In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een hoger beroep met betrekking tot de omgangs- en zorgregeling voor twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], na de beëindiging van de relaties tussen hun ouders. De vader, verzoeker in principaal hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Limburg van 27 februari 2024 aangevochten, waarin een zorg-/omgangsregeling was vastgesteld. De moeder, die in incidenteel hoger beroep ging, verzocht om wijziging van het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] naar een eenhoofdig gezag.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 januari 2025 hebben beide ouders, bijgestaan door hun advocaten, hun standpunten toegelicht. De Raad voor de Kinderbescherming was ook aanwezig. Het hof heeft de ouders de gelegenheid gegeven om tot overeenstemming te komen over de zorg-/omgangsregeling. Uiteindelijk hebben de ouders overeenstemming bereikt, wat leidde tot een wijziging van de zorg-/omgangsregeling. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de nieuwe regeling vastgesteld, waarbij de kinderen in beginsel tijdens vakanties en feestdagen bij de moeder verblijven, met de mogelijkheid tot afwijkingen in onderling overleg.
De beslissing van het hof houdt in dat de verzoeken van beide ouders met betrekking tot het ouderlijk gezag niet-ontvankelijk zijn verklaard, en dat de eerdere beschikking van de rechtbank is vernietigd voor zover deze betrekking had op de zorg-/omgangsregeling tijdens de zomervakantie. De nieuwe regeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft de ouders verzocht om in goed overleg de zorg- en opvoedingstaken te verdelen.