewijs gebezigde chatgesprekken spreekt over zijn interesse in minderjarigen en dat zijn voorkeur uitgaat naar jonge meisjes vanaf 12 jaar. Deze voorkeur past bij de leeftijden van de kinderen op de op zijn laptop aangetroffen afbeeldingen. Ook heeft de verdachte op diezelfde laptop gezocht op termen zoals “opa in je strakke anus”. Anders dan door de verdediging is betoogd, is het hof van oordeel dat deze termen aansluiten bij de aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen ‘1594486561727.jpg’ en ‘naamloze afbeelding 1’, waarin anale seks bij een minderjarige is afgebeeld.
Gelet op de door de verdachte gebruikte zoektermen, de met in ieder geval één van de door
hem gebruikte zoektermen overeenkomende aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen, de uitlatingen van de verdachte in de door hem gevoerde chatgesprekken en zijn verklaring ter terechtzitting in eerste aanleg, is het hof, net als de rechtbank en de advocaat-generaal, van oordeel dat deze omstandigheden niet anders uit te leggen zijn dan dat de verdachte bewust op zoek is geweest naar kinderpornografische afbeeldingen en dat hij daarmee ook opzet heeft gehad op het bezit van de op zijn laptop aangetroffen kinderporno.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen en acht het onder 3 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
met iemand van wie hij weet dat zij aan een zodanige verstandelijke handicap lijdt dat zij niet of onvolkomen in staat is daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen plegen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verengde personen.
Het onder 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
een gegevensdrager bevattende afbeeldingen van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk de toegang daartoe verschaffen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich, samen met de medeverdachte, schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij een ernstig verstandelijk gehandicapte vrouw. De verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke en geestelijke integriteit, waardigheid en de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] – een zeer kwetsbaar slachtoffer – op volstrekt onaanvaardbare wijze geschonden. Hoewel [slachtoffer] niet zelf kan vertellen wat er met haar is gebeurd en wat de impact daarvan op haar is geweest, merken haar verzorgers wel de gevolgen, zo blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaringen en de toelichting op de vordering tot schadevergoeding die namens [slachtoffer] zijn voorgedragen dan wel ingediend. Immers, [slachtoffer] liet de lichamelijke verzorging niet meer toe, ging bijten en krabben, duwde haar benen tegen elkaar aan en reageerde angstig als mensen binnenkwamen. De verdachte is met zijn handelen voorbij gegaan aan de kwetsbaarheid van het slachtoffer en heeft prioriteit gegeven aan de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens en seksuele behoeftes. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft de verdachte meerdere kinderpornografische afbeeldingen in bezit gehad op zijn laptop en zich door middel van een geautomatiseerd netwerk de toegang daartoe verschaft. Hierdoor wordt de productie van kinderporno gestimuleerd en in stand gehouden. Voor deze productie worden kinderen seksueel misbruikt en uitgebuit en ten gevolge daarvan lopen deze kinderen ernstige psychische schade op, die gedurende de rest van hun leven diepe sporen nalaat. Ook kunnen zij nog geruime tijd achtervolgd worden door de gevolgen van de productie van de beelden. In de praktijk is immers gebleken dat een afbeelding of film die eenmaal op het internet is aangetroffen, vrijwel onmogelijk blijvend van het internet te verwijderen is en dus nog jarenlang kan opduiken. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij met zijn handelen hieraan een bijdrage heeft geleverd.
Bij de straftoemeting heeft het hof ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. In dat kader is door de verdediging aangevoerd dat de verdachte een first offender op inmiddels 82-jarige leeftijd is en dat hij zich sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis aan alle daartoe gestelde voorwaarden heeft gehouden. De verdenking heeft zeer veel negatieve gevolgen voor de verdachte gehad: het contact met zijn kinderen en kleinkinderen is verbroken, zijn sociale netwerk is uiteengevallen en de druk van het strafproces heeft impact op zijn psychisch welzijn. De verdachte voert derhalve gesprekken met een praktijkondersteuner. Ten slotte is aangevoerd dat er niet alleen zorgen zijn over de kwetsbaarheid en weerbaarheid van de verdachte in detentie, maar dat dit ook van grote invloed zal zijn op zijn echtgenote, nu zij zich zonder de verdachte niet zelfstandig zal weten te redden.
Net als de rechtbank heeft het hof tevens acht geslagen op de inhoud van de omtrent de verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportage van GZ-psycholoog S. Labrijn d.d. 10 augustus 2023. De deskundige heeft onder meer gerapporteerd dat bij de verdachte geen aanwijzingen zijn voor psychopathologie in engere zin. Ook is in het onderzoek stilgestaan bij eventuele kritiek- en oordeelsstoornissen en/of decorumverlies: in hoeverre is de verdachte (nog) in staat te bepalen wat kan en wat niet kan, wat geoorloofd gedrag is en wat niet en wat passend is bij een bepaalde situatie en wat niet. Door de deskundige werden geen aanwijzingen gevonden dat sprake is van disfunctioneren op dit gebied. Evenmin zijn aanwijzingen gevonden dat de impulsiviteit van de verdachte is toegenomen. Tot slot werd door de deskundige nagegaan of bij de verdachte sprake is van seksuele ontremming, maar ook hiervoor is geen evidentie gevonden. Bij het ontbreken van pathologie of disfuncties heeft de deskundige geadviseerd om de tenlastegelegde feiten volledig aan de verdachte toe te rekenen. Het recidivegevaar wordt door de deskundige ingeschat als laag.
Het hof neemt de conclusies van de deskundige over en acht de verdachte volledig toerekeningsvatbaar.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de inhoud van de omtrent de verdachte opgemaakte reclasseringsrapporten. Uit het meest recente rapport d.d. 28 november 2023 volgt dat de reclassering het recidiverisico laag inschat. In geval van een veroordeling acht de reclassering interventies of toezicht derhalve niet nodig. De reclassering heeft negatief geadviseerd ten aanzien van oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte, nu dit van grote invloed zou zijn op het gezin van de verdachte en met name op zijn echtgenote, die afhankelijk is van zijn zorg. Daarnaast verwacht de reclassering dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet bijdraagt aan de kans op recidive en heeft (ook) de reclassering zorgen geuit over de kwetsbaarheid en weerbaarheid van de verdachte in detentie. Hij oogt volgens de reclassering niet opgewassen tegen het milieu in detentie. De reclassering acht de verdachte, gelet op zijn hoge leeftijd, evenmin in staat een taakstraf uit te voeren. Een voorwaardelijke straf zou, zo begrijpt het hof, als stok achter de deur kunnen dienen.
Ondanks dat door de reclassering negatief wordt geadviseerd over de oplegging van een
onvoorwaardelijke gevangenisstraf, mede gelet op de hoge leeftijd van de verdachte, is het hof met de rechtbank en de advocaat-generaal van oordeel dat vanwege de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof is anders dan de reclassering en zoals ook door de advocaat-generaal is aangevoerd van oordeel dat de verdachte tijdens zijn detentie kan worden geplaatst op een speciale zorgafdeling van de gevangenis, waar rekening kan worden gehouden met zijn kwetsbaarheid en weerbaarheid. De omstandigheid dat de echtgenote van de verdachte eveneens getroffen wordt door de gevolgen van het laakbare handelen van de verdachte, maakt het oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf recht doet aan het bewezenverklaarde, niet anders.
Alles afwegende kan het hof zich vinden in de in eerste aanleg opgelegde straf. Ook het hof acht een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Hoewel de strafoplegging in beginsel pleit voor opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, acht het hof het niet noodzakelijk om de schorsing reeds bij arrest op te heffen.
Beslag
Het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een laptop van het merk Toshiba, met behulp waarvan het onder 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, gelet op het daarop aangetroffen kinderpornografisch materiaal.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 15.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep tot een bedrag van € 1.500,00 toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor het meergevorderde geldbedrag is de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de aan de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 1.500,00. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In de eerste plaats is het hof, anders dan door de advocaat van de benadeelde partij is gesteld, van oordeel dat in de onderhavige zaak geen sprake is van groepsaansprakelijkheid, omdat niet kan worden gesproken van een groep in de zin van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Het onder 1 bewezenverklaarde feit ziet op een op zichzelf staande gebeurtenis, op één datum en één plaats. De omstandigheid dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde heeft gechat met de medeverdachte [medeverdachte] op de site chattenmetvreemden.nl over die seksafspraak met [medeverdachte] en de benadeelde partij, terwijl [medeverdachte] op die chatsite tevens gelijksoortige afspraken met andere personen op andere data en plaatsen heeft gemaakt, maakt niet dat de verdachte ook aansprakelijk kan worden gehouden voor schade die door [medeverdachte] en anderen is veroorzaakt tijdens een afspraak waarbij de verdachte niet betrokken is geweest.
Het hof overweegt voorts dat immateriële schade in dit geval slechts dan voor vergoeding in aanmerking komt indien deze schade valt onder het bereik van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, BW. Het ligt op de weg van de benadeelde partij om voldoende concrete gegevens aan te voeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval een psychische beschadiging is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel is of had kunnen zijn vastgesteld. Immateriële schadevergoeding kan in uitzonderlijke gevallen ook worden toegewezen in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer, waardoor kan worden gesproken van schending van een persoonlijkheidsrecht en daarmee van aantasting in de persoon.
Uit het ‘Verzoek tot Schadevergoeding’, de daarbij gevoegde bijlagen en de door de advocate van de benadeelde partij gegeven toelichting daarop ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep alsmede uit de schriftelijke slachtofferverklaringen van de mentor en een nichtje van de benadeelde partij volgt dat het bewezenverklaarde handelen van de verdachte (en de medeverdachte) impact op de benadeelde partij heeft, ook al kan zij dat zelf niet onder woorden brengen. Naar het oordeel van het hof brengen de aard en de ernst van de normschending in dit geval reeds mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen.
Mede gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, begroot het hof – net als de rechtbank – de schade die de benadeelde partij rechtstreeks door het onder 1 bewezenverklaarde heeft geleden naar billijkheid op een bedrag van € 1.500,00. De omstandigheid dat deze schade reeds door de verdachte is vergoed, maakt naar het oordeel van het hof niet dat de benadeelde partij in zoverre niet zou kunnen worden ontvangen in haar vordering. De verdachte is tot vergoeding van deze immateriële schade gehouden. Het hof acht dit bedrag toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de dag van het ontstaan van de schade, te weten de pleegdatum 10 mei 2022. Het hof merkt hierbij op dat door de verdachte nog geen wettelijke rente is betaald. Tot vergoeding van de schade is naast de verdachte ook de mededader gehouden. Zij zijn derhalve hoofdelijk aansprakelijk voor deze schade. Indien en voor zover één van hen (een deel van) deze schade betaalt of heeft betaald, zal ook de ander daardoor zijn bevrijd van zijn betalingsverplichting. Tot slot zal het hof beslissen omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het meergevorderde (een bedrag van € 13.500,00) zal worden afgewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 1.500,00. De verdachte en de medeverdachte zijn daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 240b, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1 STK computer, merk Toshiba laptop, grijs (omschrijving: PL2100-2022161603-G2042872).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro)ter zake van
immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader
hoofdelijkvoor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de
wettelijke rentevanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Wijstde vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het
overige af.
Legt aan de verdachte de hoofdelijke verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde partij], ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro)als vergoeding voor
immateriële schade, vermeerderd met de
wettelijke rentevanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de
duurvan de
gijzelingop ten hoogste
25 (vijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de
aanvangsdatumvan de
wettelijke rente voor de immateriële schade op
10 mei 2022.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. N.I.B.M. Buljevic, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 19 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

BIJLAGE: BEWIJSMIDDELEN

(PRO MEMORIE)

Voetnoten

1.Het hof heeft, net als de rechtbank, vastgesteld dat de inleidende dagvaarding van de verdachte een gebrekkige/foutieve nummering van de aan de verdachte tenlastegelegde feiten kent, nu louter sprake is van feit 1 (primair en subsidiair) en feit 3. Het hof houdt in dit arrest deze nummering van de dagvaarding aan.