In deze zaak, die op 20 februari 2025 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep inzake het gezag en de omgang van de vader met zijn minderjarige kind, geboren in 2012. De vader, vertegenwoordigd door mr. L.M. van den Dungen, heeft in hoger beroep verzocht om wijziging van het gezag en omgang met zijn kind, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door mr. K.C.M. Schreurs, zich hiertegen verzet. De Raad voor de Kinderbescherming is ook betrokken in deze procedure.
In een eerdere beschikking van 14 september 2023 had het hof bepaald dat de vader en het kind recht hebben op omgang in het kader van een BOR II-traject. Echter, dit traject is niet van de grond gekomen, wat heeft geleid tot een nadere mondelinge behandeling op 16 januari 2025. Tijdens deze behandeling zijn zowel de vader als de moeder gehoord, evenals de Raad. De vader is niet verschenen, wat vragen oproept over zijn betrokkenheid. De moeder heeft aangegeven dat zij geen omgang meer wil en dat het kind ook geen contact met de vader wenst.
Het hof heeft geconcludeerd dat het eenhoofdig gezag van de moeder noodzakelijk is in het belang van het kind, gezien de lange periode waarin de vader geen contact heeft gehad en zijn gebrek aan initiatief om het BOR II-traject te starten. Het hof heeft besloten om de zaak aan te houden tot 18 december 2025, in afwachting van de resultaten van het BOR II-traject, en heeft de ouders verwezen naar een zorgaanbieder voor dit traject. De beslissing over het gezag is bekrachtigd, waarbij de moeder voortaan alleen het gezag over het kind zal uitoefenen.