ECLI:NL:GHSHE:2025:426

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
200.329.653_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep over de zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige, geboren op 17 juli 2021 te Tilburg. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft een verzoek ingediend om de bestaande regeling omtrent de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen. De man, verweerder in hoger beroep, heeft hiertegen geen verweer gevoerd. Het hof heeft eerder partijen verwezen naar Bureau Mediation om te trachten overeenstemming te bereiken, maar dit is niet gelukt. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 januari 2025 is het hof op de hoogte gesteld van de stand van zaken en de uitkomsten van een overleg van de Jeugdbeschermingstafel, waaruit bleek dat de Raad voor de Kinderbescherming een beschermingsonderzoek zal uitvoeren. Het hof heeft besloten dat het traject bij de betrokken instantie doorloopt en dat de vader en de minderjarige recht hebben op begeleid contact. Het hof heeft de Raad verzocht om het beschermingsonderzoek uit te breiden met een omgangsonderzoek en houdt verdere beslissingen aan tot 20 oktober 2025, in afwachting van de resultaten van dit onderzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 20 februari 2025
Zaaknummer: 200.329.653/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/407836 / FA RK 23-1442
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.A.M. van Weely,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. N.A. Boelhouwer.
Deze zaak gaat over
[minderjarige] (hierna: [minderjarige] ),
geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio [regio] , locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking van 25 januari 2024

Bij die beschikking heeft het hof, voor zover thans nog van belang, partijen verwezen naar Bureau Mediation teneinde via bemiddelingsgesprekken te trachten overeenstemming te bereiken over de tussen hen bestaande geschillen ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [minderjarige] .
Het hof heeft iedere verdere beslissing op het verzoek aangaande de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [minderjarige] aangehouden tot 23 mei 2024 pro forma.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 16 januari 2025. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vrouw, bijgestaan door mr. Van Weely;
-de man, bijgestaan door mr. Boelhouwer;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
6.2.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- een e-mailbericht van Bureau Mediation van 20 februari 2024, met de mededeling dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt;
- het V8-formulier ingediend door de advocaat van de vrouw op 14 mei 2024;
- het V6-formulier ingediend door de advocaat van de man op 23 mei 2024;
- het V6-formulier met bijlagen ingediend door de advocaat van de vrouw op 6 januari 2025;
- het V6-formulier met bijlagen ingediend door de advocaat van de vrouw op 9 januari 2025.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Partijen hebben tijdens het mediationtraject geen overeenstemming bereikt over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [minderjarige] .
7.2.
Het hof heeft daarna op verzoek van partijen een nadere mondelinge behandeling gelast teneinde met partijen de actuele stand van zaken en de gevolgen hiervan voor de onderhavige procedure te bespreken.
7.3.
De moeder verzoekt in hoger beroep de door partijen in artikel 3.1.1 van het ouderschapsplan overeengekomen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [minderjarige] te wijzigen, en in plaats daarvan te bepalen dat de vader en [minderjarige] gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar gedurende maximaal één tot twee momenten per week, in onderling overleg tussen partijen te bepalen, althans een zodanige regeling vast te stellen die het hof in het belang van [minderjarige] wenselijk voorkomt.
7.4.
De vader heeft hiertegen geen verweer gevoerd noch incidenteel appel ingesteld.
7.5.
Uit de stukken en uit het besprokene tijdens de nadere mondelinge behandeling in hoger beroep is het hof gebleken dat op 7 januari 2025 een overleg van de Jeugdbeschermingstafel heeft plaatsgevonden. De vader heeft het verslag hiervan in het geding gebracht.
Tijdens dit overleg van de Jeugdbeschermingstafel is besloten dat de raad een beschermingsonderzoek zal gaan verrichten. De wachttijd hiervoor bedraagt vier tot vijf maanden. Verder is tijdens het overleg van de Jeugdbeschermingstafel besloten dat de hulpverlening van [instantie] – bestaande uit het begeleiden van het contact tussen de vader en [minderjarige] en de ouderschapsbemiddeling – in de tussentijd zal doorlopen. Op dit moment heeft de vader één keer per week gedurende anderhalf uur begeleid contact met [minderjarige] bij [instantie] op locatie. Na drie begeleide contactmomenten tussen de vader en [minderjarige] vindt er een evaluatie plaats, waarin wordt bekeken of een uitbreiding van de contactmomenten mogelijk is.
7.6.
Tijdens de nadere mondelinge behandeling is het hof verder gebleken dat partijen het erover eens zijn dat het door de raad nog te verrichten beschermingsonderzoek moet worden uitgebreid met een onderzoek naar welke regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken het meest in het belang van [minderjarige] is. Ook zijn partijen het erover eens dat in de tussentijd het traject bij [instantie] doorloopt en dat zij de aanwijzingen van [instantie] (onder meer ter zake van het contact tussen de vader en [minderjarige] ) moeten opvolgen. Tijdens de nadere mondelinge behandeling heeft ook de raad geadviseerd het beschermingsonderzoek uit te breiden met een ‘omgangsonderzoek’.
7.7.
Het hof zal, gelet op het voorgaande, de raad verzoeken om het nog door de raad te verrichten beschermingsonderzoek uit te breiden met een onderzoek naar welke regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en [minderjarige] het meest in het belang van [minderjarige] is.
7.8.
Het hof bepaalt dat – in afwachting van de uitkomsten van voornoemd onderzoek van de raad – het traject van partijen bij [instantie] doorloopt, dat de vader en [minderjarige] in het kader van dit traject gerechtigd zijn tot het hebben van (begeleid) contact met elkaar, en dat partijen de aanwijzingen van [instantie] (onder meer ter zake van de uitbreiding van het contact tussen de vader en [minderjarige] ) moeten opvolgen.
7.9.
Het hof houdt de verdere behandeling van de zaak (mede gelet op de huidige wachttijd bij de raad voordat het onderzoek kan starten) voor de duur van
acht maandenaan, derhalve tot
20 oktober 2025 pro forma,teneinde de resultaten van het onderzoek en het advies van de raad af te wachten. Partijen worden vervolgens door het hof in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.
Zo nodig bepaalt het hof een nadere mondelinge behandeling.
7.10.
Op grond van het voorgaande zal het hof beslissen als hierna onder 8 vermeld.

8.De beslissing

Het hof:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen conform hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 7.7. van deze beschikking is overwogen;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
bepaalt dat – in afwachting van de uitkomsten van voornoemd onderzoek van de raad – het traject van partijen bij [instantie] doorloopt, dat de vader en [minderjarige] , geboren op 17 juli 2021 te Tilburg, in het kader van dit traject gerechtigd zijn tot het hebben van (begeleid) contact met elkaar, en dat partijen de aanwijzingen van [instantie] (onder meer ter zake van de uitbreiding van het contact tussen de vader en [minderjarige] ) moeten opvolgen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing aan tot 20 oktober 2025 PRO FORMA.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, E.M.D.M. van der Linden en G.M. Goes en is uitgesproken op 20 februari 2025 in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.