ECLI:NL:GHSHE:2025:440

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
200.347.225_01 en 200.347.229_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van verzoeken in hoger beroep inzake ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep met betrekking tot twee verzoeken van de moeder. De eerste betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling (zaaknummer 200.347.225/01) en de tweede betreft een machtiging tot uithuisplaatsing (zaaknummer 200.347.229/01). De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.M. van der Marel, had in beide zaken verzocht om de bestreden beschikkingen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te vernietigen en om haar verzoeken alsnog toe te wijzen. De GI, Jeugdbescherming Brabant, verzocht in beide zaken om het hoger beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikkingen in stand te laten.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 december 2024 heeft de moeder, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet deelgenomen. De vader, vertegenwoordigd door mr. R.P.V.W. Willems, heeft in zijn verweerschrift een grief ingediend tegen de beslissing van de rechtbank om hem niet als belanghebbende aan te merken. Het hof heeft de vader in hoger beroep wel als belanghebbende aangemerkt, en de advocaat van de moeder heeft zich niet langer verzet tegen deze beslissing.

Uiteindelijk heeft de moeder tijdens de mondelinge behandeling haar verzoeken in hoger beroep ingetrokken, wat het hof heeft geïnterpreteerd als een niet-handhaving van haar grieven. Dit leidde ertoe dat het hof de moeder niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar verzoeken in hoger beroep. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘S-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 20 februari 2025
Zaaknummers: 200.347.225/01 (verlenging ondertoezichtstelling) en 200.347.229/01 (machtiging tot uithuisplaatsing)
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/424006/ JE RK 24-1196 (verlenging ondertoezichtstelling) en C/02/424298 / JE RK 24-1237 (machtiging tot uithuisplaatsing)
[de moeder],
wonende een op een bij het hof bekend geheim adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.M. van der Marel,
tegen
Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI (de gecertificeerde instelling).
Het hof merkt als belanghebbende aan:
[de vader] ,wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.P.V.W. Willems,
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedures gekend:
De Raad voor de Kinderbescherming,hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 19 juli 2024, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

In zaaknummer 200.347.225/01 (ondertoezichtstelling)
2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 18 oktober 2024, heeft de moeder verzocht:
De bestreden beschikking te vernietigen en – opnieuw rechtdoende – bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te bepalen:
Dat de verzoeken van de moeder alsnog dienen te worden toegewezen, te weten;
I. de verzoeken van de GI af te wijzen;
II. de GI die de ondertoezichtstelling uitvoert te vervangen door een door het hof aan te wijzen gecertificeerde instelling;
II. de GI op te dragen ermee in te stemmen dat:
- de thans lopende zorgregeling wordt stopgezet, én;
- er pas een begeleide contactregeling komt nadat de vader heeft meegewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek én een succesvolle agressieregulatie therapie heeft afgerond én zich gedurende een periode van tenminste drie maanden onthouden heeft van contact zoeken met de ex-partner(s) van de moeder en/of haar sociale omgeving.
Dat het verzoek van de moeder om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen alsnog dient te worden toegewezen; en
Dat de vader niet als belanghebbende en/of als informant aangemerkt dient te worden.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 26 november 2024, heeft de GI verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te laten.
In zaaknummer 200.347.229/01 (machtiging tot uithuisplaatsing)
2.3.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 18 oktober 2024, heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en – opnieuw rechtdoende – bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te bepalen:
- dat de verzoeken van de moeder – zoals omschreven onder punt 3.2. van de bestreden beschikking – alsnog dienen te worden toegewezen; en
- dat het verzoek van de moeder om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen alsnog dient te worden toegewezen; en
- dat de vader niet als belanghebbende en/of als informant aangemerkt dient te worden.
2.4.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 22 november 2024, heeft de GI verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te laten.
In beide zaaknummers
2.5.
Bij verweerschrift met productie tevens houdende incidenteel hoger beroep, ingekomen ter griffie op 10 december 2024, heeft de vader verzocht in principaal hoger beroep de grieven van de moeder af te wijzen als zijnde onbewezen, ongegrond en niet steunend op de wet en de bestreden beschikking te bekrachtigen eventueel onder verbetering van de gronden.
In incidenteel hoger beroep verzoekt de vader om de bestreden beschikkingen te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de vader aan te merken als belanghebbende.
2.6.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 december 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • mr. Van de Marel;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] , [vertegenwoordiger van de GI 2] en [vertegenwoordiger van de GI 3] ;
  • de vader, bijgestaan door mr. Willems;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.6.1.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.6.2.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn eveneens de zaken met zaaknummers 200.347.232/01 en 200.347.239/01 behandeld. In deze zaken wordt bij separate beschikking beslist.

3.De beoordeling

3.1.
In zijn verweerschrift heeft de vader een grief gericht tegen de beslissing van de rechtbank om hem niet aan te merken als belanghebbende. Los van het feit dat het hof niet toekomt aan een inhoudelijke behandeling, zie hieronder, heeft het hof in hoger beroep de vader wél als belanghebbende aangemerkt en de advocaat van de moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling kenbaar gemaakt zich niet (langer) te verzetten tegen deze beslissing. Gelet hierop behoeft het bezwaar van de vader geen bespreking.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de moeder in beide zaaknummers de verzoeken in hoger beroep ingetrokken. Het hof maakt hieruit op dat de moeder haar grieven in beide zaaknummers niet handhaaft. Dit brengt mee dat het hof de moeder niet-ontvankelijk zal verklaren in de verzoeken in hoger beroep.

4.De beslissing

Het hof:
In beide zaaknummers:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoeken in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, E.M.D.M. van der Linden en M.I. Peereboom - van Drunick en is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.