ECLI:NL:GHSHE:2025:425

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
200.341.671_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangs- en zorgregeling voor minderjarigen na beëindiging van relaties tussen ouders

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een hoger beroep met betrekking tot de omgangs- en zorgregeling voor twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], na de beëindiging van de relaties tussen hun ouders. De vader, verzoeker in principaal hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Limburg van 27 februari 2024 aangevochten, waarin een zorg-/omgangsregeling was vastgesteld. De moeder, die in incidenteel hoger beroep ging, verzocht om wijziging van het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] naar een eenhoofdig gezag.

Tijdens de mondelinge behandeling op 9 januari 2025 hebben beide ouders, bijgestaan door hun advocaten, hun standpunten toegelicht. De Raad voor de Kinderbescherming was ook aanwezig. Het hof heeft de ouders de gelegenheid gegeven om tot overeenstemming te komen over de zorg-/omgangsregeling. Uiteindelijk hebben de ouders overeenstemming bereikt, wat leidde tot een wijziging van de zorg-/omgangsregeling. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de nieuwe regeling vastgesteld, waarbij de kinderen in beginsel tijdens vakanties en feestdagen bij de moeder verblijven, met de mogelijkheid tot afwijkingen in onderling overleg.

De beslissing van het hof houdt in dat de verzoeken van beide ouders met betrekking tot het ouderlijk gezag niet-ontvankelijk zijn verklaard, en dat de eerdere beschikking van de rechtbank is vernietigd voor zover deze betrekking had op de zorg-/omgangsregeling tijdens de zomervakantie. De nieuwe regeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft de ouders verzocht om in goed overleg de zorg- en opvoedingstaken te verdelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 20 februari 2025
Zaaknummer: 200.341.671/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/325601 / FA RK 23-4838
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.E. Koopmans,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. D.P.A.M. Haerkens-Vlemmix.
Deze zaak gaat over:
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 27 februari 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in principaal en incidenteel hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 24 mei 2024, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende alsnog te beslissen en het subsidiaire gewijzigde verzoek van de moeder d.d. 19 februari 2024 toe te wijzen, en (aanvullend) de vader alsnog te belasten met het ouderlijk gezag over [minderjarige 2] .
2.2.
Bij verweerschrift, tevens houdende nieuwe zelfstandig verzoek tot wijziging van gezamenlijk gezag in eenhoofdig gezag, met producties, ingekomen ter griffie op 3 juli 2024, heeft de moeder verzocht de vader niet ontvankelijk te verklaren in zijn aanvullend verzoek, althans de verzoeken van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
De moeder verzoekt het hof te bepalen dat het gezamenlijk gezag van de ouders over [minderjarige 1] wordt beëindigd en dat zij voortaan alleen met het gezag over [minderjarige 1] wordt belast.
2.3.
Bij verweerschrift in incidenteel hoger beroep, met productie, ingekomen ter griffie op
12 september 2024, heeft de vader verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar zelfstandig verzoek dan wel het zelfstandig verzoek van de moeder af te wijzen althans een beslissing te nemen die het hof juist acht.
2.4.
De moeder heeft op 14 oktober 2024 een aanvullend verzoek in incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht de bestreden beschikking te wijzigen voor wat betreft de vastgestelde zorg-/omgangsregeling en primair te bepalen dat de hervatting van de zorg-/omgangsregeling onder begeleiding van [instantie] zal plaatsvinden en subsidiair te bepalen dat er een raadsonderzoek wordt gelast naar de vraag welke opbouw naar hervatting van de zorg-/omgangsregeling het meest tegemoet komt aan de belangen van de kinderen.
2.5.
De vader heeft op 11 november 2024 een verweerschrift op het aanvullend verzoek in incidenteel hoger beroep, met producties, ingediend en verzocht het aanvullend verzoek in incidenteel hoger beroep van de moeder af te wijzen althans een beslissing te nemen die het hof juist acht.
2.6.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 januari 2025. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
-de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.7.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het procesdossier in eerste aanleg;
- de brief met bijlagen (productie 8 en 9) namens de moeder, ingekomen ter griffie op
19 december 2024;
- de brief met bijlagen (productie a t/m f) namens de vader, ingekomen ter griffie op
30 december 2024.

3.De feiten in het principaal en incidenteel hoger beroep

3.1.
De ouders hebben een relatie gehad, uit welke relatie [minderjarige 1] is geboren. De relatie is na de geboorte van [minderjarige 1] beëindigd. De ouders hebben daarna opnieuw een relatie gekregen, uit welke relatie [minderjarige 2] is geboren. Ook deze relatie is na de geboorte van [minderjarige 2] beëindigd. De vader heeft de kinderen erkend. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] uit. De moeder oefent alleen het ouderlijk gezag over [minderjarige 2] uit.
3.2.
De ouders hebben op 7 november 2017 een ouderschapsplan getekend met daarin opgenomen een zorg-/omgangsregeling en een door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. Bij beschikking van 20 december 2017 is bepaald dat de onderlinge regelingen zoals opgenomen in het ouderschapsplan als in de beschikking opgenomen zullen worden beschouwd.

4.De omvang van het geschil in het principaal en incidenteel hoger beroep

4.1.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, het volgende beslist. De rechtbank:
- wijzigt het tussen partijen op 7 november 2017 overeengekomen ouderschapsplan en de beschikking van deze rechtbank van 20 december 2017, voor wat betreft de daarin opgenomen zorg-/omgangsregeling en kinderalimentatie, alsook een daarna in onderling overleg overeengekomen zorg-/omgangsregeling en kinderalimentatie;
- stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige 1] een zorgregeling vast en stelt met betrekking tot [minderjarige 2] een omgangsregeling vast, inhoudende dat de kinderen bij de vader verblijven:
- eenmaal per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij de
vader de kinderen ophaalt en terugbrengt;
- tijdens de drie weken bouwvak in de zomervakantie, met uitzondering van de
kindervakantieweek indien deze in de bouwvak valt.
4.2.
De vader kan zich met de beslissing over de zorg-/omgangsregeling tijdens de zomervakantie niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. De moeder heeft verweer gevoerd en incidenteel hoger beroep ingesteld.

5.De beoordeling in het principaal en incidenteel hoger beroep

5.1.
Het hof heeft de mondelinge behandeling in hoger beroep enige tijd geschorst om de vader en de moeder in de gelegenheid te stellen om in onderling overleg tot overeenstemming te komen ten aanzien van de zorg-/omgangsregeling en het gezag. Partijen zijn het eens geworden over de zorg-/omgangsregeling en hebben verzocht deze overeenstemming vast te leggen in de beschikking. Gelet hierop gaat het hof ervan uit dat de grieven van partijen ten aanzien van de zorg-/omgangsregeling niet langer worden gehandhaafd en dat de ouders hun verzoeken wijzigen overeenkomstig de bereikte overeenstemming. Het hof zal de onderstaande regeling opnemen.
5.2.
Ten aanzien van de zorg-/omgangsregeling tijdens vakanties en feestdagen (en dus ook tijdens de zomervakantie) wordt aangesloten bij het subsidiaire verzoek van de moeder in eerste aanleg. De kinderen verblijven tijdens de vakanties en feestdagen in beginsel bij de moeder en in onderling overleg kan hiervan worden afgeweken, waarbij de reguliere weekendregeling, zodra deze weer is hervat, tijdens de vakanties en feestdagen ook doorloopt, tenzij de moeder hiervan wenst af te wijken in verband met een geplande vakantie of activiteiten, waarbij zij dit tijdig kenbaar zal maken aan de vader.
5.3.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling de aanvullende verzoeken in hoger beroep met betrekking tot het gezag ingetrokken. Het hof zal daarom partijen beiden niet-ontvankelijk verklaren in hun verzoeken dienaangaande.
5.4.
Ten overvloede merkt het hof op dat partijen tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep eveneens hebben afgesproken dat de moeder (opnieuw) toestemming zal geven aan [instantie] om de vader te informeren over het traject van [minderjarige 2] .
5.5.
Het voorgaande brengt mee dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en overeenkomstig de bereikte overeenstemming als volgt zal beslissen.

6.De beslissing

Het hof:
in principaal en incidenteel hoger beroep:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 27 februari 2024 voor zover het de zorg-/omgangsregeling tijdens de zomervakantie betreft (beslissing onder 7.2. tweede gedachtestreep);
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tijdens vakanties en feestdagen tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige 1] een zorgregeling vast en stelt met betrekking tot [minderjarige 2] een omgangsregeling vast, inhoudende dat:
- de kinderen tijdens de vakanties en de feestdagen in beginsel bij de moeder verblijven en in onderling overleg hiervan kan worden afgeweken, waarbij de reguliere weekendregeling, zodra deze weer is hervat, tijdens de vakanties en feestdagen ook doorloopt, tenzij de moeder hiervan wenst af te wijken in verband met een geplande vakantie of activiteiten, waarbij zij dit tijdig kenbaar zal maken aan de vader;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek ten aanzien van het ouderlijk gezag;
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek ten aanzien van het ouderlijk gezag;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.M. Goes, A.M. Bossink en E.P. de Beij en is op 20 februari 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.